In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de koop van een appartementsrecht. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.I. Beij, had een appartement gekocht van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met de hulp van makelaar [gedaagde 3]. De koopovereenkomst werd gesloten op 2 september 2018, maar na de levering bleek dat de zolderverdieping niet tot het gekochte appartement behoorde, wat in strijd was met de verwachtingen die de eiseres had op basis van de verkoopbrochure. De eiseres vorderde schadevergoeding van € 44.000 op grond van tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, alsook andere vorderingen op basis van onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking.
De rechtbank oordeelde dat de informatie in de verkoopbrochure onjuist was, maar dat [gedaagde 3] de eiseres tijdig had geïnformeerd over de status van de zolderverdieping tijdens een bezichtiging. Hierdoor kon de eiseres niet langer vertrouwen op de onjuiste informatie uit de brochure. De rechtbank wees de vorderingen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 3] af, omdat de eiseres niet mocht verwachten dat de zolderverdieping bij het appartement hoorde. De vordering tegen [gedaagde 2] werd echter toegewezen, waarbij deze werd veroordeeld tot betaling van € 44.000, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de eiseres in de proceskosten van de verschenen gedaagden werd veroordeeld, terwijl de vordering tegen de niet verschenen gedaagde op haar eigen merites werd beoordeeld.