ECLI:NL:RBROT:2019:7026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
2 september 2019
Zaaknummer
C/10/574260 / JE RK 19-1551
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met betrekking tot de zorg en woonsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De minderjarigen zijn sinds 29 mei 2019 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De vader van de kinderen heeft het gezag over hen en de kinderen wonen bij hun stiefvader. De GI heeft op 11 juli 2019 verzocht om de verlenging van de uithuisplaatsing tot 13 december 2019, omdat de kinderen in een vertrouwde omgeving bij de stiefvader woonden. Echter, op 13 augustus 2019 heeft de GI aangegeven dat de stiefvader niet langer voor de kinderen kan zorgen. De GI heeft daarom voorgesteld dat [voornaam minderjarige 1] bij zijn halfzus [naam halfzus] in Amersfoort gaat wonen, terwijl [voornaam minderjarige 2] weer bij de vader zal gaan wonen.

Tijdens de zitting op 14 augustus 2019 hebben de kinderrechters met de vader en de jeugdbeschermer gesproken. De stiefvader en [voornaam minderjarige 1] waren niet aanwezig, maar [voornaam minderjarige 1] heeft wel een brief gestuurd waarin hij zijn wens om bij [naam halfzus] te wonen heeft geuit. De kinderrechters hebben de situatie van de kinderen en de wensen van [voornaam minderjarige 1] in overweging genomen. De kinderrechters hebben besloten dat [voornaam minderjarige 1] per 1 september 2019 bij [naam halfzus] zal gaan wonen, en dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 3 december 2019. De kinderrechters hebben ook benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen contact met elkaar blijven houden, ondanks dat zij niet meer samen zullen wonen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 augustus 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/574260 / JE RK 19-1551
datum uitspraak: 14 augustus 2019

beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertficeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de GI, gevestigd te Amsterdam,
welke zaak gaat over

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004 in [geboorteplaats minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 in [geboorteplaats minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

de vader, die in [woonplaats vader] woont,

[naam stiefvader] ,

de stiefvader, die in [woonplaats stiefvader] woont.

De feiten

De vader heeft het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Dat betekent dat hij de belangrijke beslissingen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moet nemen.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de stiefvader.

Waar gaat het om?

[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn sinds 29 mei 2019 onder toezicht gesteld van de GI tot 13 december 2019. Daarom hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een jeugdbeschermer, dhr. [naam jeugdbeschermer] . De kinderrechter heeft op 29 mei 2019 ook bepaald dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in elk geval tot 1 september 2019 bij de stiefvader mogen wonen.
Op 11 juli 2019 heeft de GI in een brief aan de kinderrechter gevraagd of [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog langer bij de stiefvader mogen blijven wonen, namelijk tot 13 december 2019. Dit is voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] namelijk een vertrouwde plek en bij de stiefvader thuis ging het allemaal goed.
Op 13 augustus heeft de GI aan de kinderrechters verteld dat de stiefvader niet meer voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kan zorgen. De GI vraagt daarom niet langer of [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij hem mogen wonen. In plaats daarvan heeft de GI gevraagd of [voornaam minderjarige 1] bij zijn halfzus [naam halfzus] in Amersfoort mag wonen. [voornaam minderjarige 1] en [naam halfzus] willen dit allebei. [voornaam minderjarige 2] zal weer bij de vader gaan wonen. Omdat de vader het gezag over [voornaam minderjarige 2] heeft, is een beslissing van de kinderrechters hierover niet nodig.

Hoe is het tot nu toe gegaan?

