Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 9 mei 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende een (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2019.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin [naam dochter] verzocht om te verklaren dat de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door Stroop Beheer op 29 maart 2019 onregelmatig was. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [naam dochter] en Stroop Beheer, waarbij [naam dochter] op 1 december 2017 in dienst trad als horecamedewerkster. Na een ziekmelding op 5 maart 2019 heeft Stroop Beheer [naam dochter] onder druk gezet om aangepaste werkzaamheden te verrichten, wat leidde tot een ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat Stroop Beheer niet bevoegd was om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter concludeerde dat het ontslag op staande voet een te zware sanctie was en dat Stroop Beheer niet had voldaan aan de zorgplicht voor de zieke werknemer. De kantonrechter heeft Stroop Beheer veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 303,13 en een billijke vergoeding van € 1.500,00 aan [naam dochter]. Daarnaast zijn de proceskosten voor rekening van Stroop Beheer gesteld.