ECLI:NL:RBROT:2019:7814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
10/088793-19 vordering TUL: 10/264989-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld door twee of meer verenigde personen in een supermarkt te Rotterdam

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 april 2019 samen met een mededader een supermarkt in Rotterdam heeft overvallen. De verdachte bedreigde een kassamedewerker met een mes en nam geld uit de kassa. Een omstander wist de verdachte te overmeesteren, waarna hij werd aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat het een grap was voor een YouTube-filmpje, ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de mededader. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hadden geleden door de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat dit zwaar meewoog in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/088793-19
Parketnummer vordering TUL: 10/264989-18
Datum uitspraak: 6 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Zantman, advocaat te Krimpen aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en daaraan toegevoegd een contactverbod met zijn mededader;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/264989-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van hetgeen onder het laatste gedachtestreepje ten laste is gelegd. Op het moment van het van achteren vastpakken door aangever [naam aangever 1] , gaan de handen van de verdachte ineen vloeiende beweging de lucht in. De beweging van de verdachte is echter een natuurlijke reactie op het op deze wijze vastpakken door aangever. Het speelt zich ook allemaal af in een fractie van een seconde. Daarbij is [naam aangever 1] mogelijk door het mes geraakt, maar de verdachte heeft hem niet bewust gestoken. Dat kan ook niet uit de camerabeelden worden opgemaakt. Op de foto van het mes in het dossier is bovendien geen bloed te zien. Daarnaast kan niet gezegd worden dat de verdachte aangever [naam aangever 2] daadwerkelijk met het mes heeft bedreigd.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank dient het voorval naar de uiterlijke verschijningsvorm en gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte te beoordelen. Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij binnenkomst heeft de verdachte een mes getoond en dat vervolgens zichtbaar bij zich gedragen in de supermarkt, terwijl hij roept: “Dit is een overval”. Ondertussen doet de mededader hetzelfde. Terwijl het mes bij de verdachte zichtbaar blijft, trekt hij een caissière, aangever [naam aangever 2] , mee naar een kassa en neemt daar bankbiljetten uit de kassalade. Kort na dat moment wordt de verdachte vastgegrepen en naar achteren getrokken door een omstander, aangever [naam aangever 1] . Eenmaal op de grond gelegen, schopt de verdachte aangever [naam aangever 1] tegen diens lichaam. Na afloop blijkt aangever [naam aangever 1] een snijwond in zijn linkerarm te hebben. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen en gedragingen van de verdachte en zijn mededader in de gegeven omstandigheden geweld en bedreiging met geweld in vereniging opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat door het maken van een zwaaiende beweging met een mes, de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee aangever [naam aangever 1] , die direct achter hem stond en hem vastgepakt had, zou verwonden. Dat de verwonding die [naam aangever 1] heeft opgelopen een alternatieve oorzaak had, zoals door de verdediging geopperd, is niet aannemelijk geworden. Het onder het laatste gedachtestreepje ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
De verklaring van de verdachte dat hij de overval voor de grap heeft gepleegd om de beelden vervolgens op Youtube te plaatsen (een zogenaamde ‘prank-video’), vindt naar het oordeel van de rechtbank geen enkele steun in het dossier.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het ten laste gelegde feit.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 april 2019 te [plaats delict] Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [naam supermarkt] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het meermalen, althans eenmaal:
- op dreigende toon toevoegen van de woorden: "Lade open maken, snel" en
"Dit is een overval", althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking en
- tonen van messen, en
- vastpakken van die [naam slachtoffer 4] bij de schouder en te duwen en hierbij het mes, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 4] te houden en
- maken van een zwaaiende beweging met dat mes, in de richting van de linkerarm en schouder van die [naam slachtoffer 5] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Op 12 april 2019 komen twee met messen gewapende mannen de supermarkt [naam supermarkt] binnen. Zij bedreigen meerdere supermarktmedewerkers met een mes, terwijl zij roepen: “Dit is een overval”. Vervolgens pakt de verdachte een kassamedewerker beet en trekt haar mee naar een kassa. Eenmaal daar neemt de verdachte een greep uit de kassa. Een omstander weet de verdachte te overmeesteren, waardoor hij kan worden aangehouden.
