ECLI:NL:RBROT:2019:9703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
8029020 VZ VERZ 19-17592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vernietiging van ontslag op staande voet van beveiligingsmedewerker na gewelddadig incident

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een beveiligingsmedewerker, hierna aangeduid als [verzoeker], die zijn ontslag op staande voet aanvecht. Het ontslag volgde op een incident op 5 juli 2019 in een winkelcentrum, waarbij [verzoeker] betrokken raakte in een vechtpartij met een collega, [naam collega 2]. De werkgever, MAATbeveiliging B.V., had [verzoeker] op non-actief gesteld en hem op 9 juli 2019 ontslagen wegens het gebruik van geweld, wat in strijd was met de arbeidsovereenkomst en de geldende regels binnen het bedrijf. [verzoeker] verzocht de rechter om het ontslag te vernietigen en om zijn werkzaamheden te hervatten, met betaling van het verschuldigde loon.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven. De rechter stelde vast dat [verzoeker] niet de-escalerend had opgetreden tijdens het incident en dat zijn gedragingen, die leidden tot de vechtpartij, als ernstig verwijtbaar konden worden aangemerkt. De rechter benadrukte dat het ontslag op staande voet een ultimum remedium is, maar dat in dit geval de gedragingen van [verzoeker] zodanig waren dat van de werkgever niet verwacht kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8029020 VZ VERZ 19-17592
uitspraak: 13 december 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
tevens verweerder in het voorwaardelijk verzoekschrift,
gemachtigde: mr. A. Aaryf,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAATbeveiliging B.V.,
verweerster,
tevens verzoekster in het voorwaardelijk verzoekschrift,
gemachtigde: mr. N.L.E.M. Bynoe.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoeker] ’ en ‘Maatbeveiliging’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties, tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 223 Rv, ontvangen op 9 september 2019;
  • het verweerschrift, tevens voorwaardelijk verzoekschrift, met producties en een USB-stick met beeldmateriaal;
  • de nagekomen brief van [verzoeker] d.d. 25 november 2019;
  • de schriftelijke reactie van Maatbeveiliging van 28 november 2019.
1.2
Op 22 november 2019 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen [verzoeker] in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde en namens Maatbeveiliging mevr. [naam] , bijgestaan door de gemachtigde van Maatbeveiliging.
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[verzoeker] is op 30 oktober 2017 in dienst getreden bij Maatbeveiliging in de functie van beveiligingsmedewerker. Het overeengekomen brutoloon bedroeg € 1.674,79 exclusief vakantiegeld op basis van een parttimefactor van 79,94%.
In de arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang opgenomen:

Artikel 10. Algemene verplichtingen van de werknemer
(…)
10.12.
Gebruik van geweld door werknemer is in geen enkel geval toegestaan.
Artikel 11. Schorsing en ontslag op staande voet
11.1.
De werknemer kan op de voet van de artikelen 18 en 19 van de cao geschorst respectievelijk op staande voet worden ontslagen.
11.2.
Het herhaaldelijk in diskrediet brengen van de goede naam van werkgever bij opdrachtgevers kan aanleiding zijn werknemer op staande voet te ontslaan.
(…)
Artikel 20. Verklaring ontvangst arbeidsovereenkomst, CAO en Personeelsgids
(…)
20.2.
De werknemer verklaart van de werkgever de geldende CAO alsmede de Personeelsgids van werkgever te hebben ontvangen.
(…)’
2.2
De in artikel 20 van de arbeidsovereenkomst genoemde personeelsgids heeft als bijlage 7 het Protocol ‘Hoe te handelen bij agressie en geweld.’ In de personeelsgids is daarnaast nog opgenomen:

12. Integriteit- en sanctiebeleid
(…)
12.5
Geweld
Het gebruik van geweld is nimmer toegestaan. Uiteraard geeft de wet in Nederland aan dat in gevallen sprake kan zijn van noodweer en/of noodweer exces. De beoordeling hiervan is derhalve dan ook in handen van het Openbaar Ministerie en/of de Rechter. Deze handeling(en) kunnen leiden tot ontslag op staande voet.’
