Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding d.d. 13 juni 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen QoQo Massage Clinics B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. QoQo vorderde betaling van een voorschot op verbeurde boetes wegens overtreding van een concurrentiebeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding, dat de werknemer verbood om binnen een straal van 5 kilometer van de standplaats van QoQo te werken, te ruim en onduidelijk was geformuleerd. Dit maakte het concurrentiebeding problematisch en de kans groot dat het in een bodemprocedure vernietigd zou worden. De kantonrechter oordeelde dat QoQo onvoldoende bewijs had geleverd dat de werknemer daadwerkelijk de concurrentie had overtreden, en dat de opgelegde boetes niet gerechtvaardigd waren. Daarom werd de vordering van QoQo afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.
De procedure begon met een dagvaarding op 13 juni 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 juli 2019. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van beide partijen in overweging zijn genomen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet in strijd had gehandeld met het concurrentiebeding, omdat de formulering ervan te ver strekte en niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en redelijkheid. De uitspraak benadrukt het belang van een goed geformuleerd concurrentiebeding dat de werknemer niet onredelijk beperkt in zijn mogelijkheden om werk te vinden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.