ECLI:NL:RBROT:2019:5216

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
10/009438-19(ter zitting gevoegd met: 10/228754-18 en 10/258619-18) TUL VV 22/003987-16 10-101599-17 en 10/102311-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, winkeldiefstal, eenvoudige belediging en opzetheling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 18 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, winkeldiefstal, eenvoudige belediging en opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De zaak betreft een woninginbraak op 11 januari 2019 in Zwijndrecht, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte goederen heeft weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn broer, die als medeverdachte werd aangemerkt, wettig en overtuigend schuldig waren aan de woninginbraak, gebaseerd op getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het beledigen van een politieambtenaar en opzetheling van een gestolen telefoon. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte heeft aangegeven spijt te hebben van zijn daden en is gemotiveerd om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichtingen tot behandeling voor middelenproblematiek en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/009438-19 (ter zitting gevoegd met: 10/228754-18 en 10/258619-18)
Parketnummers vorderingen TUL VV: 22/003987-16, 10-101599-17 en 10/102311-18
Datum uitspraak: 18 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht,
raadsvrouw R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.A.M.G. van de Bilt heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/009438-19;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10-009438-19, alsmede bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd onder de parketnummers 10/228754-18 en 10/258619-18;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/102311-18;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/101599-17 met wijziging van de voorwaarden;
  • niet ontvankelijk-verklaring van de vordering in de zaak met parketnummer: 22/003987-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (parketnummer: 10/009438-19, feit 3)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer: 10/228754-18)
Het onder parketnummer 10/228754-18 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
Parketnummer 10/009438-19 (feit 1)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De enkele aanwezigheid van de verdachte in de nabijheid van de woning waar is ingebroken zegt volgens de raadsvrouw niks over diens betrokkenheid bij een gepleegde inbraak. Aan de verklaring van de getuige [naam getuige] mag geen waarde worden gehecht. De getuige verklaart weliswaar dat hij verdachte en diens broer (medeverdachte) op straat is tegen gekomen terwijl zij verschillende goederen bij zich hadden, maar niet over hetgeen daarvoor is gebeurd. Dit is van belang, omdat de verdachte vanaf het begin juist heeft verklaard dat hij een persoon genaamd [naam 1] in die steeg met spullen zag sjouwen en hem heeft aangeboden om hem te helpen met verhuizen. Ter verificatie van zijn verklaring is door de politie onvoldoende onderzoek gedaan naar deze [naam 1] . Verder onderzoek naar de fiets, waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij deze niet heeft aangeraakt, bijvoorbeeld naar DNA of dactyloscopische sporen, heeft bovendien niet plaatsgevonden. Daarnaast is het onderzoek naar de aangetroffen schoensporen te summier om te komen tot de vaststelling dat deze sporen van de verdachte waren en zijn er geen aanwijzingen dat verdachte in de woning is geweest.
4.3.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op vrijdagochtend 11 januari 2019 tussen 9.30 uur en 11.45 uur in een woning aan de [adres delict] is ingebroken. Nadat de politie ter plaatse is gekomen zijn in de achtertuin van de woning twee verse schoensporen aangetroffen, waarbij het ging om twee verschillende schoenprofielen, wat duidt op de betrokkenheid van (in ieder geval) twee daders. Spullen die bij de inbraak zijn weggenomen worden direct na de melding aangetroffen in een steeg vlakbij de woning. Aangever herkent de televisie en de etenswaren die daar worden aangetroffen als spullen die juist daarvoor uit zijn woning zijn weggenomen. De etenswaren bevinden zich in een tas in een grijze mand voorop een zwarte opoefiets die ook in die steeg (tegen een hek) staat. Deze steeg loopt van de Balistraat naar de Karel Doormanlaan, alwaar zich op de hoek de kapperszaak van de heer [naam getuige] bevindt. Verdachte wordt ongeveer ter hoogte van die steeg op heterdaad aangehouden, nadat hij door getuige [naam getuige] aan de politie is overgedragen.
Getuige [naam getuige] verklaart het volgende aan de politie. Om 11.45 uur zag hij twee mannen uit de steeg komen welke hij herkent als verdachte en zijn broer (medeverdachte). Van verdachte weet [naam getuige] 100% zeker dat hij met de zwarte opoefiets liep met een plastic krat voorop met daarin de boodschappentas met etenswaren. De medeverdachte (broer van verdachte) liep met de televisie in zijn handen. Op het moment dat verdachten zagen dat [naam getuige] hen zag, zijn ze terug de steeg in gelopen, waarna [naam getuige] naar hen toe is gegaan. [naam getuige] zag dat verdachte de zwarte opoefiets tegen een hek zette en dat zijn broer de televisie op de grond zette in de steeg. [naam getuige] heeft verdachte beetgepakt en zijn broer, medeverdachte, is weggerend. [naam getuige] heeft verdachte overgedragen aan de ter plaatse gekomen politie.
