ECLI:NL:RBROT:2019:5218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
10/107962-18 en 10/206622-18 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met misdrijf tegen het leven en wapenbezit

Op 2 mei 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 mei 2018 en 10 september 2018 via Facebook bedreigende berichten heeft gestuurd naar twee slachtoffers, waarbij hij zich afbeeldde met een vuurwapen. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke waanstoornis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is voor de bedreigingen, maar volledig voor het wapenbezit. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en is er een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt contact te hebben met de slachtoffers voor de duur van 3 jaar. Het in beslag genomen vuurwapen is onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/107962-18 en 10/206622-18 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 2 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. Op de terechtzitting van 23 november 2018 is het als feit 3 ten laste gelegde overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten die in de gevoegde dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Die nummering zal worden aangehouden in dit vonnis.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudswaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting, alsook een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht - dadelijk uitvoerbaar - voor de duur van 3 jaar, inhoudende een (in)direct contactverbod met aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] , met toepassing van vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding, met een maximum van 6 maanden hechtenis, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan;
  • onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 mei 2018 te Rotterdam of Schiedam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] bij een toegezonden Facebook-bericht dreigend de woorden toegevoegd: "zuig hier op [naam slachtoffer 1] " en (daarbij) een afbeelding geplaatst waarop hij,
verdachte staat afgebeeld met een vuurwapen in zijn hand ;
2.
hij op 1 juni 2018 te Schiedam een wapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 10 september 2018 te Amsterdam of Schiedam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via Facebook een foto naar die [naam slachtoffer 2] te sturen, waarop hij, verdachte, staat afgebeeld met een vuurwapen in zijn, verdachtes, (rechter)hand en de loop van dit vuurwapen te richten op de camera/lens.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee bedreigingen, door de twee aangevers via Facebook een foto te sturen van zichzelf met de loop van een vuurwapen gericht op de lens. De verdachte stelt dat een aflevering van de Duitse misdaadserie Tatort uit 2000 is gebaseerd op zijn levensverhaal en hij zich hierdoor in zijn eer en goede naam zou zijn aangetast. Verdachte houdt aangevers hiervoor mede verantwoordelijk. Als verklaring voor zijn gedrag stelt verdachte dat hij om een verklaring van de slachtoffers uit te lokken, hij deze op deze wijze zou hebben bedreigd. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat het als ‘beeldspraak’ was bedoeld. De rechtbank overweegt echter dat het ernstige feiten zijn, die – zo blijkt uit de aangiftes van slachtoffers – bovendien niet op zichzelf stonden. Zo verklaart de heer [naam slachtoffer 1] dat verdachte in dezelfde buurt woont en als hij hem tegenkomt verdachte schietbewegingen naar hem maakt met zijn hand. Uit de aangifte van de heer [naam aangever 2] blijkt bovendien dat hij in de periode 2001-2003 om dezelfde reden al voortdurend ernstig werd bedreigd door verdachte, het vervolgens 15 jaar stil is gebleven, maar verdachte de bedreigingen in 2018 opeens weer hervatte. Uit de aangiftes van beide slachtoffers en de slachtofferverklaring van aangever [naam aangever 1] blijkt dan ook de impact van de feiten op het dagelijks leven van de slachtoffers en hun directe omgeving. Hun leven is gedurende langere tijd in sterke mate ontregeld geweest. De verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan maar slechts aan zichzelf gedacht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Uit de rapportage van psychiater B.A. Blansjaar van 10 augustus 2018 en de rapportage van klinisch psycholoog R.K.F. Lemmens 2 september 2018 blijkt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het Pro Justitia onderzoek. Ondanks de weigering van de verdachte om mee te werken, heeft hij wel bijna een uur met de psycholoog gesproken. Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat er sterke aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een waanstoornis bij de verdachte die in 2005 is begonnen en zich langzaam heeft ontwikkeld tot een inmiddels uitgekristalliseerd waansysteem rondom aangever en een complot waarvan deze deel zou maken. De psycholoog achtte het zorgwekkend dat het waansysteem zich lijkt uit te breiden. Betrokkene gaf volgens de psycholoog aan dat hij nog steeds vindt dat hij een ‘vijand’ heeft (in de persoon van aangever) en dat hij genoegdoening of eerherstel wil en dit ook zal gaan najagen. Het risico op voortzetting en volharding van het stalkingsgedrag werd als gemiddeld tot hoog ingeschat en een opname in het Pieter Baan Centrum werd geadviseerd.
Om meer duidelijkheid over de persoon van de verdachte te krijgen is hij voor de duur van zes weken ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum. Op 22 februari 2019 hebben psychiater Th. Rinne en klinisch psycholoog B.H. Boer een rapport over de verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt het volgende in.
De psycholoog rapporteert dat weliswaar met de verdachte is gesproken, maar dat de verdachte weigerde mee te werken aan verder onderzoek. Er is sprake van een beperkt onderzoek. De psycholoog kan op basis van de beschikbare informatie onvoldoende onderbouwen dat sprake zou zijn van een waanstoornis of een andere psychotische stoornis, maar kan dit evenmin uitsluiten.
