ECLI:NL:RBROT:2019:8102

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
10/152059-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en bedreiging met zware mishandeling

Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bedreiging met zware mishandeling. De verdachte, geboren in Turkije en woonachtig in België, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 juni 2019 in Rotterdam een vuurwapen, een hagelgeweer, voorhanden heeft gehad en in dezelfde periode de moeder van zijn echtgenote heeft bedreigd met zware mishandeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 158 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer en haar ouders, dat dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen onderbouwing was voor de gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft besloten tot een straf die recht doet aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/152059-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] (België),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (voorhanden hebben van een vuurwapen) en 2 (bedreiging met zware mishandeling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 38v Sr voor de duur van 2 jaren, inhoudende
  • een locatieverbod voor heel Nederland, waarbij wordt bepaald dat hij wel in Nederland aanwezig mag zijn bij of ten behoeve van rechtszittingen, en
  • een contactverbod ten aanzien van [naam slachtoffer] , haar ouders, en haar broers/zussen, waarbij wordt bepaald dat hij wel contact met hen mag hebben in aanwezigheid van een medewerker van Veilig Thuis of een door Veilig Thuis aan te wijzen hulpverlener, een en ander zolang Veilig Thuis dat nodig acht,
met 2 weken vervangende hechtenis per overtreding, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feiten 1 en 2
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 1 bewezen verklaarde voorhanden hebben van een vuurwapen en de onder 2 bewezen verklaarde bedreiging met zware mishandeling heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 juni 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 1 onder 3 van die wet in de vorm van een geweer, te weten een hagelgeweer met inscriptie [naam inscriptie] , kaliber 12 gauge, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 24 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend in een of meer telefoongesprek(ken) met [naam] , zijnde de moeder van die [naam slachtoffer] , het volgende te zeggen, daarbij doelend op die [naam slachtoffer] ,:
- Als ze thuis komt ga haar mond en neus kapot slaan (ga ik haar in elkaar slaan) en/
- Zij moet niet naar huis komen, ik ga haar in elkaar slaan en
- Als ze niet komt, ik ga haar in elkaar slaan en
- Moge ze mijn moeder neuken als ik haar gezicht niet in elkaar sla. Zij moet niet komen, als ze komt ga ik haar in elkaar slaan,
althans woorden van soortgelijke deigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
2.
bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en de maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn echtgenote bedreigd met zware mishandeling. Hij belde de moeder van zijn echtgenote op en, toen hij van haar begreep dat zijn echtgenote naar haar onderweg was, uitte hij meerdere bedreigingen aan het adres van zijn echtgenote. Hiermee heeft de verdachte bij zijn echtgenote de nodige angstgevoelens teweeg gebracht, zoals ook naar voren is gekomen uit haar op de zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
Vervolgens is hij in zijn auto gestapt en naar de woning van zijn schoonouders in Rotterdam gereden. Hij had toen een ongeladen vuurwapen (een hagelgeweer) bij zich. Dit vuurwapen lag in een vak in de laadruimte van de auto.Tegen wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden gelet op de gevaren die daarvan uit gaan. Wapens worden immers vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving, in het bijzonder omdat de kans bestaat dat een vuurwapen daadwerkelijk zal worden gebruikt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Gezien het tijdsverloop weegt dit niet in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank reden om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf zal worden beperkt tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel een bijzondere voorwaarde te verbinden. In de persoonlijke noch andere omstandigheden heeft de rechtbank aanleiding gevonden tot het opleggen van een behandelverplichting en meldplicht bij de reclassering.
Wel ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, te weten een contactverbod met [naam slachtoffer] en haar ouders. Dit met dien verstande dat hij wel contact met hen mag hebben met toestemming van en in aanwezigheid van een medewerker van Veilig Thuis of een door Veilig Thuis aan te wijzen hulpverlener onder andere om contact tussen de verdachte en zijn kinderen mogelijk te maken.
Gezien de huidige onderlinge verhouding tussen de verdachte en zijn echtgenote en de situatie waarin zij zich nu bevinden, houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer] . Daarom wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Het door de officier van justitie daarnaast nog gevorderde locatieverbod voor heel Nederland voor de duur van 2 jaar is te verstrekkend en oplegging van een locatieverbod voor een beperkter gebied - nog daargelaten dat de rechtbank daar, naast het contactverbod, ook geen aanleiding toe ziet - is niet mogelijk omdat niet bekend is waar [naam slachtoffer] en haar ouders nu verblijven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
8.2.
Beoordeling
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam zijn door de benadeelde partij niet gesteld. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen (vgl. HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519).
In het algemeen zal van geestelijk letsel slechts sprake zijn in het geval van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201). Om te kunnen vaststellen of daarvan sprake is, is een rapportage van een deskundige onontbeerlijk. Dergelijke gegevens zijn niet bij de vordering overgelegd.
Er is dus niet onderbouwd dat sprake is van aantasting in de persoon en om die reden zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 36b, 36c, 38v, 38w, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 158 (honderdachtenvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee (2) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , en haar ouders, gedurende 2 jaren na heden, met dien verstande dat hij wel contact met hen mag hebben met toestemming van en in aanwezigheid van een medewerker van Veilig Thuis of een door Veilig Thuis aan te wijzen hulpverlener;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
mrs. G.P. van de Beek en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 1 onder 3 van die wet in de
vorm van een geweer, te weten
een hagelgeweer met inscriptie [naam inscriptie] , kaliber 12 gauge,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2019 tot en met 25 juni 2019
te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in België
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend in een of meer telefoongesprek(ken) met [naam]
, zijnde de moeder van die [naam slachtoffer] , het volgende te zeggen,
daarbij doelend op die [naam slachtoffer] ,:
- Als ze thuis komt ga haar mond en neus kapot slaan (ga ik haar in
elkaar slaan) en/of
- Zij moet niet naar huis komen, ik ga haar in elkaar slaan en/of
- Als ze niet komt, ik ga haar in elkaar slaan en/of
- Moge ze mijn moeder neuken als ik haar gezicht niet in elkaar sla. Zij
moet niet komen, als ze komt ga ik haar in elkaar slaan,
althans woorden van soortgelijke deigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Rotterdam
op de openbare weg, de Persoonsstraat,
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een mes,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de
omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden
aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te
dreigen,
heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )