In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 10 juli 2019, is een verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand behandeld. De verzoeker, geboren te [geboorteplaats verzoeker] op [geboortedatum verzoeker], had een verzoek ingediend op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na zijn vrijspraak in een strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, die zijn gemaakt in de strafzaak tegen hem, ondanks dat de facturen op naam van een rechtspersoon waren gesteld. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, ongeacht door wie deze kosten zijn gedragen. De rechtbank kende aan de verzoeker een totale vergoeding toe van € 43.375,28, bestaande uit € 42.825,28 voor de rechtsbijstandkosten in de strafzaak en € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen tot uitbetaling van het toegekende bedrag.