2.6[verweerder] is verschenen voor het bedoelde gesprek van 28 september 2018 en ook voor een vervolggesprek op (dinsdag) 2 oktober 2018. Bij brief van die laatste datum, met als onderwerp ‘mededeling dringende reden’, heeft FVH hem het volgende geschreven:
“(…)
Hierbij bevestigen wij dat wij vandaag (…) de uitkomsten van het onderzoek dat wij hebben verricht naar aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden op woensdag 26 en donderdag 27 september 2018, met u hebben besproken.
(…)
Op donderdag 27 september 2018 zijn onze opdrachtgever en FVH geïnformeerd door de bewaking van het WTC Rotterdam. De bewaking heeft ons meegedeeld dat zij aan de hand van videobeelden hebben vastgesteld dat een FVH-medewerker op woensdag 26 september 2018 in de expeditie ruimte van het WTC Rotterdam goederen in een tas heeft gestopt en deze tas vervolgens uit het zicht heeft weggezet. Ook is zichtbaar op camerabeelden dat hij meerdere malen zenuwachtig met de tas naar binnen en naar buiten loopt. Ook vertrekt hij later deze middag (…) met een jas over de tas via de hoofdentree van het WTC, nadat hij de tas eerst naast een kolom heeft geplaatst naast het beveiligingskantoor waar men zich bij vertrek dient af te melden.
Ook is op videobeeld vastgelegd dat deze FVH-medewerker de volgende dag, op donderdag 27 september 2018, goederen heeft klaar gezet achter een container, waaronder diverse bekers, een printer en een hand stofzuiger (stang). Deze goederen heeft hij samen met een andere persoon vanuit de expeditie ruimte van het WTC Rotterdam naar buiten meegenomen en in een busje/auto van GOM-schoonmaakbedrijf (…) geladen. Hij heeft nog enige tijd met deze persoon staan praten waarna de andere persoon met het busje met deze goederen erin is weggereden.
Nadat wij deze videobeelden hebben gezien, hebben wij vastgesteld dat u de betreffende FVH-medewerker bent. Wij hebben u daarom per diezelfde dag geschorst. Ook heeft onze opdrachtgever u per direct de toegang tot het pand ontzegd. Vervolgens bent u per e-mail uitgenodigd voor een gesprek op vrijdag 28 september 2018 bij ons op kantoor (…).
Op vrijdag 28 september 2018 hebben mevrouw [naam 2] , Operationeel Manager en een Portugees sprekende collega, namens FVH met u gesproken in het kader van het onderzoek naar de onregelmatigheden bij onze opdrachtgever WTC Rotterdam. U werd tijdens dit gesprek vergezeld door de heer Roberto die aangaf als uw woordvoerder te fungeren.
Tijdens dit gesprek heeft u in eerste instantie ontkend dat u betrokken zou zijn bij de onregelmatigheden. Echter, vervolgens heeft u zelf – in het Nederlands – erkend dat het slechts om een kapotte printer zou gaan die in de expeditie ruimte stond. Aanvullend heeft u toen – in het Portugees – erkend dat de spullen, waaronder de printer, inderdaad in de expeditie ruimte van het WTC stonden. Een man van schoonmaakbedrijf GOM had die spullen daar zien staan en had aan u gevraagd wat hiermee gedaan werd en of u een aantal spullen voor hem wilde bewaren, zodat hij ze later kon komen ophalen. Toen de betreffende man later terugkwam heeft u de spullen en de printer samen met hem in zijn busje/auto gelegd.
Na deze bekentenis werd er ‘ingegrepen’ door uw woordvoerder; u werd meerdere keren door uw woordvoerder gemaand uw mond te houden en niets meer te zeggen. Uw woordvoerder gaf daarbij aan dat bewakingsbeelden onbetrouwbaar zouden zijn en dat FVH niet kon bewijzen dat u betrokken bent bij het wegnemen van spullen.
