In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Foppen Onroerend Goed B.V. en Maasdam Vastgoed B.V. over een onroerende zaak die via een internetveiling werd aangeboden. Foppen, de verkoper, had het pand te koop aangeboden via een professioneel internetveilingbedrijf, waarbij Maasdam had meegeboden maar niet de hoogste bieder was. Desondanks besloot Foppen het pand aan Maasdam te gunnen, wat leidde tot een rechtsgeldige koopovereenkomst volgens Foppen. Maasdam betwistte echter de geldigheid van deze overeenkomst en voerde aan dat er sprake was van een oneerlijke gang van zaken, aangezien Foppen zelf had meegeboden en uiteindelijk de hoogste bieder was geworden.
De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden waaronder de veiling plaatsvond, onredelijk bezwarend waren voor Maasdam. De Algemene Veilingvoorwaarden met Internetbieden voor vrijwillige veilingen 2013 (AVVIVV) en het Verkoopprotocol gaven de verkoper het recht om te gunnen aan een andere bieder, zelfs als deze niet het hoogste bod had gedaan. Dit creëerde een situatie waarin de verkoper de prijs kon manipuleren door zelf mee te bieden, zonder dat er onafhankelijk toezicht was op het biedingsproces. De rechtbank concludeerde dat het beding dat een bieder aan zijn bod gebonden blijft, ook als dit niet het hoogste bod is, onredelijk bezwarend was voor Maasdam, vooral gezien het feit dat er geen transparantie was in het biedingsproces.
Als gevolg van deze bevindingen werd het gevorderde door Foppen afgewezen en werd Foppen veroordeeld in de proceskosten van Maasdam, die op € 11.152 werden begroot. De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Maasdam het recht had om de kosten direct te vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.