Drie kinderrechters hebben op 14 augustus 2019 met de vader en dhr. [naam jeugdbeschermer] gesproken. De stiefvader en [voornaam minderjarige 1] zijn ook voor deze zitting uitgenodigd, maar zij zijn niet gekomen. Dit is ook niet verplicht. [voornaam minderjarige 1] heeft wel een brief gestuurd waarin staat dat hij graag bij [naam halfzus] wil wonen. Met die wens hebben de kinderrechters rekening gehouden.
Dhr. [naam jeugdbeschermer] heeft op 14 augustus 2019 verteld dat [voornaam minderjarige 2] zo snel mogelijk bij de vader zal gaan wonen. De vader heeft een zorgplan gemaakt voor de verzorging van [voornaam minderjarige 2] . Dit plan is uitgebreid met dhr. [naam jeugdbeschermer] besproken en hij vindt dat het plan goed in elkaar steekt. Bovendien krijgt de vader hulp van de mensen om hem heen. Ook dhr. [naam jeugdbeschermer] zal als jeugdbeschermer van [voornaam minderjarige 2] hulp blijven bieden en ervoor zorgen dat het goed blijft gaan met [voornaam minderjarige 2] bij de vader.
De vader heeft gezegd dat hij erg blij is dat [voornaam minderjarige 2] weer bij hem komt wonen.
Dhr. [naam jeugdbeschermer] heeft verder verteld dat [voornaam minderjarige 1] niet bij de vader wil wonen. Hij wil bij [naam halfzus] wonen en [naam halfzus] wil dit ook. [naam halfzus] woont nu nog in een klein huis, maar zij kan hopelijk snel naar een grotere woning in Amersfoort verhuizen. Als dat nog even duurt dan kunnen [naam halfzus] en [voornaam minderjarige 1] tijdelijk in een huis van een tante van [naam halfzus] wonen. Dit huis staat in de omgeving van Amersfoort zodat [voornaam minderjarige 1] alvast in Amersfoort naar school en op voetbal kan. Dhr. [naam jeugdbeschermer] heeft verder gezegd dat [voornaam minderjarige 1] helemaal geen contact met de vader wil. Hierover maakt hij zich zorgen. Dhr. [naam jeugdbeschermer] wil daarom hulp inzetten voor [voornaam minderjarige 1] zodra hij zijn plekje heeft gevonden bij [naam halfzus] in Amersfoort. [voornaam minderjarige 1] heeft ook gezegd dat hij wil dat [naam halfzus] het gezag over hem krijgt. Dhr. [naam jeugdbeschermer] zal kijken of de Raad voor de Kinderbescherming hier een onderzoek naar kan n doen.
De vader maakt zich zorgen over [voornaam minderjarige 1] . Voor het overlijden van de moeder van [voornaam minderjarige 1] hadden de vader en [voornaam minderjarige 1] goed contact met elkaar. Dit is ineens veranderd en de vader weet niet goed waarom. De vader vindt het in principe goed dat [voornaam minderjarige 1] bij [naam halfzus] gaat wonen, maar hij vindt het moeilijk dat hij niet weet hoe [naam halfzus] over hem denkt. De vader weet ook niet of [naam halfzus] open staat voor contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en hierover wil hij graag met [naam halfzus] in gesprek. De vader vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige 1] hulp krijgt om dingen die vroeger zijn gebeurd te verwerken.

Wat vinden de kinderrechters?

