ECLI:NL:RBROT:2019:6706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
10/031910-19 (gevoegd: 10/078502-19) vordering TUL VV: 10/127166-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor joyriding en meerdere diefstallen met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 16 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan joyriding en meerdere diefstallen. De verdachte, geboren in Suriname en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensmisdrijven. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 353 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, waaronder joyriding en diefstal, vastgesteld op basis van de inhoud van het dossier en de verklaringen van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, omdat de verdachte onder bewind is gesteld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/031910-19 (gevoegd: 10/078502-19)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/127166-18
Datum uitspraak: 16 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De rechtbank heeft in de bijlage de feiten van de tenlasteleggingen voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling, begeleid wonen bij De Ontmoeting en het meewerken aan middelencontrole;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/127166-18.

4.Waardering van het bewijs

Feiten 1, 3 en 4
De onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit, met uitzondering van de onder feit 3 ten laste gelegde mobiele telefoon en het geldbedrag hoger dan € 50,-. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 3 ten laste gelegde mobiele telefoon en het geldbedrag voor zover het € 50,- overschrijdt niet bewezen kan worden, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken. Het overige ten laste gelegde zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 2
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat de diefstal bij Shell Buttervliet niet kan worden bewezen omdat de pleegplaats niet in de dagvaarding staat vermeld. Voor de overige ten laste gelegde diefstallen geldt dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt dat de verdachte deze heeft gepleegd.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat enkel de diefstallen waarvan formeel aangifte is gedaan bewezen kunnen worden. De verdachte moet om die reden van de diefstallen bij de tankstations Shell Maasboulevard, Shell De Zuidpunt en Texaco Vaanweg worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat er geen formele aangifte is gedaan, zich in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt dat de verdachte de diefstallen bij de tankstations Shell Maasboulevard en Shell De Zuidpunt heeft gepleegd en zal deze bewezen verklaren.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte de diefstal bij Shell Buttervliet heeft gepleegd. Daarnaast acht de rechtbank de diefstal bij Texaco Vaanweg niet bewezen, omdat dit onvoldoende uit het dossier blijkt.
Feit 5
4.1.4.
Standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat het onder 5 ten laste gelegde feit in zijn geheel bewezen kan worden verklaard.
4.1.5.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft bekend dat hij heeft ingebroken bij Klimmuur Rotterdam en dat hij daar twee tablets heeft weggenomen. Hij heeft ontkend de fooienpot met € 15,00 te hebben gestolen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende uit het dossier blijkt dat de verdachte het genoemde geldbedrag heeft weggenomen en volgt de lezing van de verdachte hierin. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij te Rotterdam op meerdere tijdstippen in de periode van 20
augustus 2018 tot en met 19 oktober 2018 opzettelijk wederrechtelijk een
motorrijtuig, (een auto met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam] ,
als bestuurder heeft gebruikt op de weg, o.a. de Gordelweg en de Laan op Zuid
2.
hij, op meerdere tijdstippen, in de periode van 20
augustus 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Rotterdam en Reeuwijk
en Dordrecht en Alphen a/d Rijn,
hoeveelheden benzine toebehorende aan
anderen dan aan hem, verdachte, heeft weggenomen, met het oogmerk
om zich die hoeveelheden benzine wederrechtelijk toe te eigenen, te weten
- op 21 augustus 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell Stadionwegen
- op 24 augustus 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell Maasboulevarden- op 3 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell de Andelen
- op 5 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Shell de Zuidpunt
3.
hij op 1 april 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag (totaal ongeveer
50euro)en meerdere (zonne)brillen
(totaal ongeveer 200), d
iegeheel aan
een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te
weten aan Beter Zien Opticien, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en dat/die weg te nemen
geldbedrag en goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak en inklimming.
4.
hij in de periode van 28 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Viswinkel
Hesseplaats, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
met een schroevendraaier, een metalen plaat
heeft geforceerd/beschadigd en een strip heeft
losgetrokken/geprobeerd los te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
hij op 25 maart 2019 te Rotterdam
twee, tablets
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan Klimmuur Rotterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft endie weg te nemen tablets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994,

