ECLI:NL:RBROT:2019:7815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
10/104466-19 vordering TUL: 03/126046-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door twee of meer verenigde personen na ruzie in een poolcentrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 7 april 2019 in een uitgaansgelegenheid in Rotterdam, waar een ruzie ontstond tussen twee groepen mannen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben de aangever bedreigd met op vuurwapens lijkende voorwerpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was in de uitgaansgelegenheid en dat hij, onder invloed van alcohol, de confrontatie zocht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voor alle ten laste gelegde feiten kon worden veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op de samenleving. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte voor het feit waarvoor hij was veroordeeld, niet aansprakelijk kon worden gesteld voor schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/104466-19
Parketnummer vordering TUL: 03/126046-15
Datum uitspraak: 6 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 03/126046-15, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering - feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering – was de verdachte in [de uitgaansgelegenheid] ?
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte aanwezig was in [de uitgaansgelegenheid] . De verdachte is door de politie herkend op basis van foto’s die door getuigen zijn aangedragen. Deze foto’s zijn op Facebook gevonden, nadat een derde in [de uitgaansgelegenheid] de voornaam van de verdachte heeft genoemd. In het dossier zit geen proces-verbaal van herkenning waarbij de verdachte door een verbalisant wordt herkend op de camerabeelden van [de uitgaansgelegenheid] . De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] is onbetrouwbaar, omdat deze verklaring is afgelegd tijdens de doorzoeking van zijn woning. De overige bewijsmiddelen in het dossier die duiden op de aanwezigheid van de verdachte in [de uitgaansgelegenheid] zijn onvoldoende redengevend.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden zijn uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen naar voren gekomen.
In de nacht van 7 april 2019 is in [de uitgaansgelegenheid] aan de [adres delict] in Rotterdam-Zuid een ruzie ontstaan tussen twee groepen mannen. Deze ruzie is buiten voortgezet en uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat twee mannen de andere groep hebben bedreigd met op vuurwapens lijkende voorwerpen, waarbij het slachtoffer [naam slachtoffer] ook met een dergelijk voorwerp in het gezicht is geslagen en gewond is geraakt.
Verschillende personen hebben na het incident aan de hand van foto’s op Facebook de verdachte herkend als de man die ruzie heeft gezocht en als één van de mannen die buiten uiteindelijk een wapen hebben getrokken. Dat deze foto’s zijn gevonden nadat één persoon de voornaam van de verdachte heeft genoemd, is hierbij niet relevant. De verdachte heeft zelf ook erkend dat hij degene is die op deze foto’s staat afgebeeld. Daarnaast heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] verklaard dat de verdachte die avond in [de uitgaansgelegenheid] aanwezig was. Zijn verklaring staat niet op zichzelf, maar wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, waardoor deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte die avond aanwezig was in en bij [de uitgaansgelegenheid] .
4.3.
Bewijswaardering - vrijspraak feit 1
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte was die avond dronken en kreeg ruzie met aangever [naam aangever] (verder: aangever). De verdachte heeft gezegd dat hij thuis een vuurwapen zou gaan halen en is samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] (verder: [naam medeverdachte 2] ) met de auto vertrokken. Dertig minuten later zijn zij teruggekeerd bij [de uitgaansgelegenheid] . De verdachte is naar binnen gelopen om het slachtoffer te roepen om naar buiten te komen. Aangever en getuigen hebben verklaard dat de verdachte en [naam medeverdachte 2] toen beide een vuurwapen in handen hadden. Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte en [naam medeverdachte 2] ook daadwerkelijk een op vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich hadden, een handeling hebben verricht die lijkt op het doorladen van een wapen en dit hebben gericht op aangever. Er zijn daarbij geen schoten gelost. Wel staat vast dat [naam medeverdachte 2] met zijn wapen de aangever tegen het gezicht heeft geslagen. Dat het uiteindelijk [naam medeverdachte 2] is geweest die de klap heeft uitgedeeld, maakt voor de bewezenverklaring niet uit. Het is de verdachte die, dronken, binnen ruzie heeft gezocht en heeft gedreigd terug te zullen komen, wat ook daadwerkelijk is gebeurd. De verdachte en [naam medeverdachte 2] hebben gehandeld met voorbedachte rade: zij zijn immers weggegaan om wapens te halen en zijn, voorzien van wapens, teruggegaan naar de plaats waar de ruzie eerder dreigde uit de hand te lopen. Vervolgens is door één van hen geweld gebruikt.
De handelwijze van verdachte kon – na de eerdere bedreiging door de verdachte – eenvoudigweg niet goed aflopen en het kon ook niet anders zijn dan dat er daarbij geweld zou worden gebruikt. Daarmee valt het uitgeoefende geweld ook de verdachte aan te rekenen. Zij kwamen immers met dat doel terug naar [de uitgaansgelegenheid] . Er is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, die heeft geleid tot het uiteindelijke letsel van aangever.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Er was geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de zware mishandeling. Bewijs ontbreekt dat de verdachte opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan aangever. Hij hoefde er ook geen rekening mee te houden dat [naam medeverdachte 2] met zijn wapen een klap zou uitdelen aan aangever.
