Op maandag 8 april 2019, omstreeks 01:40 uur, waren wij, verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2]
, met surveillancedienst belast en wij reden in een opvallend dienstvoertuig over de A20 richting Rotterdam. Wij zagen dat voor ons een personenauto, voorzien van kenteken [kentekennummer] , reed.
(…)
Wij zagen allebei op onze boordmeter dat wij ongeveer 120
kilometer per uur reden. Op dit moment was de maximale toegestane snelheid 100
kilometer per uur. Even verderop ging deze maximale toegestane snelheid naar 80
kilometer per uur. Wij zagen dat de snelheid van het voertuig hetzelfde bleef en dus
harder reed dan toegestaan. Wij zagen allebei dat de auto meerdere malen van links naar rechts slingerde in zijn eigen rijstrook. Wij zagen dat de auto niet in een rechte lijn reed.
(…)
Wij zagen dat het voertuig voorsorteerde om verder de A20 te
volgen. Vlak voor het einde van de rijbaanscheiding zagen wij dat het voertuig alsnog
naar rechts reed om af te slaan naar de Al 6.
(….)
Ook hier, tijdens het rijden in de bocht naar de Al6, zagen wij dat het voertuig meerdere malen van links naar rechts slingerde in zijn eigen rijstrook. Wij haalden het voertuig in. Wij keken allebei het voertuig in, op het moment dat wij er naast reden. Wij zagen dat de bijrijder een grote ballon in zijn handen en bij zijn mond had.
(…)
Ik kreeg alleen een rijbewijs overhandigd en zag dat de bestuurder betrof: [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] . Wij zagen dat de bestuurder erg sloom op ons over kwam. Wij zagen dat zijn oogleden hingen. Op de vraag waar het kentekenbewijs was, kregen wij in eerste instantie geen antwoord en leek het alsof de bestuurder niet wist wat hij moest
antwoorden en niet begreep wat een kentekenbewijs was. Zelfs nadat ik een aantal keren uitlegde dat dit het groene pasje was wat bij de auto hoorde.
Wij zagen dat er tussen de benen van de bijrijder een grote fles stond. Ambtshalve is het ons bekend dat door middel van deze flessen en ballonnen lachgas wordt geconsumeerd. Wij vroegen de inzittenden of dat lachgas betrof. Hierop antwoordden zij bevestigend.
(…)
Ik zag dat de bestuurder, op het moment dat ik hem aansprak, een rode, volle, ballon aan zijn mond had en de inhoud hiervan inhaleerde. Ik zag dat hij zijn portier opende. Ik zag dat er een blauwe, kapotte, ballon tussen zijn voeten lag. Ik zag dat er in het bestuurdersportier meerdere slagroompatronen lagen.