ECLI:NL:RBROT:2019:8812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
C/10/552007 / HA ZA 18-560
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in internetveiling; verkoper mag meebieden en verplichting voor tweede bieder om af te nemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Foppen Onroerend Goed B.V. en Maasdam Vastgoed B.V. over een onroerende zaak die via een internetveiling werd aangeboden. Foppen, de verkoper, had het pand te koop aangeboden via een professioneel internetveilingbedrijf, waarbij Maasdam had meegeboden maar niet de hoogste bieder was. Desondanks besloot Foppen het pand aan Maasdam te gunnen, wat leidde tot een rechtsgeldige koopovereenkomst volgens Foppen. Maasdam betwistte echter de geldigheid van deze overeenkomst en voerde aan dat er sprake was van een oneerlijke gang van zaken, aangezien Foppen zelf had meegeboden en uiteindelijk de hoogste bieder was geworden.

De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden waaronder de veiling plaatsvond, onredelijk bezwarend waren voor Maasdam. De Algemene Veilingvoorwaarden met Internetbieden voor vrijwillige veilingen 2013 (AVVIVV) en het Verkoopprotocol gaven de verkoper het recht om te gunnen aan een andere bieder, zelfs als deze niet het hoogste bod had gedaan. Dit creëerde een situatie waarin de verkoper de prijs kon manipuleren door zelf mee te bieden, zonder dat er onafhankelijk toezicht was op het biedingsproces. De rechtbank concludeerde dat het beding dat een bieder aan zijn bod gebonden blijft, ook als dit niet het hoogste bod is, onredelijk bezwarend was voor Maasdam, vooral gezien het feit dat er geen transparantie was in het biedingsproces.

Als gevolg van deze bevindingen werd het gevorderde door Foppen afgewezen en werd Foppen veroordeeld in de proceskosten van Maasdam, die op € 11.152 werden begroot. De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Maasdam het recht had om de kosten direct te vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/552007 / HA ZA 18-560
Vonnis van 6 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOPPEN ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
eiseres,
advocaat mr. F.B.A.M. van Oss te Harderwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAASDAM VASTGOED BV,
gevestigd te ‘s-Gravendeel, gemeente Binnenmaas,
gedaagde,
advocaat mr. M.G.T. Uphus te Oud-Beijerland.
Partijen zullen hierna Foppen en Maasdam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 12 december 2018 en de daarin genoemde processtukken
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak
  • de overgelegde producties
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 juni 2019
  • de brief van 21 juni 2019 van mr. M.G.T. Uphus met commentaar op het – buiten aanwezigheid van partijen – opgemaakte proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In geding is kort gezegd het volgende: Foppen heeft een onroerende zaak (hierna: het pand) te koop aangeboden via een internetveiling, georganiseerd door een professioneel internetveilingbedrijf (BOG Auctions). Maasdam heeft meegeboden op die veiling maar zij was niet de hoogste bieder. Foppen heeft besloten het pand niet te gunnen aan de hoogste bieder maar aan Maasdam. Volgens Foppen is met Maasdam een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand gekomen en Foppen vordert nakoming daarvan. Maasdam betwist dit. Maasdam voert daartoe onder meer aan dat sprake is geweest van een oneerlijke gang van zaken, als volgt: een paar dagen na de veiling vernam Maasdam dat het pand aan haar werd gegund, ondanks dat Maasdam niet de hoogste bieder was. Maasdam was daarover verbaasd. Toen heeft dhr. [naam] (bestuurder van Maasdam) het internetveilingbedrijf gebeld. Maasdam heeft van dit bedrijf vernomen dat de verkoper zelf had meegeboden en dat de verkoper uiteindelijk zelf het hoogste bod had gedaan. Foppen heeft ter comparitie erkend dat zij meer dan één maal heeft meegeboden tijdens de veiling en dat zij zelf de hoogste bieder was. Volgens Foppen is dit op (internet)veilingen gebruikelijk en is het niet verboden.
2.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat Maasdam zich als deelnemer aan de internetveiling heeft gecommitteerd aan de algemene voorwaarden van die veiling. Dat betreft (onder meer) de Algemene Veilingvoorwaarden met Internetbieden voor vrijwillige veilingen 2013 (hierna: AVVIVV). Daarnaast is niet in geschil dat op de verkoop van het pand het Verkoopprotocol van toepassing is.
2.3.
Maasdam stelt zich op het standpunt dat artikel 6.1 van het Verkoopprotocol en artikel 5.3 van de AVVIVV 2013 in samenhang met de overige inhoud van de overeenkomst onredelijk bezwarend zijn.
Artikel 5.3. van de AVVIVV 2013 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Elke bieder blijft aan zijn Bod, ook al is dit niet het hoogste, gebonden, tot twee weken na de Veiling ….”