2.diefstal, meermalen gepleegd,

3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming,

4. poging tot diefstal, waarbij de schuldig zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,

5. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken en één poging daartoe, waarbij hij in alle drie de gevallen flinke schade heeft veroorzaakt. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten die, naast een schade die dikwijls groter is dan alleen de waarde van de bij de inbraak buit gemaakt goederen, veel hinder, extra werk en verlies door onderbreking van de bedrijfsvoering veroorzaken voor de gedupeerden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan joyriding. Met de auto die hij daarvoor heeft gebruikt, heeft hij meerdere snelheidsovertredingen begaan. De boetes voor deze overtredingen zijn door het CJIB aan de eigenaar van de auto verzonden en door die eigenaar betaald. Om het rijden in de auto mogelijk te maken, heeft de verdachte meerdere malen benzine getankt zonder daarvoor te betalen en daarmee voor de benzinepomphouders extra werk en kosten veroorzaakt.
De verdachte heeft door het plegen van deze feiten geen respect getoond voor andermans goederen en uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin en dat rekent de rechtbank hem aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 juli 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is in het verleden ADHD vastgesteld en hij heeft een verstandelijke beperking, waardoor hij onvoldoende zelfredzaam is in de maatschappij. Om nare herinneringen en onrust te dempen, gebruikt de verdachte verdovende middelen.
Jarenlang stond de verdachte onvoldoende open voor hulp en wilde hij zijn eigen dingen doen. Nu hij ouder wordt, lijkt hij hinder te gaan ondervinden van zijn delictgedrag en detenties. Hij heeft zichzelf in 2018 vrijwillig bij De Ontmoeting gemeld en heeft hier enkele maanden gewoond. Langzaam werd er vooruitgang geboekt op verschillende gebieden. Helaas is hij drie keer teruggevallen in oud gedrag toen hij situaties niet kon overzien en weg liep. Hij is gewend geweest te vluchten voor problemen en deed dit weer. Nu zegt hij in te zien dat hij niet meer moet weglopen, maar moet blijven praten als er problemen zich voordoen. Dit blijft voor verdachte een uitdaging, mede gezien zijn intellectueel vermogen en belastbaar verleden/problematiek.
De verdachte ziet de werknemers van De Ontmoeting als goede mensen die hem willen helpen en daarom wil hij hier graag terugkeren wat recidive verminderend kan werken. Op alle gebieden (financiën, huisvesting, dagbesteding, middelengebruik) wordt hij geholpen. Hij wil pas contact met zijn familie onderhouden als hij zelf alles op orde heeft. Op vrijwel alle leefgebieden zijn er risicofactoren en er zijn weinig beschermende factoren te noemen behalve dat de verdachte intrinsiek gemotiveerd lijkt om beschermd te gaan wonen en zich te laten helpen door De Ontmoeting. In preventieve hechtenis probeert hij veel afleiding te zoeken door te werken en te sporten en zo niet in de verleiding te komen om zich in te laten met drugs of andere criminele activiteiten.
Het risico op letselschade wordt ingeschat op laag. De risico’s op recidive en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat op hoog, maar de verdachte lijkt hierin te willen veranderen.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- een meldplicht;
- ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in beginsel in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank acht het, met de reclassering, voor de verdachte en voor de samenleving van belang dat het recidive risico wordt verlaagd door begeleiding en het ondergaan van de benodigde behandelingen. Om die reden zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

