4.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, behoudens ten aanzien van de DMT.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
een voorwerp, te weten 37.500 euro, heeft
voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
2.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk/type Fn 1910, kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
daarbij horende munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2,
lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen, kaliber 7,65mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 510,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en
- ongeveer 625,6 gram van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.