Artikel 9.2 van de AVVIVV 2013 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“…De Verkoper heeft het recht om te gunnen aan een ander dan de Hoogste Bieder”.
Artikel 6.1. van het Verkoopprotocol luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
Een Online Bieding is steeds ONVOORWAARDELIJK EN ONHERROEPELIJK
(…)”.
2.4.
Een beding in algemene voorwaarden is ingevolge artikel 6:233 BW onder a. vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
2.5.
De rechtbank overweegt het volgende. De AVVIVV en het Verkoopprotocol bepalen dat een bieder aan zijn bod is gebonden, ook als dit niet het hoogste bod is, terwijl de verkoper mag gunnen aan een ander dan de hoogste bieder. De AVVIVV en het Verkoopprotocol laten kennelijk de mogelijkheid open dat de verkoper meebiedt tijdens de veiling. Daarbij komt dat – zoals Maasdam heeft aangevoerd en door Foppen niet is betwist – er geen notaris is die toezicht houdt op de veiling en er voor de deelnemers geen inzicht is in het biedings- en gunningsproces. Zo is niet (anoniem) zichtbaar hoeveel partijen meebieden en welke partij welk bod of biedingen uitbrengt.
Uit dit alles volgt dat de mogelijkheid bestaat dat de prijs niet tot stand komt door vrije marktwerking maar door manipulatie van de prijs, terwijl de koper daar geen weet van heeft en hierop geen (onafhankelijk) toezicht is. De verkoper kan de prijs opdrijven door (meermaals) mee te bieden en als hij zelf het hoogste bod doet is dat geen bezwaar omdat de veilingvoorwaarden aan de verkoper het recht geven te gunnen aan iemand die niet het hoogste bod heeft gedaan.
De rechtbank acht het beding (ex artikel 6.1 van het Verkoopprotocol en artikel 5.3 van de AVVIVV 2013) dat een koper zijn bod gestand moet doen onder deze omstandigheden onredelijk bezwarend voor Maasdam. Het beding is in ieder geval onredelijk bezwarend in het geval de mogelijkheid bestaat dat de verkoper zelf mag meebieden en – ook als hij de hoogste bieder is – mag gunnen aan een lagere bieder die gedwongen wordt om af te nemen. Dit zou anders kunnen zijn indien aan de lagere bieder de reden wordt medegedeeld waarom alsnog aan hem wordt gegund én hem daarbij, op dat moment, tevens het recht wordt verleend om alsnog van de koop af te zien. Maar dat is hier niet aan de orde. Hierbij wordt nog in aanmerking genomen dat tussen partijen niet is onderhandeld over de AVVIVV en het Verkoopprotocol en dat als onbetwist vast staat dat Maasdam een klein familiebedrijf is dat geen juridische afdeling heeft.
Niet nodig is dat het beding nadeel van financiële aard met zich brengt (MvT, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6, p. 1580). Daarom noopt niet tot een ander oordeel dat Maasdam wel een bod gedaan had en dus kennelijk in eerste instantie nog wel bereid was om een bedrag van die hoogte te betalen.
2.6.
Voor zover de algemene voorwaarden niet van Foppen afkomstig zijn maar van het veilingbedrijf, maakt dat voor de beoordeling niet uit. Het bestreden beding maakt immers onderdeel uit van de koopovereenkomst tussen Foppen en Maasdam. Foppen beroept zich niet voor niets op dit beding. Daarmee is het een beding uit algemene voorwaarden van Foppen.
2.7.
Vanwege de terechte vernietiging van het beding rust op Maasdam geen afnameplicht. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.
2.8.
Foppen zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Maasdam. Maasdam verlangt kennelijk een volledige proceskostenvergoeding, nu zij een vergoeding van ruim € 14.000 aan advocaatkosten vordert.
Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). De hoge drempel die geld voor het recht op een volledige proceskostenvergoeding wordt in dit geval niet gehaald. De rechtbank zal volstaan met een vergoeding conform het gebruikelijke Liquidatietarief.
2.9.
De proceskosten worden begroot op € 11.152, zijnde:
- € 7.206 aan salaris advocaat (aan de hand van de Liquidatietarieven, 3 punten, Tarief VI ad
€ 2.402 per punt voor zaken met een waarde van € 195.000 tot € 390.000)
- € 3.946,- aan griffierecht.
Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met de gevorderde nakosten, die toewijsbaar zijn overeenkomstig de thans daarvoor geldende tarieven, alsmede met de gevorderde wettelijke rente over de nakosten.
De proceskostenveroordeling zal, zoals Maasdam verlangt, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Foppen in de proceskosten van Maasdam, tot op heden begroot op
€ 11.152, vermeerderd met € 157,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 82,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf 14 dagen na het eerste verzoek tot nakoming van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2019.
[2517/2872]