In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2019, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen de notaris. De kern van het geschil betreft de vraag of de notaris hen voldoende heeft voorgelicht over de gevolgen van het afleggen van een verklaring waarin zij afstand deden van hun legitieme portie uit de nalatenschap van hun overleden vader. De vader overleed op 28 januari 2002 en had in zijn testament zijn levenspartner als enige erfgename benoemd. Na het overlijden van de vader hebben eisers een verklaring ondertekend waarin zij afstand deden van hun legitieme portie, maar zij stelden later de notaris aansprakelijk voor het niet deugdelijk informeren over de consequenties van deze verklaring.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van eisers is verjaard. De verjaringstermijn voor een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad bedraagt vijf jaar, en deze termijn begint te lopen op de dag na de dag waarop de benadeelde bekend is met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn al was gaan lopen in 2002, toen eisers de verklaring aflegden, en niet pas in 2013 bij het overlijden van de levenspartner van de vader. De rechtbank wees de vordering van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van de notaris, die zijn begroot op € 1.916,-.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door benadeelden in het geval van schadevergoeding en de gevolgen van rechtsdwaling voor de verjaringstermijn. De rechtbank verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de notaris de kosten kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is behandeld.