[naam getuige] herkent beide verdachten op door de politie aan hem getoonde foto’s, uit welke herkenning bovendien blijkt dat [naam getuige] beide verdachten ook bij naam kent en uit elkaar kan houden. Verdachte heeft op zitting verklaard dat het inderdaad mogelijk is dat [naam getuige] hen uit de buurt kent.
Verder bevinden zich in het dossier camerabeelden (en stills daarvan) waarop is te zien dat kort voor het moment van de inbraak een persoon op een zwarte opoefiets met voorop een krat door de Balistraat fietst. De fiets op de beelden voldoet aan de omschrijving van de fiets die later in de steeg wordt aangetroffen en waar volgens [naam getuige] verdachte mee in zijn handen liep. De broer van verdachte (medeverdachte) past bovendien in het signalement van de fietser zoals dat blijkt uit de camerabeelden en de stills (hetgeen ook wordt vastgesteld in een proces-verbaal door verbalisant Zanen). Bovendien komt dit signalement overeen met het signalement dat [naam getuige] van de medeverdachte geeft (die wegrende) en die [naam getuige] herkent als de broer van verdachte (medeverdachte).
Gelet op alle bovenstaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn broer (medeverdachte) de daders zijn van de aan hen beide ten laste gelegde woninginbraak.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij geen enkele reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of juistheid van de verklaring van getuige [naam getuige] . De verklaring is vanaf het begin consistent en specifiek geweest, ook op het punt van de herkenning van verdachte en zijn broer. Daarbij komt dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
4.3.3.
Conclusie
Alle voornoemde feiten en omstandigheden in samenhang bezien maken dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte samen met medeverdachte de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.
Parketnummer 10/258619-18
4.3.4.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de opzetheling. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de schuldheling. De raadsvrouw heeft bepleit dat dit een klassiek voorbeeld van een schuldheling betreft. De verdachte wist niets van de herkomst van telefoon, maar had gelet op de omstandigheden waaronder de telefoon verkregen is, te weten in een huis waar personen verbleven die strafbare feiten plegen, moeten vermoeden dat er iets mis mee was. De verdachte heeft bovendien op zitting verklaard dat hij beter had moeten weten toen hij de telefoon van de heer [naam 2] kreeg.
4.3.5.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in het bezit was van een gestolen telefoon. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon heeft gekregen van de heer [naam 2] toen hij in zijn woning aan de [adres ] in [geboorteplaats verdachte] verbleef. [naam 2] zou de hoofdbewoner van deze woning zijn en het zou gaan om een zogenaamde ‘draaideurwoning’ waar veel mensen verbleven die zich met strafbare feiten bezig zouden houden. Verder heeft verdachte verklaard dat [naam 2] hem zonder enige aanleiding een telefoon heeft gegeven en verdachte ook niet heeft gevraagd naar de herkomst hiervan. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij gezien deze omstandigheden wel had kunnen weten dat het een gestolen telefoon was.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem verkregen en gebruikte telefoon van diefstal afkomstig was, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.3.6.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde onder parketnummer 10/009438-19 en het onder parketnummer 10/258619-18 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/228754-18 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/009438-19
1.
hij op 11 januari 2019 te Zwijndrecht, in een woning gelegen aan de [adres delict]
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tv (LG) en geld (860 euro, althans enig geldbedrag), en een laptop, en vijf, althans een of meer sleutels, en een fles Bacardi en een of meer flessen wijn en levensmiddelen (o.a. gehakt en kipfilet), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 11 januari 2019 te Dordrecht, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem meermalen, het woord "kanker buitenlander" toe te voegen;
Parketnummer 10/228754-18
hij, op 15 november 2018 te Hendrik-Ido-Ambacht, een pak saté gehaktballetjes, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Plus (gelegen op/aan [adres supermarkt] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10/258619-18
hij op 28 juni 2018 te Zwijndrecht, een goed te weten een telefoon (merk Samsung, type Galaxy S3 mini) heeft verworven
envoorhanden
heeftgehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/009438-19
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel braak
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Parketnummer 10/228754-18
diefstal
Parketnummer 10/258619-18
opzetheling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan een woninginbraak op 11 januari 2019. Dit is een ernstig en hinderlijk feit dat naast materiële schade veel hinder veroorzaakt bij de gedupeerden. Door de woninginbraak heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever. Het is voor de aangever bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in zijn woning – een plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen – is geweest en zijn persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. De ervaring leert dat dergelijke feiten bij de betrokken bewoners voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen, waarmee zij nog langere tijd geconfronteerd blijven.
