ECLI:NL:RBROT:2019:8101
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bedrijfskapitaal op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G.H. Amstelveen, en het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, vertegenwoordigd door mr. N.D. Fritz. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal op basis van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). De aanvraag werd op 29 augustus 2018 door verweerder afgewezen, omdat het bedrijf van eiser niet levensvatbaar werd geacht. Dit besluit werd in een later stadium, op 19 december 2018, bevestigd na bezwaar van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op een rapport van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), dat concludeerde dat het bedrijf van eiser niet levensvatbaar was. Eiser heeft betoogd dat zijn bedrijf wel levensvatbaar is, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn ervaring in de makelaardij en zijn plannen om zijn netwerk te verbeteren, niet overtuigend geacht. Bovendien heeft de rechtbank opgemerkt dat het IMK-rapport zorgvuldig was opgesteld en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat zijn bedrijf levensvatbaar was en dat verweerder terecht had besloten de aanvraag af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.