ECLI:NL:RBROT:2019:5850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
C/10/559651 / HA ZA 18-940
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de voorlichtingsplicht door notaris met betrekking tot legitieme portie en verjaring van vordering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2019, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen de notaris. De kern van het geschil betreft de vraag of de notaris hen voldoende heeft voorgelicht over de gevolgen van het afleggen van een verklaring waarin zij afstand deden van hun legitieme portie uit de nalatenschap van hun overleden vader. De vader overleed op 28 januari 2002 en had in zijn testament zijn levenspartner als enige erfgename benoemd. Na het overlijden van de vader hebben eisers een verklaring ondertekend waarin zij afstand deden van hun legitieme portie, maar zij stelden later de notaris aansprakelijk voor het niet deugdelijk informeren over de consequenties van deze verklaring.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van eisers is verjaard. De verjaringstermijn voor een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad bedraagt vijf jaar, en deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop de benadeelde bekend is met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn al was gaan lopen in 2002, toen eisers de verklaring aflegden, en niet pas in 2013 bij het overlijden van de levenspartner van de vader. De rechtbank wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de notaris, die zijn begroot op € 1.916,-.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door benadeelden in het geval van schadevergoeding en de gevolgen van rechtsdwaling voor de verjaringstermijn. De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de notaris de kosten kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/559651 / HA ZA 18-940
Vonnis van 17 juli 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eisers,
advocaat mr. M.N.R. Nasrullah te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.D. Kraaikamp te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en de notaris genoemd worden. Afzonderlijk zullen [eiser 1] c.s. [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte wijziging van eis
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de rolbeslissing van de kantonrechter van 13 juli 2018 ( [eiser 1] c.s. dienen zich uit te laten of zij hun vorderingen beperken tot maximaal € 25.000/ de rechtsmacht van de kantonrechter willen aanvaarden)
  • de akte van [eiser 1] c.s.
  • de akte van de notaris
  • de beslissing van de kantonrechter tot verwijzing van de zaak naar de handelskamer van de rechtbank
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen (bij de handelskamer van de rechtbank) van 21 maart 2019
  • de pleitnota van [eiser 1] c.s.
  • de pleitaantekeningen van de notaris.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 januari 2002 is overleden de vader van [eiser 1] c.s., genaamd [naam vader] (hierna ook te noemen: de vader). De vader heeft bij testament van 16 september 1999 beschikt over zijn nalatenschap. In dat testament is zijn levenspartner mevrouw [naam] tot enig erfgename benoemd. [naam] is niet de moeder van [eiser 1] c.s. Het testament is verleden door de notaris. De notaris is inmiddels met pensioen.
2.2.
Na het overlijden van de vader heeft (het kantoor van) de notaris een brief met een formulier toegestuurd naar zowel [eiser 1] als [eiser 2] . In de brief staat dat de notaris begrijpt dat [eiser 1] en [eiser 2] geen beroep doen op hun legitieme portie en hen wordt, teneinde daarvan te laten blijken, verzocht de bijgaande onderhandse akte te ondertekenen en aan de notaris te retourneren, inclusief een kopie van een identiteitsbewijs. [eiser 1] en [eiser 2] hebben voldaan aan dit verzoek van de notaris.
2.3.
[naam] is overleden op 20 januari 2013. Ook [naam] heeft bij testament, opgemaakt door de (onderhavige) notaris, beschikt over haar nalatenschap. [eiser 1] c.s. zijn daarin niet tot erfgenaam benoemd.
2.4.
[eiser 2] en [eiser 1] hebben bij twee separate brieven van hun raadsman van 5 januari 2016 de notaris aansprakelijk gesteld omdat, kort gezegd, hij [eiser 1] c.s. niet deugdelijk heeft geïnformeerd over de consequenties van het afleggen van hun schriftelijke verklaring dat zij afstand doen van de legitieme portie. De notaris heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen na eiswijziging, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de notaris aansprakelijk is voor de schade die zij lijden door onzorgvuldig handelen van (het personeel van) de notaris, met verwijzing naar de schadestaatprocedure voor de bepaling van de omvang van de schade en onder veroordeling van notaris in de proceskosten.
