ECLI:NL:RBROT:2019:5217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
10/009455-19 vordering TUL VV 10/161417-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen met braak en in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met braak en in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 11 januari 2019 een woninginbraak heeft gepleegd in Zwijndrecht, waarbij goederen zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs, waaronder camerabeelden, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en de aanbevelingen van de reclassering. De rechtbank heeft besloten om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om zijn leven weer op orde te krijgen met hulp van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/009455-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/161417-18
Datum uitspraak: 18 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/161417-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – feiten 2 en 3.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder feit 2 genoemde gourmetstel volgt de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij deze niet heeft weggenomen.
4.2.
Bewijswaardering - feit 1:
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Aan de verklaring van de getuige [naam getuige] , die zegt verdachte te hebben herkend, moet volgens de raadsvrouw geen waarde worden gehecht aangezien hij de verdachte zelf niet kent, maar zijn naam van vrienden heeft gehoord. De fotoherkenning van de getuige [naam getuige] is eveneens niet bruikbaar aangezien aan hem meerdere foto’s hadden moeten worden getoond. Tevens valt uit de camerabeelden van de Balistraat niet op te maken dat de op fiets bewegende persoon verdachte betreft omdat deze te onduidelijk zijn.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op vrijdagochtend 11 januari 2019 tussen 9.30 uur en 11.45 uur in een woning aan de [adres delict 1] is ingebroken. Nadat de politie ter plaatse is gekomen zijn in de achtertuin van de woning twee verse schoensporen aangetroffen, waarbij het ging om twee verschillende schoenprofielen, wat duidt op de betrokkenheid van (in ieder geval) twee daders. Spullen die bij de inbraak zijn weggenomen worden direct na de melding aangetroffen in een steeg vlakbij de woning. Aangever herkent de televisie en de etenswaren die daar worden aangetroffen als spullen die juist daarvoor uit zijn woning zijn weggenomen. De etenswaren bevinden zich in een tas in een grijze mand voorop een zwarte opoefiets die ook in die steeg (tegen een hek) staat. Deze steeg loopt van de Balistraat naar de Karel Doormanlaan, alwaar zich op de hoek de kapperszaak van de heer [naam getuige] bevindt. De medeverdachte wordt ter plaatse op heterdaad aangehouden, nadat hij door getuige [naam getuige] aan de politie is overgedragen.
Getuige [naam getuige] verklaart het volgende aan de politie. Om 11.45 uur zag hij twee mannen uit de steeg komen welke hij herkent als verdachte en zijn broer (medeverdachte). Van de medeverdachte weet [naam getuige] 100% zeker dat hij met de zwarte opoefiets liep met een plastic krat voorop met daarin de boodschappentas met etenswaren. De verdachte liep met de televisie in zijn handen. Op het moment dat verdachten zagen dat [naam getuige] hen zag, zijn ze terug de steeg in gelopen, waarna [naam getuige] naar hen toe is gegaan. [naam getuige] zag dat de medeverdachte de zwarte opoefiets tegen een hek zette en dat de verdachte de televisie op de grond zette in de steeg. [naam getuige] heeft de medeverdachte beetgepakt en verdachte is weggerend. [naam getuige] heeft de medeverdachte overgedragen aan de ter plaatse gekomen politie.
[naam getuige] herkent beide verdachten op door de politie aan hem getoonde foto’s, uit welke herkenning bovendien blijkt dat [naam getuige] beide verdachten ook bij naam kent en uit elkaar kan houden. Verdachte heeft op zitting verklaard dat het inderdaad mogelijk is dat [naam getuige] hen uit de buurt kent.
Verder bevinden zich in het dossier camerabeelden (en stills daarvan) waarop is te zien dat kort voor het moment van de inbraak een persoon op een zwarte opoefiets met krat door de Balistraat fietst. De fiets op de beelden voldoet aan de omschrijving van de fiets die later in de steeg wordt aangetroffen en waar volgens [naam getuige] de medeverdachte mee in zijn handen liep. De verdachte past bovendien in het signalement van de fietser zoals dat blijkt uit de camerabeelden en de stills (hetgeen ook wordt vastgesteld in een proces-verbaal door verbalisant Zanen). Bovendien komt dit signalement ook overeen met het signalement dat [naam getuige] van de verdachte geeft en die [naam getuige] herkent als de broer van medeverdachte.
Gelet op alle bovenstaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn broer (medeverdachte) de daders zijn van de aan hen beide ten laste gelegde woninginbraak.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of juistheid van de verklaring van getuige [naam getuige] . De verklaring is vanaf het begin consistent en specifiek geweest, ook op het punt van de herkenning van verdachte en zijn broer. Daarbij komt dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
4.3.3.