De psychiater rapporteert dat de verdachte niet volledig heeft meegewerkt, maar dat het op basis van verschillende korte en twee langere gesprekken, ondersteund door de observaties op de afdeling, mogelijk was een psychiatrisch onderzoek uit te voeren.
De verdachte heeft voldoende symptomen om de diagnose van een paranoïde waanstoornis te stellen. Daarbij is sprake van een geïsoleerd, zich uitbreidend waansysteem bij een verder, voor zover het zich laat aanzien, goed functionerende verdachte. De verdachte voelt zich - vanuit het perspectief van de waan - door de Tatort-aflevering in zijn eer aangetast, omdat van hem geen eerlijk beeld is gegeven. Ook vindt hij dat zijn ouders in een slecht daglicht zijn gezet, net als Turkse jongeren in het algemeen. Dit maakt hem woedend.
De bedreigingen van de aangevers komen niet rechtstreeks voort uit de waanbeleving, maar uit de boosheid dat zijn overtuiging niet wordt gedeeld en er niet naar gehandeld wordt. Een geheel niet toerekenen is daarom niet aan de orde. Wel deed de verdachte de bedreigingen in relatie tot de waanstoornis. Die stoornis had een zodanige invloed op het handelen van de verdachte dat wordt geadviseerd om de ten laste gelegde bedreigingen in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De verdachte heeft het vuurwapen niet aangeschaft met als doel hiermee de bedreigingen uit te voeren, maar had dit al in huis. Het wapenbezit staat dus los van de waanstoornis en kan de verdachte volledig worden toegerekend.
Het recidive-risico voor gewelddadig gedrag wordt op lange termijn als laag tot matig ingeschat. De verdachte beschikt over veel beschermende factoren. Hij functioneert professioneel, relationeel en sociaal goed. Gelet op het voorgaande en een eerdere ‘rustperiode’ van vijftien jaar, stelt de psychiater dat een behandeling c.q. begeleiding in een forensisch psychiatrische polikliniek, met de mogelijkheid tot een - indien nodig -incidentele out-reachende functie, in combinatie met reclasseringsbegeleiding- en toezicht een passende behandelcontext is. Gezien de duidelijke contactgroei die ondanks de weigering van betrokkene tijdens het onderzoek in het PBC tot stand komt als hij zich respectvol behandeld voelt, acht onderzoeker de prognose voor de ontwikkeling van een behandelrelatie gunstig. Verder lijkt het belangrijk de partner van betrokkene bij de behandeling te betrekken in verband met haar waanbevestigende rol. De onderzoekend psychiater adviseert de behandeling c.q. begeleiding binnen de kaders van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Tot slot heeft Reclassering Nederland op 23 augustus 2018 en 21 maart 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. Hieruit volgt dat de reclassering zich aansluit bij de bevindingen van psychiater Rinne. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht, ambulante behandeling bij Fivoor en continuering van het contactverbod met het slachtoffer (de heer [naam slachtoffer 1] ) zoals opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van psychiater Rinne gedragen worden door zijn bevindingen, steun vinden in de conclusies van psycholoog Lemmens en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de ten laste gelegde bedreigingen een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee deze feiten hem in verminderde mate worden toegerekend. Dit geldt niet voor het voorhanden hebben van het pistool, welk feit de verdachte volledig wordt toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht. In het nadeel van de verdachte wordt rekening gehouden met de impact die deze bedreigingen hebben gehad op het dagelijks leven van allebei de slachtoffers en hetgeen in dit verband hiervoor is overwogen. De rechtbank acht alles overwegend een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Met de psychiater en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat begeleiding door de reclassering noodzakelijk is om het gedrag van de verdachte richting de slachtoffers te monitoren. Daarnaast dient de verdachte een ambulante behandeling te ondergaan voor zijn waanstoornis. Gelet hierop zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel bedraagt drie maanden. Dit dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van driejaar opgelegd, inhoudende een direct en indirect contactverbod met [naam aangever 1] en [naam aangever 2] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam aangever 1] en [naam aangever 2] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel, waaronder de hieronder besproken onttrekking aan het verkeer, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerp

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij afstand doet van het vuurwapen.
Het inbeslaggenomen vuurwapen zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 38v, 38w, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich voor zijn waanstoornis onder ambulante behandeling stellen bij behandelcentrum Fivoor, of andere soortgelijke door de reclassering vast te stellen ambulante forensische zorg, gedurende zijn proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met het behandelcentrum verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
- zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam aangever 1] en [naam aangever 2] , gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart het vuurwapen onttrokken aan het verkeer;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2018 te Rotterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] bij een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding (Facebook-bericht) dreigend de woorden toegevoegd: "zuig hier op [naam slachtoffer 1] " en/of (daarbij) een afbeelding geplaatst waarop hij,
verdachte staat afgebeeld met een vuurwapen in zijn hand althans woorden en/of een feitelijkheid van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 juni 2018 te Schiedam een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks
20 mei 2018 en/of10 september 2018 te Amsterdam en/of Schiedam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door via Facebook een foto naar die [naam slachtoffer 2] te sturen, waarop hij, verdachte, staat afgebeeld met een (vuur)wapen in zijn, verdachtes, (rechter)hand en de loop van dit (vuur)wapen te richten op de camera/lens;