Mrs. Weerdesteijn en Fiege hebben geen zitting genomen in de wrakingskamer en hebben dientengevolge de zaak van verzoeker niet behandeld. Gelet hierop is verzoeker niet-ontvankelijk in de wrakingsverzoeken van 24 mei 2019 en 3 juni 2019, voor zover die zijn gericht tegen mr. Weerdesteijn en mr. Fiege.
3. De wrakingsverzoeken, gericht tegen mrs. Kalk, Hofmeijer-Rutten en Van den Bos, leden van de wrakingskamer
3.1
Ter adstructie van de wrakingsverzoeken jegens de leden van de wrakingskamer heeft verzoeker – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd.
Wrakingsverzoek van 24 mei 2019 jegens mr. drs. Van den Bos
3.1.1
Verzoeker heeft verwezen naar twee eerdere wrakingsverzoeken die hij heeft gedaan in andere procedures. In die procedures hebben beide rechters zich, in reactie op de respectievelijke wrakingsverzoeken, op het standpunt gesteld dat zij pas na afloop van de zitting kennis hebben genomen van het wrakingsverzoek. Ook in het onderhavige verzoek is deze situatie aan de orde. Mr. Lunenberg heeft in een schriftelijke reactie te kennen gegeven pas na afloop van de zitting op de hoogte te zijn gesteld van het wrakingsverzoek van verzoeker van 16 mei 2019. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de wrakingskamer mr. Lunenberg kennelijk opzettelijk te laat heeft ingelicht over het wrakingsverzoek en daarmee samenspant met de gewraakte rechter om verzoeker monddood te maken.
Wrakingsverzoek van 3 juni 2019 jegens mr. drs. Van den Bos
3.1.2
Op 27 mei 2019 is door de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker bericht dat zijn wrakingsverzoek van 24 mei 2019 behandeld zal worden op de zitting van 7 juni 2019. Dat houdt in dat mr. Van den Bos van plan is over een wrakingsverzoek jegens hemzelf te oordelen. Het is evident dat een rechter geen uitspraak mag doen over zichzelf, waardoor mr. drs. Van den Bos de schijn op zich heeft geladen partijdig te zijn.
Wrakingsverzoek van 5 juni 2019 jegens mr. Kalk
3.1.3
Verzoeker heeft bij brieven van 24 mei 2019 en 3 juni 2019 aangevoerd dat mr. drs. Van den Bos en mr. Fiege partijdig zijn. Nu mr. Kalk met deze rechters zitting neemt in de wrakingskamer, leidt dat tot de conclusie dat ook mr. Kalk partijdig is.
Wrakingsverzoek van 6 juni 2019 jegens mr. Hofmeijer-Rutten
3.1.4
Verzoeker heeft bij brieven van 24 mei 2019, 3 juni 2019 en 5 juni 2019 aangevoerd dat mr. drs. Van den Bos en mr. Kalk partijdig zijn. Nu mr. Hofmeijer-Rutten met deze rechters zitting neemt in de wrakingskamer, leidt dat tot de conclusie dat ook mr. Hofmeijer-Rutten partijdig is.
4. Beoordeling van de wrakingsverzoeken, gericht tegen de leden van de wrakingskamer
Wrakingsverzoeken van 24 mei 2019 en 3 juni 2019 jegens mr. drs. Van den Bos
4.1.1
Onder bepaalde omstandigheden kan een wrakingskamer een verzoek tot wraking van een
of meer van haar leden buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een
andere wrakingskamer wordt gesteld. Dat is het geval wanneer evident misbruik van recht
wordt gemaakt. De wrakingskamer wijst in dit verband op het arrest van de Hoge Raad van
deze situatie sprake is.
De in het wrakingsverzoek van 24 mei 2019 aangevoerde omstandigheden vinden hun oorsprong in wrakingsprocedures die in het verleden hebben plaatsgevonden. Verzoeker is van mening dat de betrokken (wrakings)rechters in die procedures collectief tegen hem hebben samengespannen en leidt daaruit, bij wijze van ketenredenering, af dat de rechtbank ook in de onderhavige procedure tegen hem samenspant. In het wrakingsverzoek van 3 juni 2019 zijn geen nieuwe omstandigheden aangevoerd. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker op deze wijze lichtvaardig gebruik maakt van de wrakingsprocedure en misbruik maakt van het wrakingsrecht. De wrakingsverzoeken van 24 mei 2019 en 3 juni 2019 jegens mr. drs. Van den Bos zullen daarom buiten behandeling worden gelaten.
4.1.2
Daarbij tekent de wrakingskamer aan, dat het bericht dat het wrakingsverzoek zal worden behandeld op 7 juni 2019 niet meer is dan een feitelijke mededeling is waarmee niet vooruit gelopen wordt op de wijze van afdoening. Behandeling ter zitting maakt het mogelijk dat de verzoeker zijn gronden nader toelicht, op basis waarvan de wrakingskamer zou (hebben) kunnen besluiten niet zelf het verzoek tegen een van haar leden te behandelen, maar de behandeling van de zaak aan een andere kamer over te laten.
Wrakingsverzoeken van 5 juni 2019 jegens mr. Kalk en van 6 juni 2019 jegens mr. Hofmeijer-Rutten
4.2
Geconstateerd wordt dat hetgeen verzoeker in deze verzoeken heeft aangevoerd niet ziet op handelen of uitlatingen van de rechters persoonlijk. Het zijn argumenten die gelden tegenover elk lid van een samen te stellen wrakingskamer. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat ook hier sprake is van misbruik van het wrakingsrecht. De overweging onder 4.1.2 geldt ook hier.
Ook deze wrakingsverzoeken zullen daarom buiten behandeling worden gelaten.