Ter zake van de ten laste gelegde feiten hebben [naam benadeelde 1] (feit 1), [naam benadeelde 2] (feit 2 (meerdere pompstations)), [naam benadeelde 3] (feit 3) en [naam benadeelde 4] (feit 5) zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
8.1.1.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Door de officier van justitie en de verdediging is verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. De verdachte is onder bewind gesteld en is daarmee niet zelfstandig bevoegd te procederen tegen de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen. De verdediging is niet door de bewindvoerder gemachtigd om verweer te voeren en het alsnog oproepen van de bewindvoerder zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte wel de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Tijdens de terechtzitting is gebleken dat de verdachte onder bewind, als bedoeld in de artikelen 1:431 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, is gesteld. Gezien deze omstandigheid mist de verdachte de (zelfstandige) bevoegdheid tot beheer en beschikking over zijn vermogen. Die bevoegdheid ligt in dat geval bij de bewindvoerder die de verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat de verdachte niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Niet is gebleken dat de bewindvoerder de raadsvrouw van de verdachte heeft gemachtigd tot het voeren van verweer tegen de vorderingen. Oproeping van de bewindvoerder in het geding, opdat die de procedure van verdachte als formele procespartij over kan nemen, acht de rechtbank in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafproces. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Deze vorderingen kunnen enkel bij de burgerlijke rechter worden ingesteld.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, overweegt de rechtbank het volgende. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het in de schadevergoedingsmaatregel begrepen schadebedrag geen rol. Door de Hoge Raad is bepaald dat het gebrek aan draagkracht in uitzonderlijke gevallen voor de rechter wel reden kan zijn om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. Daarbij kan volgens de Hoge Raad in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van vervangende hechtenis (zie HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793). De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn financiële situatie. De schadevergoedingsmaatregel zal dus niet worden opgelegd.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.1.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen, waarvan 8 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 16 juli 2018.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Om die reden zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 353 (driehonderd drieënvijftig dagen);
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 240 (tweehonderdveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. De veroordeelde zal zich binnen de proeftijd bij de reclassering melden, zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
2. de veroordeelde laat zich behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij een zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de behandeling geeft. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde wordt verplicht te verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang (zoals De Ontmoeting), te bepalen door de reclassering en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs/alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeeld wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen Hartendorp, Ooms, Beckers en Joghi niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk geminuteerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 8 (acht) dagen, van de bij vonnis van 2 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. D. Visser en L.R. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 april 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag (totaal ongeveer
1750 euro)en/of een mobiele telefoon
(merk/type iPhone 5S, kleur zwart) en/of meerdere (zonne)brillen
(totaal ongeveer 200), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan Beter Zien Opticien, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
geldbedrag en goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2019 tot en met 29 maart 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Viswinkel
Hesseplaats, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming,
met een schroevendraaier, althans een voorwerp, een metalen plaat
heeft geforceerd/beschadigd en/of een strip heeft
losgetrokken/geprobeerd los te trekken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2019 te Rotterdam
een geldbedrag (totaal ongeveer 15 euro) en/of twee, althans één,
tablet(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan Klimmuur Rotterdam, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag en tablet(s) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
4.
hij te Rotterdam op één of meerdere tijdstippen in de periode van 20
augustus 2018 tot en met 19 oktober 2018 opzettelijk wederrechtelijk een
motorrijtuig, (een auto met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
als bestuurder heeft gebruikt op de weg, o.a. de Gordelweg en/of de Laan op Zuid,
in elk geval op een weg.
5.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20
augustus 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Rotterdam en/of Reeuwijk
en/of Dordrecht en/of Alphen a/d Rijn,
hoeveelheden benzine, in elk geval enig goed, toebehorende aan
anderen dan aan hem, verdachte, heeft weggenomen, met het oogmerk
om zich die hoeveelheden benzine wederrechtelijk toe te eigenen, te weten
- op 21 augustus 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell Stadionwegen/of
- op 24 augustus 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell Maasboulevarden/of
- op 3 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan
Shell de Andelen/of
- op 5 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Shell de Zuidpunt en/of
- op 6 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Shell Buttervliet en/of
- op 9 september 2018 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Ototol Texaco Vaanweg