3.2.
De notaris voert verweer.
3.3.
De stellingen en weren zullen, waar nodig, in de beoordeling worden betrokken.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil komt er in de kern op neer dat [eiser 1] c.s. de notaris verwijten hen niet voorgelicht te hebben over de mogelijke financieel nadelige consequenties van het afleggen van de door de notaris aan hen toegestuurde verklaring dat zij afzien van hun legitieme portie in de erfenis van hun vader. De meest verstrekkende verweren van de notaris zijn: er is niet tijdig geklaagd en de vordering is verjaard. De rechtbank zal als eerste het verjaringsverweer behandelen.
4.2.
Het gaat hier om een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad. Een dergelijke vordering verjaart door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgend op de dag waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van 20 jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt (artikel 3:310 lid 1 BW).
4.3.
De vraag of de benadeelde voldoende zekerheid heeft dat de schade is veroorzaakt door foutief handelen van betrokkene, dient te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor het gaan lopen van de onderhavige verjaringstermijn (slechts) vereist is dat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Maar het is volgens de Hoge Raad niet tevens vereist dat de benadeelde ook met de juridisch correct beoordeling van die feiten en omstandigheden bekend wordt. Een ander oordeel zou volgens de Hoge Raad een behoorlijk verloop van het rechtsverkeer in de weg kunnen staan en zou tot rechtsongelijkheid aanleiding kunnen geven, nu juridische kennis niet in gelijke mate bij een ieder aanwezig is (o.a. HR 5 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AY8771).
Met andere woorden: het (alsnog) bekend worden van de benadeelde met de juridische situatie (de “rechtsdwaling” is opgehelderd) is geen voorwaarde om de verjaringstermijn te laten aanvangen. De verjaringstermijn is daarom al gaan lopen in 2002, toen [eiser 1] c.s. de verklaring aflegden dat zij afzagen van hun legitieme portie. De vordering is, gelet op het sindsdien verstrijken van voornoemde termijn van vijf jaar, verjaard. Ter comparitie hebben [eiser 1] c.s. bepleit dat de verjaringstermijn pas is aangevangen op of omstreeks 20 januari 2013, toen [naam] overleed. De rechtbank onderschrijft deze stelling niet. De schade van [eiser 1] c.s. vloeit niet voort uit het overlijden van [naam] . Die schade vloeit voort uit het afleggen van de verklaring dat zij afzagen van hun legitieme portie, in 2002.
4.4.
Het gevorderde zal worden afgewezen. De overige weren behoeven geen bespreking meer.
4.5.
[eiser 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de notaris. Deze kosten worden begroot op € 1.916,-, zijnde:
- € 1.629,- aan salaris advocaat (aan de hand van de Liquidatietarieven: tarief II ad € 543,- per punt voor zaken van onbepaalde waarde; de rechtbank acht 3 punten redelijk voor de procedure bij de kantonrechter en de handelskamer tezamen),
- € 287,- aan griffierecht.
De proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en vermeerderd worden met de nakosten (die toewijsbaar zijn op de gebruikelijke wijze) en wettelijke rente. Wettelijke rente is niet toewijsbaar over de nakosten. Het valt op voorhand niet te zeggen wanneer die kosten gemaakt zullen worden en dan kan ook niet van tevoren worden vastgesteld wanneer het - voor het recht op wettelijke rente vereiste - verzuim met betaling van die kosten zal intreden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten van de notaris, tot op heden begroot op € 1.916,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de datum der algehele voldoening en voorts vermeerderd € 157,- voor nasalaris zonder betekening, en, in geval betekening van het vonnis plaatsvindt, met € 82,- en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.2517/2294