In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de burgemeester van Rotterdam om eiser het Nederlanderschap te verlenen door optie. Eiser, geboren in Marokko, had op 18 december 2017 een optieverklaring afgelegd, maar de burgemeester weigerde deze te bevestigen op basis van twijfels over de identiteit van eiser, veroorzaakt door een discrepantie tussen de geboortedatum in zijn Marokkaanse paspoort en de in de basisregistratie personen (brp) geregistreerde geboortedatum. Eiser had eerder geprobeerd zijn geboortedatum te wijzigen in de gemeentelijke basisadministratie, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de formele bezwaren van de burgemeester, er geen twijfel bestond aan de identiteit van eiser. De rechtbank benadrukte dat de materiële juistheid van de gegevens voorop staat en dat in dit uitzonderlijke geval de brp-toets niet zwaarder weegt dan de vastgestelde identiteit van eiser. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de burgemeester, verklaarde het beroep gegrond en droeg de burgemeester op om de verkrijging van het Nederlanderschap aan eiser te bevestigen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.