2.3
Op 5 juli 2019 was [verzoeker] werkzaam in een filiaal van [naam winkel] in Hoog Catharijne in Utrecht, een opdrachtgever van Maatbeveiliging. [verzoeker] werkte samen met een vrouwelijke collega, [naam collega 1] . Op enig moment hebben zij op camerabeelden geconstateerd dat een man, naar achteraf is vast komen te staan eveneens een medewerker van Maatbeveiliging, dhr. [naam collega 2] (hierna: [naam collega 2] ), enkele seconden een beveiligingscamera met zijn handen afdekte. [naam collega 2] was in het gezelschap van een vrouw. Naar aanleiding van de beelden hebben [naam collega 1] en [verzoeker] de man aangesproken. Na enkele minuten te hebben staan praten, heeft [naam collega 2] [verzoeker] een duw gegeven. [verzoeker] heeft hierop uitgehaald in de richting van [naam collega 2] , waarna zowel [verzoeker] als [naam collega 1] als [naam collega 2] en de vrouw, in gevecht zijn geraakt. Na afloop van het incident zijn [verzoeker] en [naam collega 2] door de politie aangehouden.
2.4
Op 7 juli 2019 is [verzoeker] in vrijheid gesteld.
2.5
Op 8 juli 2019 heeft Maatbeveiliging [verzoeker] op non-actief gesteld en hem uitgenodigd voor een gesprek op 9 juli 2019 om 13.00 uur. In de brief is verder, voor zover van belang, vermeld:
‘(…) Op vrijdag 05 juli jl. heeft er een incident plaatsgevonden bij een van onze opdrachtgevers. Naar aanleiding van dit incident heeft betreffende opdrachtgever, [naam winkel] (te Utrecht), reeds een klacht ingediend met betrekking tot uw handelen.
De klacht was een eerste aanleiding voor Maatbeveiliging om het incident nader te onderzoeken. (…)
Gedurende uw non actiefstelling zal er nader onderzoek worden verricht, waarbij camerabeelden en getuigen geraadpleegd en gehoord zullen worden, teneinde een goed beeld te verkrijgen van het incident.
(…)
Ik attendeer u erop dat de uitkomst van het onderzoek kan leiden tot verdere juridische maatregelen. Een ontslag op staande voet is hierbij niet uitgesloten. (…)’
2.6
Op 9 juli 2019 heeft Maatbeveiliging [verzoeker] tijdens een gesprek op staande voet ontslagen. Diezelfde dag heeft Maatbeveiliging aan [verzoeker] een ontslagbrief gestuurd, waarin, voor zover van belang, is vermeld:
‘Met deze brief bevestigen wij het gesprek van vandaag met uw direct leidinggevende dhr. [naam leiddinggevende] en ondergetekende. Tijdens dit gesprek is namens MAATBeveiliging medegedeeld dat uw dienstverband, na hoor en wederhoor te hebben toegepast, met onmiddellijke ingang is opgezegd wegens een dringende reden.
(…)
Op vrijdag 5 juli jl. had u een dienst bij [naam winkel] te Utrecht. Gedurende uw werkzaamheden in de CCTV ruimte zag u middels de camerabeelden een man die enkele seconden de camera afdekte met zijn hand. U besloot daarop een gesprek aan te gaan met de betreffende man (…) Dit gesprek resulteerde in een ernstig incident waarbij u geweld heeft gebruikt, resulterend in meerdere slachtoffers. U begrijpt dat uw handelen en gedragingen in het bijzonder haaks staan op uw functie. U begrijpt ook dat uw handelen niet alleen reflecteert op de betrouwbaarheid van uw persoonlijke functioneren, maar ook op de betrouwbaarheid van onze organisatie.
(…)
Hoe het ook zij, MAATbeveiliging beschouwt de escalatie en het geweld dat is toegepast door u tijdens het incident als ernstig verwijtbaar handelen. Zie ook uw arbeidsovereenkomst waarin is neergelegd dat het toepassen van geweld nimmer is toegestaan.
Het door ons in u gestelde vertrouwen is door uw handelen onherstelbaar beschadigd en u heeft de goede naam van MAATBeveiliging bij haar opdrachtgever in diskrediet gebracht.
(…)
MAATBeveiliging beschouwt de hiervoor omschreven dringende reden als ernstig verwijtbaar handelen, zodat geen aanspraak bestaat op de transitievergoeding.’

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoeker] heeft primair verzocht het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Maatbeveiliging te veroordelen om [verzoeker] in staat te stellen om zijn werkzaamheden voort te zetten en het verschuldigde loon vanaf de datum van ontslag te betalen, onder verstrekking van deugdelijke bruto/nettospecificaties.
Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht Maatbeveiliging te veroordelen om een billijke vergoeding te betalen van € 15.000,-, alsmede een vergoeding gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
3.2
[verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Maatbeveiliging onvoldoende stil heeft gestaan bij de rol van [naam collega 2] en de vrouw in het incident. [verzoeker] is door [naam collega 2] bedreigd en aangevallen en [verzoeker] heeft op de aanval gereageerd. Ook heeft Maatbeveiliging ten onrechte de uitkomst van het politieonderzoek niet afgewacht. In de ontslagbrief heeft Maatbeveiliging in zijn algemeenheid gesteld dat toepassing van geweld niet is toegestaan, maar welke klachten er precies zijn geuit, is onduidelijk. Van een werkgever mag verwacht worden dat er deugdelijk onderzoek wordt gedaan en dat een beslissing deugdelijk wordt gemotiveerd; daarvan is geen sprake. Als [verzoeker] , gelet op het feit dat hij zich moest verdedigen, al een verwijt kan worden gemaakt, rechtvaardigt dat nog niet de uiterste consequentie van een ontslag op staande voet. Mede gelet op het feit dat [verzoeker] altijd naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en de gevolgen – het is voor [verzoeker] vrijwel onmogelijk om nog werk te vinden in de beveiligingsbranche – groot zijn, is een ontslag op staande voet een te vergaande maatregel, aldus [verzoeker]
4. Het verweer en het voorwaardelijke tegenverzoek
4.1
Maatbeveiliging heeft verweer gevoerd en kort gezegd betoogd dat [verzoeker] uit hoofde van zijn functie de-escalerend dient op te treden. Uit onderzoek naar het incident, bestaande uit onder andere het bekijken van de camerabeelden, is naar voren gekomen dat [verzoeker] allerminst de-escalerend heeft opgetreden, maar in plaats daarvan juist geweld heeft gebruikt. Weliswaar kwam de eerste duw van [naam collega 2] , die overigens ook is ontslagen, [verzoeker] is degene geweest die daarop als eerste een vuistslag heeft uitgedeeld. Tot tweemaal toe was er daarna een moment waarop [verzoeker] en [naam collega 2] ‘uit elkaar’ waren, maar waar [verzoeker] zich toch weer in het gevecht heeft gemengd. Door de opdrachtgever van Maatbeveiliging is naar aanleiding van dit incident een klacht ingediend. [verzoeker] heeft in het gesprek op 9 juli 2019 geen enkele reden of excuus voor het door hem toegepaste geweld aangevoerd, zodat zowel obectief als subjectief sprake is van een dringende reden, aldus Maatbeveiliging.
4.2
In het geval dat het gegeven ontslag op staande voet zou worden vernietigd en de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan, verzoekt Maatbeveiliging de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoeker] en subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding.

5.De beoordeling

Het ontslag op staande voet
5.1
Het ontslag op staande voet is een ultimum remedium, dat, gelet op de verstrekkende gevolgen ervan, slechts bij uitzondering mag worden gegeven. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag óf van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Verder rust op Maatbeveiliging als werkgever de stelplicht en bewijslast van het bestaan en de dringendheid van de ontslagreden.
5.2
De door Maatbeveiliging aangevoerde dringende reden bestaat in dit geval uit de gedragingen van [verzoeker] op 5 juli 2019 tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden in de [naam winkel] in winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht. Hoewel de aanleiding van het incident dat heeft plaatsgevonden niet op de in het geding gebrachte camerabeelden te zien is, zijn partijen het erover eens dat [verzoeker] en zijn collega een aanleiding hadden om [naam collega 2] aan te spreken. Op de beelden is te zien dat [verzoeker] en zijn collega [naam collega 1] – op het oog rustig – staan te praten met [naam collega 2] en de vrouw met wie [naam collega 2] was. Na ongeveer 20 seconden neemt eerst [naam collega 1] en daarna ook [verzoeker] enige afstand. Enkele seconden later lopen zowel [verzoeker] als [naam collega 1] terug in de richting van het stel. Weer een paar seconden later lijkt [verzoeker] [naam collega 1] opdracht te geven om versterking op te roepen. [naam collega 1] heeft dit ter zitting verklaard en op de beelden is te zien dat [naam collega 1] een paar meter afstand neemt en haar telefoon/portofoon pakt. Terwijl [naam collega 1] aan het bellen is, doet [naam collega 1] na 55 seconden van het filmpje een stap naar voren waarbij hij tussen [naam collega 2] en de vrouw in komt staan, op hele korte afstand van [naam collega 2] . Beide mannen staan dan met hun borst bijna tegen elkaar aan. Op het moment dat [naam collega 1] bijna tegen [naam collega 2] aanstaat, geeft [naam collega 2] [verzoeker] een fikse duw als gevolg waarvan [verzoeker] een paar stappen naar achteren moet doen. [naam collega 1] doet hierop weer een paar stappen in de richting van [naam collega 2] en haalt met zijn arm uit in de richting van [naam collega 2] . Op dat moment ontstaat er een vechtpartij/ worsteling waar ook de vrouw die bij [naam collega 2] was, [naam collega 1] en een omstander zich mee bemoeien. Op de camerabeelden is te zien dat het nodige tumult ontstaat.
