ECLI:NL:RBROT:2019:7866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/580153 / FA RK 19-7026
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens overschrijding beslistermijn in psychiatrische zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2019 een beschikking gegeven in een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 35 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van drie weken is overschreden, waardoor verzoeker langer in onzekerheid heeft verkeerd en onterecht langer is vastgehouden zonder geldige titel. De overschrijding van de beslistermijn heeft geleid tot een toekenning van een schadevergoeding van in totaal € 530,-, waarvan € 250,- voor immateriële schade en € 280,- voor proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overschrijding van de beslistermijn een nadelig effect heeft gehad op verzoeker, die hierdoor in een onzekere situatie verkeerde. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding aan verzoeker. De beschikking is gegeven zonder mondelinge behandeling, aangezien de rechtbank zich voldoende geïnformeerd achtte op basis van het ingediende verzoekschrift.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/580153 / FA RK 19-7026
Beschikking van 19 september 2019 uit hoofde van een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 35 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz)
in de zaak van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] , Suriname,
hierna te noemen: verzoeker,
wonende aan de [adres verzoeker] , [woonplaats verzoeker] ,
advocaat mr. M.C. Bekkering te Rotterdam,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 augustus 2019.
1.2.
Aangezien de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht, wordt het verzoek op het overgelegde verzoekschrift afgedaan zonder mondelinge behandeling.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 juni 2019 is een machtiging voortzetting inbewaringstelling verleend tot en met 18 juli 2019.
2.2.
Op 18 juli 2019 heeft de officier van justitie (hierna: de officier) twee verzoeken ingediend bij de rechtbank, te weten een verzoek tot een voorlopige machtiging en een verzoek tot een voorwaardelijke machtiging.
2.3.
Op 14 augustus 2019 zijn voormelde verzoeken behandeld door deze rechtbank, waarbij het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging is toegewezen en het verzoek tot een voorlopige machtiging is afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot toekenning van een schadevergoeding van in totaal € 530,-, omdat de rechtbank de wettelijke beslistermijn heeft overschreden.
3.2.
In artikel 35 Wet Bopz is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien degene ten aanzien van wie de officier een verzoek heeft gedaan tot het verlenen van een machtiging nadeel heeft geleden doordat de rechter een van de bepalingen in hoofdstuk II Wet Bopz niet in acht heeft genomen, de rechter op verzoek van de betrokkene een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toekent ten laste van de Staat.
3.3.
In artikel 9 lid 1 Wet Bopz is bepaald dat de rechter (op een verzoek tot een voorlopige machtiging) binnen drie weken beslist indien de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. De verzoeken tot een voorlopige machtiging en een voorwaardelijke machtiging zijn op 18 juli 2019 en daarmee tijdig – namelijk voor het aflopen van de termijn van de vorige machtiging – bij de rechtbank ingediend. Drie weken later, te weten
8 augustus 2019, was de uiterste beslisdatum. Aangezien de rechtbank pas op 14 augustus 2019 haar beslissing op voornoemde verzoeken heeft gegeven, staat vast dat zij de beslistermijn met zes dagen heeft overschreden.
3.4.
De rechtbank is gelet op hetgeen door verzoeker is aangevoerd van oordeel dat er sprake is van nadeel voor verzoeker. Verzoeker heeft door de overschrijding van de beslistermijn langer in onzekerheid verkeerd dan nodig was. De overschrijding heeft ook bijgedragen aan een langere vrijheidsbeneming zonder geldige titel. De rechtbank acht het verzochte bedrag van € 250,- aan immateriële schadevergoeding billijk. De rechtbank zal dit deel van het verzoek daarom toewijzen.
3.5.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, zal ook de verzochte proceskostenveroordeling worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van schadevergoeding aan verzoeker tot een bedrag van € 250,-;
4.2.
veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van de proceskosten aan verzoeker tot een bedrag van € 280,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege, voorzitter, en mr. M.C. Woudstra en mr. B.E. Dijkers, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.M.P. van de Kamp op 19 september 2019.