Over [voornaam minderjarige 2]
De GI vraagt niet langer of [voornaam minderjarige 2] bij de stiefvader of bij iemand anders dan de vader mag wonen. De kinderrechters kunnen daarom niet meer onderzoeken of is voldaan aan de wet. Concreet betekent dit dat [voornaam minderjarige 2] voor 1 september 2019 bij de vader moet wonen. Dhr. [naam jeugdbeschermer] moet ervoor zorgen dat de overgang van [voornaam minderjarige 2] naar de vader op een voor haar rustige en prettige manier verloopt.
Over [voornaam minderjarige 1]
Nu de kinderrechters de mening van [voornaam minderjarige 1] hebben gelezen en met de vader en dhr. [naam jeugdbeschermer] hebben gesproken, moeten zij beslissen wat zij willen doen met de vraag die de GI heeft gesteld, namelijk of [voornaam minderjarige 1] bij [naam halfzus] mag gaan wonen.
De kinderrechters maken zich veel zorgen over de situatie waarin [voornaam minderjarige 1] zit. De moeder van [voornaam minderjarige 1] is pas geleden overleden. Dit kwam onverwachts en is heel verdrietig. Voor het overlijden van de moeder hadden de vader en de moeder veel ruzie met elkaar. Zij vonden het moeilijk om op een positieve manier met elkaar te praten en om samen afspraken over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te maken. De kinderrechters weten dat zo’n situatie moeilijk is voor kinderen. Nog lastiger is dat deze ruzie nu verder gaat tussen de vader en de stiefvader. Nu kunnen zij niet meer met elkaar praten. De stiefvader heeft gezegd dat hij de situatie erg moeilijk vindt en dat [voornaam minderjarige 1] niet langer bij hem kan wonen. Hij heeft tijd voor zichzelf nodig. Voor [voornaam minderjarige 1] betekent dit dat hij weg moet uit zijn vertrouwde omgeving waar hij naar school gaat en waar hij zijn vriendjes heeft. Dit kinderrechters denken dat dit moeilijk is voor [voornaam minderjarige 1] .
De vraag is nu waar [voornaam minderjarige 1] dan moet wonen. [voornaam minderjarige 1] wil graag naar [naam halfzus] . De kinderrechters vinden de mening van [voornaam minderjarige 1] belangrijk. [voornaam minderjarige 1] is oud genoeg om met zijn mening rekening te houden. Dhr. [naam jeugdbeschermer] , die in elk geval tot 3 december 2019 de jeugdbeschermer van [voornaam minderjarige 1] is en daarom ook in de gaten zal houden of het goed met [voornaam minderjarige 1] gaat, heeft verteld dat de situatie bij [naam halfzus] veilig en stabiel is. [naam halfzus] wil graag voor [voornaam minderjarige 1] zorgen en zij zet alle stappen die daarvoor nodig zijn. Zo is zij druk op zoek naar een groter huis in Amersfoort en werkt zij mee aan een pleegzorgscreening. De kinderrechters vinden het daarom een goed idee als [voornaam minderjarige 1] per 1 september 2019 bij [naam halfzus] gaat wonen. [voornaam minderjarige 1] kan dan in Amersfoort naar een nieuwe school en starten in een nieuw voetbalteam. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige 1] in de weken tot 1 september 2019 rustig went aan het idee dat hij bij [naam halfzus] zal gaan wonen. Misschien kan hij alvast wat vaker op bezoek gaan of een nachtje logeren.
De kinderrechters hopen dat [voornaam minderjarige 1] bij [naam halfzus] de rust krijgt om het verlies van zijn moeder en andere dingen die vroeger gebeurd zijn een plekje te geven. De kinderrechters denken dat hij hierbij wel wat hulp kan gebruiken. Dhr. [naam jeugdbeschermer] moet dit in de gaten houden en zo nodig hulpverlening inzetten. Ook moet dhr. [naam jeugdbeschermer] ervoor zorgen dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] , die straks niet meer samen wonen, contact met elkaar kunnen houden. Het is voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] namelijk van groot belang om elkaar te blijven zien en spreken.
De kinderrechters hebben hun beslissing speciaal voor [voornaam minderjarige 1] in heldere taal geschreven omdat zij het belangrijk vinden dat [voornaam minderjarige 1] hun beslissing begrijpt. Hoewel de kinderrechter dit normaal niet doet, zal hij deze beslissing ook naar [voornaam minderjarige 1] laten sturen, zodat [voornaam minderjarige 1] hun beslissing zelf kan lezen en kan bewaren voor later.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg, te weten vanaf 1 september 2019 bij [naam halfzus] , tot 3 december 2019;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2019 door mr. A.M.I. van der Does, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. A.C. Enkelaar en J. van den Beld, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. Langelaar als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 augustus 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.