Na tussenkomst van een derde beveiliger en nog een aantal omstanders komt de situatie tot rust en na 1.40 minuten van het filmpje verlaten [naam collega 2] en de vrouw de winkel.
5.3
[naam collega 1] heeft - overigens eerst ter zitting - aangevoerd dat op het moment dat hij weg wilde lopen zoals te zien is op de beelden, [naam collega 2] hem bedreigde. [naam collega 2] zei op dat moment dat hij [naam collega 1] zou opwachten. Ook bleef de vrouw die bij [naam collega 2] was, [naam collega 2] opjutten. Zij riep dingen als ‘pak hem’. Een en ander is op de opnamen niet te horen, omdat de beelden zonder geluid zijn. Omdat [naam collega 1] [naam collega 2] van de vrouw wilde scheiden, zodat hij één op één met [naam collega 2] kon praten, deed hij een stap naar voren, aldus [naam collega 1] ter zitting. Op dat moment werd hij echter door [naam collega 1] aangevallen.
5.4
Na het bestuderen van de camerabeelden en het horen van de verklaring van [naam collega 1] daarover op zitting, is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet op goede gronden gegeven is. Het is weliswaar [naam collega 2] die de eerste geweldshandeling heeft verricht en [naam collega 1] een forse duw heeft gegeven, doch [verzoeker] heeft onvoldoende gedaan om de situatie niet te laten escaleren. Op het moment van de door [verzoeker] gestelde bedreiging, had het, mede gelet op zijn taak en functie om zoveel mogelijk de situatie te de-escaleren, voor de hand gelegen om afstand te bewaren en eventueel hulp in te schakelen. In plaats daarvan is [verzoeker] opnieuw de discussie aangegaan en steeds dichterbij [naam collega 2] gaan staan, waardoor laatstgenoemde zich kennelijk bedreigd voelde en [verzoeker] van zich af geduwd heeft. Ook op het moment dat [naam collega 1] door [naam collega 2] geduwd was, en de afstand tussen [verzoeker] en [naam collega 2] weer was vergroot, had hij die afstand kunnen behouden en kunnen voorkomen dat de situatie verder escaleerde. Het naar [naam collega 2] toe rennen en naar hem uithalen – los van de vraag of [verzoeker] [naam collega 2] op dat moment wel of niet geraakt heeft – is de tegenovergestelde reactie. Ook daarna zijn er nog twee momenten geweest, na 1.06 en 1.18 minuten waarbij [naam collega 1] weer op enige afstand was van [naam collega 2] en zich toch weer in het gevecht mengde. De combinatie van gedragingen van [naam collega 1] tijdens dit incident maakt dat moet worden geconcludeerd dat [naam collega 1] heeft bijgedragen aan het ontstaan, althans aan het laten voortduren van een geweldsincident, terwijl het inherent is aan zijn functie als beveiliger is om de orde en rust juist te bewaren en zoveel mogelijk de-escalerend op te treden. Dat [naam collega 1] uiteindelijk door de politierechter is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde mishandeling, zoals de gemachtigde van [naam collega 1] bij brief van 25 november 2019 heeft laten weten, doet aan de omschreven gedragingen, en daarmee aan de dringende reden, niet af. Immers, voor de politierechter geldt in het kader van het strafrecht een ander toetsingskader, dan voor de kantonrechter wanneer het gaat om de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet al dan niet op goede gronden gegeven is.
5.5
Zowel de primaire als subsidiaire verzoeken van [verzoeker] zullen, gelet op het voorgaande, worden afgewezen. [verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Maatbeveiliging vastgesteld op € 721,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Voorlopige voorziening
5.6
Nu reeds een beslissing in de bodemprocedure is gegeven, heeft [verzoeker] geen belang meer bij de door hem verzochte voorlopige voorziening, zodat deze wordt afgewezen. De proceskosten met betrekking tot dit deel van de procedure worden vastgesteld op nihil.
Voorwaardelijk tegenverzoek
5.7
Aan de voorwaarde voor het tegenverzoek is, nu het ontslag op staande voet standhoudt, niet voldaan. Het verzoek behoeft daarom geen verdere bespreking.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident:
  • wijst het verzoek af;
  • veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Maatbeveiliging vastgesteld op nihil:
In het verzoek:
  • wijst het verzoek af;
  • veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Maatbeveiliging vastgesteld op € 721,- aan salaris gemachtigde en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31945