Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 29 augustus 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende tegenverzoeken, althans incidenteel verzoek ex artikel 843a Rv;
- de spreekaantekeningen van mr. Hooymayers;
- de pleitnota van mr. Huyzer;
- de overgelegde producties.
2.De feiten
Het is de werknemer verboden binnen een tijdvak van 6 maanden na beëindiging van de dienstbetrekking binnen de Benelux en Duitsland in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan de van de werkgever te vestigen, te drijven, mede te drijven, of te doen drijven, hetzij direct, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben.”
Gelet op de financiële situatie van de PFF Group is als PFF Group Management (PGM) op 1 juni 2015 besloten de salarissen van het PGM tijdelijk te verlagen met ingang van 1 juni 2015 met 10%. Concreet betekent dit voor jou een verlaging van € 1.500,00 per maand tot een salaris van € 13.500,00 bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek.
In het kader van het eerder gemelde onderzoek is u gevraagd uw medewerking te verlenen aan onder meer een reconstructie van de transactie met [bedrijf 2] . (…)
- i)
- ii)
- iii)
- iv)
- v)
- vi)
- vii)
3.Het verzoek
- aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van primair € 74.729,02 bruto, althans subsidiair € 67.256,12 bruto, vanwege de onregelmatige opzegging;
- aan [verzoeker] te voldoen de transitievergoeding ten bedrage van primair € 102.375,- bruto, althans subsidiair € 92.138,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening;
- aan [verzoeker] te voldoen een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ad, primair,
- aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van € 1.498,06 bruto, inclusief de wettelijke verhoging ad 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- aan [verzoeker] te voldoen een bedrag van € 80.007,10 bruto, inclusief de wettelijke verhoging ad 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening;
- aan [verzoeker] een eindafrekening te verstrekken waarop de bruto- en nettobedragen zijn vermeld, die zien op het hiervoor gevorderde, als ook een deugdelijke specificatie ter zake de nog aan [verzoeker] uit te keren bedragen, verband houdend met de levensloopregeling bij Brand New Day, als ook integrale medewerking te verlenen aan de afwikkeling van de levensloopregeling, welke medewerking ertoe dient te strekken dat door Brand New Day de rechtens aan [verzoeker] toekomende bedragen zullen worden uitbetaald, zulks binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking en zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum te verbeuren dwangsom van € 10.000,-;
- aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 10.073,35, althans een in goede justitie te bepalen bedrag betreffende de proceskosten, waaronder begrepen het salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
- primair te verklaren voor recht dat PFF geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en boetebeding, zoals opgenomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst d.d. 26 januari 2004 en/of dit beding integraal vervallen te verklaren, althans, subsidiair, het concurrentie- en boetebeding, opgenomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst d.d. 26 januari 2004, integraal te vernietigen.
5.Het verzoek ex artikel 223 Rv
6.Het verweer
- de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen;
- de verzoeken van [verzoeker] tot het treffen van voorlopige voorzieningen af te wijzen;
- [verzoeker] te veroordelen in de (na)kosten van de onderhavige procedure;
- de billijke vergoeding te matigen tot nihil, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- de verzochte wettelijke verhoging ten aanzien van het achterstallig salaris te matigen tot nihil, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- de door [verzoeker] verzochte proceskosten vast te stellen conform het toepasselijke liquidatietarief;
- het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met achterstallig en nog verschuldigd salaris over de niet in acht genomen opzegtermijn te matigen tot nihil, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- af te geven aan PFF alle zakelijke eigendommen van PFF, waaronder de gegevensdragers;
- te verstrekken aan PFF de gegevens benodigd voor toegang tot de PFF Gmailadressen;
- opgave te doen aan PFF van alle voor hemzelf toegankelijke e-mailadressen (waaronder het adres dat in de producties bij het verzoekschrift wordt aangeduid als ‘ik’) waarnaar [verzoeker] zakelijke correspondentie heeft doorgezonden vergezeld van een afschrift van alle aan zulke adressen verzonden resp. doorgezonden e-mails voor zover deze bescheiden vormen;
- over te gaan tot overlegging van, dan wel verstrekking van een afschrift van, dan wel inzage in dan wel verschaffing van een uittreksel van, alle bescheiden aan PFF;
- al het voorgaande op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat [verzoeker] na verloop van de genoemde termijn geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan enig onderdeel van de beschikking te voldoen, tot een maximum van € 25.000,-.
6.De beoordeling
Het ontslag op staande voet
ernstigverwijtbaar handelen zou in dit geval sprake kunnen zijn indien [verzoeker] moedwillig een gat van enkele miljoenen euro’s heeft laten ontstaan, dit evenzo moedwillig heeft willen verdoezelen door cruciale correspondentie via een vreemd Gmail-account te laten verlopen en later daarover desgevraagd heeft gelogen. Van dat alles is in deze procedure onvoldoende gebleken. [verzoeker] heeft de onderscheiden verwijten gemotiveerd weersproken. Daarbij heeft hij e-mails overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het gebruik van een Gmail-account binnen PFF niet ongebruikelijk was, hij kennelijk langs de gebruikelijke kanalen en afdelingen heeft gecommuniceerd, en voorts dat [naam 2] wel degelijk werd “ingekopieerd” in de e-mails met betrekking tot de kwestie [bedrijf 2] . Voor zoveel hij daarover vijf jaar later onjuist heeft verklaard kan daaruit niet zondermeer worden afgeleid dat hij heeft gelogen. Ook de kwestie van de hoge commissievergoeding aan de agent vormt geen omstandigheid op grond waarvan moet worden geoordeeld dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dat [verzoeker] de codes van zijn Gmail-account niet aan PFF heeft afgestaan tenslotte, mag weliswaar als het moedwillig achterhouden van informatie worden aangemerkt, maar ook daarvan geldt dat de verklaring die [verzoeker] daarvoor geeft plausibel is; hij wenste de toegang tot dat account als middel om zich te verweren niet te verspelen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om PFF alsnog ter zake van opgemelde punten tot bewijslevering toe te laten.