In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een bewoner van Dordrecht, en de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht. Eiseres had een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen ontvangen, opgelegd door verweerder op 3 januari 2019, ter hoogte van € 64,80. Deze aanslag bestond uit € 2,80 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,- aan kosten voor naheffing. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 31 januari 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 22 november 2019 heeft eiseres, vergezeld door haar partner, haar standpunt toegelicht. Eiseres beschikte over een bewonersvergunning voor het parkeren, maar betwistte dat zij niet voldoende parkeerbelasting had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet had voldaan aan de voorwaarde dat het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd moest zijn. Hierdoor was er geen sprake van parkeren met de parkeervergunning, wat leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de zorgplicht van de gemeente en de software die gebruikt wordt voor het aanvragen van vergunningen verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de procedures voor het gebruik van de parkeervergunning duidelijk waren. Eiseres kon geen rechten ontlenen aan situaties waarin zij door de gemeente was gewaarschuwd over fout parkeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.