ECLI:NL:RBROT:2019:6455
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissementsvonnis van gefailleerde zonder financiële middelen
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzet tegen een faillissementsvonnis. De gefailleerde, een voormalige bestuurster van een GGZ-instelling, heeft verzet aangetekend tegen haar faillissement dat op aanvraag van een schuldeiser was uitgesproken. De gefailleerde stelde dat er sprake was van misbruik van recht, omdat de schuldeiser op de hoogte was van haar financiële situatie, waarin zij geen middelen had om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het faillissement op verzoek van de schuldeiser is uitgesproken en dat er geen sprake is van misbruik van recht. De curator is belast met het onderzoek naar het vermogen van de gefailleerde, en de rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was. De rechtbank heeft de gefailleerde veroordeeld in de proceskosten van het geding, die zijn begroot op € 1.086,-- aan salaris van de advocaat van de schuldeiser. De uitspraak benadrukt het belang van een curator in faillissementsprocedures en de noodzaak van een redelijk belang bij het aanvragen van een faillissement.