In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen een man en een vrouw. De man had op 3 april 2019 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. Echter, op 18 september 2019 heeft de man dit verzoek ingetrokken zonder opgaaf van redenen. De vrouw heeft hierop verzocht de man te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat in procedures tussen ex-partners het gebruikelijk is om de kosten te compenseren, maar in dit geval was dat niet aan de orde. De rechtbank oordeelde dat de man lichtvaardig had gehandeld door het verzoek in te dienen zonder eerst met de vrouw te overleggen, terwijl de vrouw eerder had aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan omgang. De rechtbank heeft de man daarom veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de vrouw, die zijn vastgesteld op € 624,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.