4.3.3.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de door [naam medeverdachte 2] uitgedeelde klap onder de gegeven omstandigheden niet had hoeven verwachten. Uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden volgt dat [naam medeverdachte 2] onverwachts heeft uitgehaald. Dit komt ook naar voren uit de verklaring van aangever. Andere bewijsmiddelen die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking of medeplichtigheid ten aanzien van die klap zijn niet in het dossier aanwezig.
4.3.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 7 april 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meerdere op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan die [naam slachtoffer] te tonen en vervolgens die voorwerpen door te laden en vervolgens die voorwerpen op die [naam slachtoffer] te richten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank beschouwt de aanduiding “ [naam] ” als een kennelijke verschrijving. Uit het dossier volgt dat het gaat om “ [naam slachtoffer] ”. De rechtbank heeft dit verbeterd gelezen. De verdachte is daardoor ook niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en zijn medeverdachte hebben na een ruzie in een [de uitgaansgelegenheid] wapens getrokken, die lijken op vuurwapens. Daarbij zijn handelingen verricht die lijken op het doorladen daarvan en de voorwerpen zijn vervolgens gericht op aangever. Het is de verdachte geweest die eerder, onder invloed, de confrontatie had gezocht en die vervolgens in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan de uiteindelijke escalatie hiervan. Door dit onaanvaardbare en zorgelijke gedrag heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, niet alleen bij de aangever, maar ook bij de omstanders die ongewild getuige hebben moeten zijn van deze niet onaanzienlijke bedreiging, die heeft plaatsgevonden op de openbare weg. Daarbij heeft dit soort uitgaansgeweld een grote negatieve invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie in de openbare ruimte wordt hierdoor versterkt. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen. Verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep ook in twee verschillende proeftijden, beide eveneens voor soortgelijke feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juli 2019. Dit rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Op grond van het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 januari 2018 gelden thans al bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft geadviseerd ook in het onderhavige geval bijzondere voorwaarden op te leggen, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat deze voor het grootste deel niet zijn opgelegd bij voornoemd arrest. De rechtbank onderschrijft de noodzaak daartoe, reeds omdat de verdachte door de remigratie van zijn opa en oma naar Turkije zonder huisvesting en ondersteuning is komen te zitten en omdat het onderhavige feit mede onder invloed van alcohol is gepleegd. Het hieraan gekoppelde voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 333,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Gelet op de vrijspraak van de verdachte voor feit 1, hoeft hij geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.
De vordering wordt afgewezen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 augustus 2017 van de politierechter in de rechtbank Limburg is de verdachte ter zake van artikel 26 van de Wet wapens en munitie en artikel 2, onder C, van de Opiumwet veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 oktober 2017.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat deze veroordeling een andersoortig strafbaar feit betreft en dat de vordering om die reden zou moeten worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (zegge: twaalf) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start gedurende het toezicht en duurt de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft bij Stichting Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na vrijlating uit detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controle hiervan. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd, waaronder controle tijdens zijn verblijf bij Stichting Exodus.
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking
aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 2 (zegge: twee) maanden, van de bij vonnis van 31 augustus 2017 van de politierechter van de rechtbank Limburg aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [naam slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere (bot)breuken en/of een in het (aan)gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
- een of meerdere blijvende (ontsierende) littekens in/op het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer] heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] (met kracht) met een vuurwapen, althans enig hard voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 7 april 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [naam slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een of meerdere (bot)breuken en/of een in het (aan)gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
- een of meerdere blijvende (ontsierende) littekens in/op het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer] heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] (met kracht) met een vuurwapen, althans enig hard
voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan welk feit hij, verdachte, op of omstreeks 7 april 2019 te Rotterdam opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, althans aan welk misdrijf hij, verdachte toen daar medeplichtig is geweest door opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen tot en/of opzettelijk behulpzaam te zijn bij het plegen daarvan, hierin bestaande dat hij, verdachte,
- die [naam medeverdachte 2] heeft benaderd nadat hij, verdachte, ruzie met die [naam slachtoffer] heeft gehad en/of die [naam slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik kom terug met een pistool" en/of
- (vervolgens) (met die [naam medeverdachte 2] ) zich naar [de uitgaansgelegenheid] heeft begeven waar die [naam slachtoffer] zich bevond en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer] naar buiten heeft geroepen door hem de woorden toe te voegen: "Kankerhoerenkinderen, kom naar buiten als jullie man zijn, ik ga jullie moeders neuken." en/of
- (vervolgens) (met die [naam medeverdachte 2] ) een of meerdere vuurwapens, althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op die [naam slachtoffer] heeft gericht;
2
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een of meerdere vuurwapen(s), in elk een of meerdere op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) aan die [naam slachtoffer] te tonen en/of(vervolgens) die vuurwapen(s)/voorwerp(en) door te laden en/of (vervolgens) die vuurwapen(s)/voorwerp(en) op die [naam slachtoffer] te richten;
3
hij op of omstreeks 7 april 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere wapens van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.