Conclusie
Alle voornoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte samen met medeverdachte de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 11 januari 2019 te Zwijndrecht, in een woning gelegen aan de [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tv (LG) en geld (860 euro, althans enig geldbedrag), en een laptop, en vijf, althans een of meer sleutels, en een fles Bacardi en een of meer flessen wijn en levensmiddelen (o.a. gehakt en kipfilet), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 21 december 2018 te Zwijndrecht, in een garagebox behorende bij een woning gelegen aan de [adres delict 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bier en vier, althans een of meer flessen wijn, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 17 december 2018 te Zwijndrecht, in een kelderbox behorende bij een woning gelegen aan de [adres delict 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee slijpschijven en een overlevingmes, althans enig goed, geheel of
ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel braak
2.
diefstal, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
3.
diefstal, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan een woninginbraak op 11 januari 2019. Dit is een ernstig en hinderlijk feit dat naast materiele schade veel hinder veroorzaakt bij de gedupeerden. Door de woninginbraak heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever. Het is voor de aangever bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in zijn woning – een plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen – is geweest en zijn persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De ervaring leert dat dergelijke feiten bij de betrokken bewoners voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen, waarmee zij nog langere tijd geconfronteerd blijven.
Daarnaast heeft de verdachte heeft zich op 17 en 21 december 2018 schuldig gemaakt aan een tweetal inbraken in een kelder- en een garagebox in Zwijndrecht, waarbij de sloten van de deuren werden vernield om binnen te komen. Bij de inbraak op 21 december 2018 werden bovendien ook - zo blijkt uit de aangifte - een deur en twee beveiligingscamera’s beschadigd. Door het plegen van voornoemde inbraken heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Delicten als deze veroorzaken veel overlast en schade bij de benadeelden en leiden in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en bovendien nog in een proeftijd liep. Dit wordt in het nadeel van verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, afdeling Het Leger des Heils Jeugdbescherming (hierna: de reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De betrokkene leeft sinds zijn vijftiende op straat, heeft schulden en is verslaafd aan het roken van cocaïne. Hij is, naar eigen zeggen, door ernstig depressieve klachten zijn baan verloren in 2017 en sindsdien heeft hij geen inkomen. De betrokkene heeft geen contact meer met familie en (pro-sociale) vrienden. De enige met wie betrokkene een goede band heeft, is zijn tweelingbroer, welke veel voor hem betekent. Zijn broer zit in dezelfde situatie als betrokkene en is medeverdachte in één van de ten laste gelegde zaken. Momenteel begeeft betrokkene zich in een negatief sociaal netwerk en ontbreekt het aan een pro-sociale steunende omgeving. Vanwege de instabiele leefsituatie en psychische problematiek lukt het betrokkene niet om zelfstandig zijn leven op orde te krijgen en een betaalde dagbesteding vol te houden. De reclassering acht bij een veroordeling een reclasseringstraject wenselijk. Betrokkene staat momenteel open voor hulp, mits het contact met zijn tweelingbroer hier niet onder zal lijden.
De betrokkene heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Wanneer hij na zijn detentieperiode niet met de nodige hulp stabiliteit in zijn leven kan brengen is het risico op recidive hoog.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met na te noemen bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening.
7.3.3.
Verklaring en houding op zitting
Uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte gemotiveerd is om zijn leven - en dat van zijn tweelingbroer en medeverdachte - weer op orde te brengen. De in de gevangenis geboden hulp en begeleiding pakt hij met beide handen aan – zo geeft hij aan in detentie al te zijn afgekickt - en hij staat open voor begeleiding door de reclassering. Ook is hij op eigen initiatief samen met zijn broer al aangemeld bij Buddy Zorg. Verdachte kwam hierin oprecht over en dit zal dan ook in zijn voordeel worden meegewogen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en mede gelet op de houding van verdachte ter zitting, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er enerzijds toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om de verdachte de hulp te kunnen bieden die hij nodig heeft in de vorm van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 december 2018 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstallen veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 75 uren subsidiair 37 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 december 2018.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke instelling voor zijn middelengebruik en zijn psychische problematiek. De behandeling start zodra de proeftijd begint of zoveel later als er een behandelplaats beschikbaar is voor de veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld
ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat
veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde verblijft in Profila Zorg - De Ark of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start zodra de proeftijd begint of zoveel later als er een plaats beschikbaar is voor de veroordeelde. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening, ook als dat betekent meewerken aan bewindvoering;
5. de veroordeelde verleent zijn medewerking aan (voortzetting van) ambulante hulpverlening in het kader van Buddy Zorg zoals wordt uitgevoerd door de Stichting Mee Plus.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven
genoemde bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
2. de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 5 december 2018 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 75 uren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op 11 januari 2019 te Zwijndrecht, in een woning gelegen aan de [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een tv (LG) en/of geld (860 euro, althans enig geldbedrag), en/of een laptop, en/of vijf, althans een of meer sleutels, en/of een fles Bacardi en/of een of meer flessen wijn en/of levensmiddelen (oa. gehakt en kipfilet), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2018 te Zwijndrecht, in een garagebox behorende bij een woning gelegen aan de [adres delict 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een gourmetstel en/of bier en/of vier, althans een of meer fles(sen) wijn, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3
hij op of omstreeks 17 december 2018 te Zwijndrecht, in een kelderbox behorende bij een woning gelegen aan de [adres delict 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen twee slijpschijven en/of een overlevingmes, althans enig goed, geheel of
ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;