Wij hebben u daarop meegedeeld dat (het betrokken zijn bij) het wegnemen en/of meegeven van spullen voor ons volstrekt onacceptabel is. Daarbij hebben wij u met klem gewezen op ons handboek, waarin heel duidelijk staat dat zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende geen goederen mogen worden meegenomen en/of verbruikt. Voor de volledigheid, de spullen waren niet van u en ook niet van deze persoon. U heeft geen schriftelijke toestemming gekregen van de eigenaar, de opdrachtgever en/of ons om de spullen c.q. de printer, mee te nemen of weg te geven. Daarbij komt nog dat u iemand toegang heeft verschaft tot het pand van onze opdrachtgever, hetgeen niet is toegestaan. Wij hebben u meegedeeld dat wij dit alles zeer hoog opnemen en dat de opdrachtgever overweegt aangifte te doen.
Omdat uw woordvoerder aangaf dat u niets meer zou verklaren, hebben wij u tot uiterlijk maandag 1 oktober 2018 16:00 uur de gelegenheid gegeven uw visie kenbaar te maken. Wij hebben echter niet van u vernomen. Vervolgens hebben wij u gebeld en meegedeeld dat u op dinsdag 2 oktober 2018 om 13:30 uur werd bij ons op kantoor wordt verwacht.
Vandaag, dinsdag 2 oktober 2018, hebben wij u meegedeeld dat voor ons vaststaat dat u betrokken bent geweest bij het wegnemen en/of meegeven van spullen; u heeft zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende, onze opdrachtgever en/of FVH, spullen (waaronder een printer) die stonden opgeslagen in de expeditie ruimte van het WTC Rotterdam en die niet in eigendom aan u toebehoren, weggenomen c.q. meegegeven aan een derde. Voorts heeft u een derde toegang verschaft tot het pand van onze opdrachtgever, zonder dat hiervoor toestemming is gegeven. Ook heeft u tijdens ons onderzoek verschillende, tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de spullen die u heeft weggenomen/weggegeven.
Aan u is meegedeeld dat, gelet op al het bovenstaande, FVH geen enkel vertrouwen meer in u heeft.
Door uw, voor FVH volstrekt onacceptabele gedragingen, bent u ons vertrouwen onwaardig geworden en heeft u grovelijk de plichten veronachtzaamd welke de arbeidsovereenkomst u oplegt. Als gevolg hiervan kan van FVH als werkgever redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met u te laten voortduren.
Uw gedragingen zoals in het bovenstaande omschreven leveren, zowel op zichzelf beschouwd als in onderlinge samenhang bezien, een dringende reden op voor een ontslag op staande voet en zijn tevens aan te merken als ernstig verwijtbaar handelen. FVH is dan ook van mening dat sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daarbij weegt mee dat FVH een zero-tolerance-beleid voert wat het wegnemen c.q. meegeven van goederen betreft, hetgeen onder andere volgt uit ons handboek.
Echter, gelet op uw persoonlijke omstandigheden, zijn wij eenmaal bereid u een vaststellingsovereenkomst aan te bieden, waarbij uw arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 1 november 2018, zonder toekenning van enige vergoeding. Bijgaand ontvangt u de vaststellingsovereenkomst*. Deze vaststellingsovereenkomst dient u
uiterlijk donderdag, 4 oktober 2018 vóór 17.00 uurondertekend aan ons te overhandigen.
Indien wij 4 oktober 2018 vóór 17.00 uur geen getekend exemplaar hebben ontvangen, komt ons aanbod zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst te vervallen, kunt u hieraan geen enkel recht ontlenen en wordt u in verband met de hierboven vermelde dringende reden op staande voet ontslagen. In dat geval zal de opdrachtgever aangifte doen van diefstal. Ook zullen wij ook de daadwerkelijk geleden schade en/of de gefixeerde schadevergoeding op u verhalen en deze schade (voor zover mogelijk) verrekenen met de eindafrekening.
Tot en met donderdag 4 oktober 2018 17.00 uur bent u geschorst
Wij adviseren u tot slot om voor ondertekening van de vaststellingsovereenkomst juridisch advies in te winnen.
(…)”.