In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De minderjarigen zijn sinds 29 mei 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De vader van de kinderen heeft het gezag over hen en de kinderen wonen bij hun stiefvader. De GI heeft op 11 juli 2019 verzocht om de verlenging van de uithuisplaatsing tot 13 december 2019, omdat de kinderen in een vertrouwde omgeving bij de stiefvader woonden. Echter, op 13 augustus 2019 heeft de GI aangegeven dat de stiefvader niet langer voor de kinderen kan zorgen. De GI heeft daarom voorgesteld dat [voornaam minderjarige 1] bij zijn halfzus [naam halfzus] in Amersfoort gaat wonen, terwijl [voornaam minderjarige 2] weer bij de vader zal gaan wonen.
Tijdens de zitting op 14 augustus 2019 hebben de kinderrechters met de vader en de jeugdbeschermer gesproken. De stiefvader en [voornaam minderjarige 1] waren niet aanwezig, maar [voornaam minderjarige 1] heeft wel een brief gestuurd waarin hij zijn wens om bij [naam halfzus] te wonen heeft geuit. De kinderrechters hebben de situatie van de kinderen en de wensen van [voornaam minderjarige 1] in overweging genomen. De kinderrechters hebben besloten dat [voornaam minderjarige 1] per 1 september 2019 bij [naam halfzus] zal gaan wonen, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 3 december 2019. De kinderrechters hebben ook benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen contact met elkaar blijven houden, ondanks dat zij niet meer samen zullen wonen.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 augustus 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.