In deze zaak, die voortvloeit uit het faillissement van FB Process Equipment B.V., heeft de rechtbank Rotterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan. De curator, vertegenwoordigd door mr. R. van der Jagt, heeft een vordering ingesteld tegen Proton Ventures Engineering B.V., vertegenwoordigd door mr. H.E. Eelkman Rooda. De rechtbank heeft de procedure in conventie en reconventie beoordeeld, waarbij de zaak in reconventie is geschorst vanwege het faillissement van FB. De rechtbank heeft vastgesteld dat Proton aan de curator een bedrag van € 292.074,85, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en € 98.156,70, vermeerderd met wettelijke rente, dient te betalen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 4.714,00 toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de curator begroot op € 26.704,39, die Proton dient te vergoeden. De rechtbank heeft het bezwaar van Proton tegen uitvoerbaar verklaring bij voorraad gehonoreerd, gezien het faillissement van FB. De zaak in reconventie is geschorst, en de rechtbank heeft de vorderingen van Proton tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren en niet voor verrekening in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft de curator in het gelijk gesteld en Proton als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de kosten.