Slachtoffers van dit soort gewelddadige overvallen ondervinden vaak nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan, zeker indien een overval op de werkplek plaatsvindt. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers. Los daarvan zorgen overvallen zoals deze ook voor gevoelens van onveiligheid en verontwaardiging in de maatschappij, temeer nu meerdere omstanders ongewild getuige hebben moeten zijn van het geweld, dat op klaarlichte dag en in een drukke winkel is gepleegd. De verklaring van de verdachte dat het een grap was, acht de rechtbank zeer ongeloofwaardig. De rechtbank vindt dat het bijzonder kwalijk dat de verdachte door ook ter terechtzitting bij deze verklaring te blijven, zijn rol bij de overval bagatelliseert. Hij geeft er keer op keer blijk van het kwalijke van zijn handelen in het geheel niet in te zien en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor hetgeen hij anderen heeft aangedaan. Dit rekent de rechtbank hem zeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De reclassering heeft geadviseerd een voorwaardelijk strafdeel met een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven geen medewerking te zullen verlenen aan het reclasseringstoezicht en de daarbij behorende bijzondere voorwaarden. Uit het reclasseringrapport volgt niet duidelijk op basis waarvan de reclassering een ambulante behandeling van de verdachte nodig vindt. Uit zijn justitiële documentatie volgt dat de verdachte vijf jaar geleden voor het laatst is veroordeeld.
De rechtbank ziet dan ook geen meerwaarde in het opleggen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de verdachte, met uitzondering van het locatieverbod. De rechtbank zal met het oog op het locatieverbod een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier vordert toewijzing van beide vorderingen, met daarbij de opmerking dat de rechtbank de hoogte van de vorderingen kan matigen.
8.2.
Standpunt verdediging
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn onvoldoende onderbouwd dan wel toegelicht en daarom dienen deze te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van het overige deel van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat die nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.250,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van het overige deel van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat die nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan een gedeelte groot 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 maart 2019.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat deze veroordeling een andersoortig strafbaar feit betreft en dat de vordering om die reden zou moeten worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat de veroordeling betrekking heeft op een andersoortig strafbaar feit, hier niet aan af doet. Bovendien merkt de rechtbank op dat voornoemde voorwaardelijke straf nog geen maand voor het onderhavige feit is opgelegd en dat de verdachte net 14 dagen in zijn proeftijd liep, toen hij het onderhavige feit pleegde.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zegge: zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
de veroordeelde zal zich niet bevinden in een straal van vijf kilometer van de supermarkt [naam supermarkt] , gevestigd aan de [adres delict] te [plaats delict] Rotterdam gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdenvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 750,00(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 750,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.250,00 (zegge: twaalfhonderdenvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.250,00(hoofdsom,
zegge: twaalfhonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.250,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
22 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 1 (zegge: één) week, van de bij vonnis van 18 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kraaijeveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2019 te [plaats delict] Rotterdam, gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het meermalen, althans eenmaal:
- op dreigende toon toevoegen van de woorden: "Lade open maken, snel" en/of
"Dit is een overval", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen en/of voorhouden van (een) mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(pen) en/of
- (met kracht) vastpakken van die [naam slachtoffer 4] bij de schouder en/of nek en/of te duwen en/of hierbij het mes, althans het scherpe en/of puntige voorwerp in de nabijheid van die [naam slachtoffer 4] te houden en/of
- met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp steken in de bovenarm van die [naam slachtoffer 5] , althans maken van een zwaaiende en/of stekende beweging met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp in de richting van de (linker)arm en/of schouder van die [naam slachtoffer 5] .