ECLI:NL:RBROT:2019:6968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
10/751026-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen, vuurwapenbezit en drugsbezit met gevangenisstraf

Op 28 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Albanië en woonachtig in Italië, die werd beschuldigd van witwassen, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 mei 2019 in Rotterdam een geldbedrag van 37.500 euro, een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in zijn woning had. Tijdens de zitting op 14 augustus 2019 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaard. De officier van justitie, mr. E. van Veen, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het bezit van 400 gram DMT niet wettig en overtuigend was bewezen, maar dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de verborgen ruimte in zijn woning waar drugs en geld waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3, en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met verbeurdverklaring van het geldbedrag van 37.500 euro. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral gezien de ondermijnende invloed van drugshandel en het gevaar van vuurwapens.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751026-19
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Albanië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] (Italië),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaard, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Veen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, voor zover het betreft het bezit van 400 gram (dimethyltryptamine) DMT;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 3 ten laste gelegde bezit van 400 gram DMT niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van de aangetroffen drugs, geld en munitie in de verborgen ruimte van de woning waarin hij verbleef. Deze ruimte is dusdanig verborgen dat de verdachte hiervan geen wetenschap had, waardoor niet is vast te stellen dat deze goederen in zijn machtssfeer zijn geweest. Op de foto’s van de situatie ter plaatse is de ruimte niet waar te nemen. Het dossier bevat verder onvoldoende redengevende omstandigheden om vast te stellen dat de verdachte wist van deze ruimte en de daarin verborgen spullen.
De verdachte is geen feitelijke huurder van de woning en de woning is gemeubileerd aan hem opgeleverd. De aangetroffen sealbags, folie, handschoenen en weegschaal waren al in de keuken aanwezig en zijn op zichzelf bezien niet verdacht. Van de bij de verdachte aangetroffen telefoon is niet vastgesteld dat het daadwerkelijk een cryptotelefoon betreft. Van het bij de medeverdachte aangetroffen geldbedrag is niet waargenomen dat dit door de verdachte aan hem is overgedragen, waardoor niet is vast te stellen dat dit van de verdachte afkomstig is.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte wetenschap had van de verborgen ruimte in de woning en aldus beschikkingsmacht had over de verborgen harddrugs en het geldbedrag.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds ongeveer een jaar in de woning verbleef. De in de keuken aangetroffen harddrugs en het vuurwapen zijn van hem. De verdachte heeft voor de overige spullen in de woning en de verborgen ruimte geen verklaring gegeven. In de verborgen ruimte is net als in de keuken een grote hoeveelheid harddrugs gevonden en in de keuken stonden verschillende materialen om drugs te verwerken, zoals een vacuümmachine, sealbags, latex handschoenen en twee weegschalen. Het geldbedrag in de verborgen ruimte is op een zelfde wijze verpakt en genummerd op ruitjespapier als de in de auto van de medeverdachte aangetroffen pakken met geld, een auto waarin de verdachte kort voor de doorzoeking in de woning heeft gezeten. In de woning van de verdachte is ook een geldtelmachine aangetroffen. In de slaapkamer van de verdachte is een geladen vuurwapen aangetroffen, waarbij in de verborgen ruimte eveneens munitie is gevonden.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de in de verborgen ruimte aangetroffen spullen er telkens een link kan worden gelegd naar de verdachte of zijn medeverdachte. Dit is teveel om toeval te zijn en maakt bij het uitblijven van een plausibele verklaring van de verdachte over deze omstandigheid dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over de in de verborgen ruimte aangetroffen verdovende middelen en het geld. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de keuken aangetroffen harddrugs meer is dan een gebruikershoeveelheid. Dat ten aanzien van het geldbedrag geen overdacht is waargenomen of dat niet is vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk een cryptotelefoon in zijn bezit had, doet niet aan de bewezenverklaring af.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 op de wijze zoals hierna verwoord, heeft gepleegd.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, behoudens ten aanzien van de DMT.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
een voorwerp, te weten 37.500 euro, heeft
voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf;
2.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk/type Fn 1910, kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
daarbij horende munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2,
lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen, kaliber 7,65mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 12 mei 2019 te Rotterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 510,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en
- ongeveer 625,6 gram van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
witwassen;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 12 mei 2019 is de woning van de verdachte doorzocht, waarbij een vuurwapen, een geldtelmachine, harddrugs en verpakkingsbenodigdheden zijn gevonden. Bovendien is een verborgen ruimte aangetroffen, met daarin een forse handelshoeveelheid harddrugs, een aanzienlijk geldbedrag en kogelpatronen. Gegeven deze omstandigheden heeft het er alle schijn van dat dit een zogenaamd ‘safe house’ betreft, waarbij de verdachte werkzaam is voor een drugsorganisatie. De verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan witwassen, vuurwapenbezit en het voorhanden hebben van ruim 1.100 gram harddrugs.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Bovendien vormt het een aantasting van de legale economie en is het, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Het is daarnaast algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. Tot slot heeft de verdachte een doorgeladen vuurwapen en (bijbehorende) munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Tegen verboden vuurwapengebruik dient dan ook streng te worden opgetreden. Dit geldt hier temeer, nu in de drugshandel het gebruik van vuurwapens niet zelden tot slachtoffers leidt.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om het geldbedrag van € 37.500,- verbeurd te verklaren. Het geldbedrag van € 2.480,- dient te worden teruggegeven aan de verdachte. De verdediging heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 37.500,- zal worden verbeurd verklaard. Het onder 1 bewezen feit is met betrekking tot dit geldbedrag begaan.
Het in beslag genomen geldbedrag van € 2.480,- zal worden teruggegeven aan de verdachte. Dit bedrag is niet vatbaar voor verbeurdverklaring en behoort toe aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: een geldbedrag van € 37.500,-;
- gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 2.480,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en vereniging met een ander, althans alleen,
een voorwerp, te weten een geldbedrag (37.500 euro), heeft verworven,
voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten een geldbedrag (37.500 euro) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(eigen) misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Rotterdam,
tezamen en vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk/type Fn 1910, kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
(daarbij horende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2,
lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten 7, althans één of
meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber 7,65mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 12 mei 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 510,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 400 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende DMT (dimethyltryptamine), en/of
- ongeveer 625,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of DMT (dimethyltryptamine) en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.