Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
[naam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2014 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam pleegmoeder] , hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats] ,
[naam pleegvader] ,
Het procesverloop
Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster] .
De feiten
6 april 2021.
De verzoeken
De standpunten
In aanvulling op het verweerschrift van 22 juli 2020 is ter zitting naar voren gebracht dat niet wordt betwist dat de kinderen het goed hebben in het pleeggezin. De moeder heeft echter onvoldoende kansen gekregen en het verstrijken van de tijd werkt nu in haar nadeel. Volgens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2008/2009, 32 015, nr. 3, p. 34) is maatwerk vereist bij het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind. Niet kan worden gezegd dat de moeder niet in staat is om binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, omdat dit niet is onderzocht. De moeder betwist dat zij gezagsbeslissingen in de weg zou staan. Zij vreest dat zij terzijde wordt geschoven indien haar ouderlijk gezag wordt beëindigd en dat zij niet meer betrokken wordt bij beslissingen over de kinderen. Het ontbreekt de moeder aan vertrouwen in de hulpverleningsinstanties. Er is inmiddels telefonisch contact tussen de moeder en de kinderen en dat verloopt positief. De moeder wil graag, zoals de GI heeft voorgesteld, dat de bezoeken opnieuw worden vormgegeven, maar er moet gekeken worden naar de (on)mogelijkheden van een ieder. De bezoeken zijn zwaar voor zowel de kinderen als de moeder, omdat het op dit moment ontbreekt aan duidelijkheid. Wellicht kunnen er enkele belangrijke momenten uitgekozen worden waarop de bezoeken kunnen plaatsvinden. Het is immers van belang dat de kinderen ook tijd met hun halfbroertje kunnen doorbrengen. De moeder zal meewerken, in het belang van de kinderen, en zij verzet zich niet tegen het voortduren van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij wil echter, al dan niet op afstand, meegenomen worden in de beslissingen die worden genomen ten aanzien van de kinderen.
27 maart 2019 heeft overwogen dat het belang van de minderjarigen zich er tegen verzet om nog te onderzoeken of een thuisplaatsing bij de moeder mogelijk en in hun belang is. Het verzoek van de moeder om een onderzoek ex artikel 810a, tweede lid, Rv dient daarom te worden afgewezen.
De beoordeling
In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De beslissing
[naam moeder] , geboren op[geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder], over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Den Haag.