ECLI:NL:RVS:2013:902

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201208592/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geboortedatum in gemeentelijke basisadministratie door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 19 juli 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had op 6 oktober 2011 een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (gba) afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing op 31 januari 2012 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld.

[appellant] is geboren in Marokko en kwam in 1970 naar Nederland. Hij verzocht om wijziging van zijn geboortedatum van 1950 naar 1 januari 1947, onderbouwd met een gelegaliseerde beschikking van het gerechtshof te Agadir, Marokko. De rechtbank weigerde de door [appellant] meegebrachte getuige te horen, wat hij aanvoerde als een schending van artikel 8:63, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de getuige niets kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak, omdat de beschikking niet op objectieve gegevens was gebaseerd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Marokkaanse identiteitskaart uit 1966, waarop de geboortedatum was gebaseerd, geen objectieve gegevens bevatte. De rechtbank concludeerde dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn, en dat de burger de plicht heeft om sterke documenten te leveren om onjuistheden te bewijzen. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank deugdelijk had gemotiveerd waarom de beschikking niet op objectieve gegevens was gebaseerd en dat het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum te wijzigen terecht was afgewezen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201208592/1/A3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012 in zaak nr. 12/926 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de gba), afgewezen.
Bij besluit van 31 januari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.C. de Jong, advocaat in Rotterdam, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. [appellant] is geboren in Marokko en in 1970 naar Nederland gekomen. Op 16 juni 1970 is in de bevolkingsadministratie als geboortejaar 1947 opgenomen, ontleend aan het destijds door [appellant] getoonde Marokkaanse paspoort. Op 18 februari 1976 is het geboortejaar naar aanleiding van een aantal door [appellant] overgelegde documenten gewijzigd in 1950. [appellant] heeft het college verzocht om het geboortejaar in de gba te wijzigen van 1950 in 1 januari 1947. Daarbij heeft hij onder meer een gelegaliseerde beschikking van het gerechtshof te Agadir, Marokko, van 17 november 2009, nummer 916 (hierna: de beschikking) overgelegd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte en in strijd met artikel 8:63, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) ongemotiveerd heeft geweigerd de door hem meegebrachte en aangekondigde getuige te horen. Daartoe voert hij aan dat uit de uitspraak niet blijkt dat de rechtbank heeft beoordeeld of het horen van de getuige redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Daarbij heeft de rechtbank volgens [appellant] niet onderkend dat de limitatieve opsomming in artikel 36, tweede lid, van de Wet gba onverlet laat dat de beschikking er blijk van moet geven dat dit document naar objectieve maatstaven gemeten is gebaseerd op betrouwbare gegevens en het college dit had moeten beoordelen aan de hand van alle door [appellant] overgelegde documenten en verklaringen. In dit verband heeft de rechtbank volgens [appellant] niet onderkend dat de door hem meegebrachte getuige ter zitting had moeten worden gehoord.
3.1. [appellant] betoogt terecht dat uit de aangevallen uitspraak niet blijkt dat de rechtbank de in artikel 8:63, tweede lid, van de Awb bedoelde beoordeling heeft verricht, maar dat blijkt wel uit het proces-verbaal van de zitting. De rechtbank heeft aangegeven dat zij de getuige ter zitting niet zal horen omdat hij niets kan verklaren over brondocumenten. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat uit de beschikking blijkt dat de wijziging van de geboortedatum is gebaseerd op een identiteitskaart die in 1966 in Marokko is opgemaakt, een huwelijksakte uit 1971 en medische leeftijdsonderzoeken uit 1972 en 2005. De identiteitskaart uit 1966 bevat volgens de rechtbank geen objectieve gegevens, omdat die alleen is gebaseerd op mondelinge verklaringen. Hieruit volgt volgens de rechtbank dat de huwelijksakte uit 1971 evenmin objectieve gegevens bevat, nu deze huwelijksakte is gebaseerd op de identiteitskaart uit 1966. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat gezien de ontwikkelingen van de medische wetenschap volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling in dit verband geen overwegende betekenis kan worden toegekend aan de medische verklaringen die aan de beschikking ten grondslag zijn gelegd. Door aldus te overwegen heeft de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat en waarom de beschikking naar objectieve maatstaven niet is gebaseerd op objectieve gegevens. Nu voorts de beschikking niet is gebaseerd op een verklaring van de door [appellant] meegebrachte getuige, kon de rechtbank beslissen dat het horen van die getuige ter zitting bij rechtbank redelijkerwijs niet kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
Het betoog faalt.
4. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de identiteitskaart uit 1966 geen objectieve gegevens bevat, nu deze identiteitskaart alleen is gebaseerd op mondelinge verklaringen. De omstandigheid dat [appellant] direct bij binnenkomst in Nederland heeft verklaard en consequent is blijven verklaren dat hij is geboren in 1947, dat de identiteitskaart is afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten in de persoon van een caïd of sheikh en hij twee getuigen heeft die uit eigen waarneming kunnen verklaren dat [appellant] in 1947 is geboren, maken volgens [appellant] dat de identiteitskaart uit 1966 en daarmee de beschikking is gebaseerd op objectieve gegevens. De rechtbank heeft door te overwegen als zij heeft gedaan volgens [appellant] niet onderkend dat alle Marokkaanse identiteitskaarten zijn gebaseerd op mondelinge gegevens en aldus de geboortedatum van in Marokko geboren personen nooit in de gba kan worden opgenomen, hetgeen niet in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever.
5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 juli 2012 in zaak nr. 201106401/1/A3), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de gba opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de Wet gba, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Hieruit volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de Marokkaanse identiteitskaart uit 1966, die - naar niet in geschil is - is afgegeven op basis van wat de aanvrager aanvoert en de eigen wetenschap van de caïd over de lokale omstandigheden, geen brondocument is op grond waarvan onomstotelijk vaststaat dat het daarin vermelde geboortejaar juist en daarmee het thans in de gba opgenomen geboortejaar onjuist is. Nu de beschikking mede is gebaseerd op de Marokkaanse identiteitskaart uit 1966, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de beschikking evenmin een zodanig brondocument is. Dat [appellant] naar gesteld consequent is blijven verklaren dat zijn geboortejaar 1947 is, is evenmin een objectief gegeven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het geboortejaar in 1976 naar aanleiding van door [appellant] zelf overgelegde documenten is gewijzigd in 1950. De verklaringen van twee getuigen zijn gelet hierop evenmin objectieve gegevens naar aanleiding waarvan had moet worden geoordeeld dat het thans in de gba opgenomen geboortejaar onjuist is.
De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de Marokkaanse identiteitskaart uit 1966 en de beschikking geen documenten zijn op grond waarvan onomstotelijk vaststaat dat het thans in de gba opgenomen geboortejaar onjuist is en het college terecht het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum te wijzigen in 1 januari 1947 heeft afgewezen. De stelling van [appellant] dat de overwegingen van de rechtbank met zich brengen dat niemand die geboren is in Marokko in de gba kan worden ingeschreven omdat alle identiteitsbewijzen zijn gebaseerd op alleen mondelinge verklaringen is niet onderbouwd en leidt niet tot een ander oordeel.
Het betoog faalt.
6. De hoger beroepsgrond die [appellant] als grief 4 aanvoert heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft gelet op hetgeen over de overige hoger beroepsgronden is overwogen geen bespreking.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
382-671.