Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiser, wonende te Dordrecht, een vordering ingesteld tegen Woningverhuur Rotterdam B.V. wegens onverschuldigde betaling van bemiddelingskosten. Eiser heeft op 10 november 2014 een bedrag van € 840,95 aan bemiddelingskosten betaald aan Woningverhuur Rotterdam in het kader van een huurovereenkomst. Eiser stelt dat deze kosten onterecht in rekening zijn gebracht, omdat er sprake is van dubbele lastgeving, wat betekent dat Woningverhuur Rotterdam zowel voor de verhuurder als voor de huurder heeft bemiddeld. Eiser heeft zijn vordering gebaseerd op artikel 7:264 BW, waarin staat dat een beding tot betaling van bemiddelingskosten nietig is in geval van dubbele lastgeving.
De procedure begon met een dagvaarding op 5 november 2018, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie van partijen werd bepaald. Woningverhuur Rotterdam is echter niet verschenen ter comparitie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een bemiddelingsovereenkomst tussen eiser en Woningverhuur Rotterdam, en dat de bemiddelingskosten onterecht zijn aangerekend. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser tot terugbetaling van de bemiddelingskosten toewijsbaar is, omdat de kosten een onredelijk voordeel opleveren voor Woningverhuur Rotterdam.
De kantonrechter heeft Woningverhuur Rotterdam veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 840,95 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 november 2015. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijke tarief. Woningverhuur Rotterdam is als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. P. Joele op 12 september 2019.