Ook heeft de verdachte een politieambtenaar beledigd. Beledigingen van ambtenaren in de uitoefening van hun functie worden niet getolereerd. Deze professionals doen hun werk in het belang van de maatschappij en moeten dit kunnen doen zonder dat zij op een hinderlijke en respectloze manier worden behandeld.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan opzetheling van een telefoon. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt van gestolen goederen hetgeen het plegen van dergelijke diefstallen bevordert en schade toebrengt aan de slachtoffers.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen
vormen een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade
oplevert. De verdachte heeft ook hier kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het
oogpunt van eigen materieel voordeel. Hij heeft er blijk van gegeven weinig respect te
hebben voor de eigendomsrechten van anderen en geen oog te hebben voor de gevolgen van
zijn daad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en hij zelfs in meerdere proeftijden liep. Dit wordt in het nadeel van verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de betrokkene is al jarenlang sprake van verslavingsproblematiek en vermoedelijk is sprake van een verstandelijke beperking. Het ontbreekt hem aan huisvesting, een inkomen en een dagbesteding. Daarnaast is er sprake van schuldenproblematiek. De betrokkene heeft geen positief en steunend netwerk. Behalve het contact met zijn tweelingbroer heeft hij geen contact meer met zijn familie. Betrokkene wil zijn situatie verbeteren. Hij wil zijn praktische zaken op orde krijgen, geen cocaïne meer gaan gebruiken en hij wil afstand nemen van zijn negatieve contacten. Hij staat open voor begeleiding en wil graag dat ook zijn tweelingbroer zijn leven op orde krijgt. Volgens de reclassering heeft Buddy Zorg reeds
contact met zowel betrokkene als met zijn tweelingbroer (tevens medeverdachte).
Omdat er sprake is van multi-problematiek wordt het risico op recidive door de reclassering ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij voortzetting van het toezicht zoals is opgelegd onder parketnummer 10/101599-17. Voorts wordt geadviseerd tot toevoeging van de navolgende voorwaarden: verplichting om mee te werken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan ambulante begeleiding en diagnostiek.
7.3.3.
Verklaring en houding op zitting
Ter zitting heeft de verdachte er blijk van gegeven zijn leven – en dat van zijn tweelingbroer en medeverdachte - een andere draai te willen geven en spijt te hebben van de strafbare feiten die hij in het verleden heeft gepleegd. Verdachte heeft aangegeven in detentie gestopt te zijn met het cocaïnegebruik en zeer gemotiveerd te zijn om wat van zijn leven te gaan maken. Hij heeft aangegeven afscheid te willen nemen van de levensstijl die hij en zijn tweelingbroer erop nahielden en daarbij graag hulp zou willen krijgen. Ook is hij samen met zijn broer op eigen initiatief al aangemeld bij Buddy Zorg. Verdachte kwam hierin oprecht over en dit zal dan ook in zijn voordeel worden meegewogen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en mede gelet op de houding van verdachte ter zitting, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er enerzijds toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en anderzijds om de verdachte de hulp te kunnen bieden die hij nodig heeft in de vorm van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd – parketnummer 10/1015599-17
Bij vonnis van 22 november 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en overtreding van de Opiumwet veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 7 december 2017. Op 19 juli 2018 heeft de politierechter de proeftijd verlengd met een jaar.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen en te gelasten dat er bijzondere voorwaarden aan de reeds bestaande voorwaarden worden toegevoegd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft kenbaar gemaakt zich te kunnen vinden in de afwijzing van de vordering en de toevoeging van bijzondere voorwaarden.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot afwijzing van de vordering, te meer nu de proeftijd al eens bij een eerdere veroordeling is verlengd. De door de officier van justitie gevorderde toe te voegen bijzondere voorwaarden zullen aan de verdachte in de hoofdzaak alsnog worden opgelegd.
8.5.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd – parketnummer 10/102311-18
Bij vonnis van 19 juli 2018 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in verenging veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van tweeënzestig dagen, waarvan zestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 2 augustus 2018.
8.6.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd.
8.7.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen aangezien zij zich op het standpunt stelt dat de verdachte zo snel mogelijk behandeld en geholpen dient te worden en een langer verblijf in detentie niet wenselijk is.
8.8.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.
8.9.
Arrest waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd – parketnummer (22-003987-16)
Bij arrest van 24 januari 2017 van het Gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 maart 2017.
8.10.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onderhavige dossier van de vordering tenuitvoerlegging thans niet compleet is. In ieder geval ontbreekt het arrest van 24 januari 2017 dat ten grondslag ligt aan de vordering. De officier van justitie zal derhalve in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 266, 267, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/009438-19 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10/009438-19, alsmede hetgeen ten laste is gelegd onder de parketnummers 10/228754-18 en 10/258619-18, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn middelenproblematiek bij de forensische polikliniek Bouman GGZ of een soortgelijke instelling en wordt verplicht in dit kader mee te werken aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken tenzij de reclassering dit niet noodzakelijk acht;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een CoVa-Plus training, aangeboden door Reclassering Nederland, of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding door Buddyzorg of soortgelijke instelling en volgt de aanwijzingen van deze instelling op, ook als dit betekent het meewerken aan het uitvoeren van diagnostiek, zolang de reclassering dit nodig vindt;
6. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening, ook als dat betekent meewerken aan bewindvoering.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 22 november 2017 (parketnummer: 10/101599-17) van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van één maand;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 60 dagen, van de bij vonnis van 19 juli 2018 (parketnummer: 10/102311-18) van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de vordering tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 januari 2017 (parketnummer: 22/003987-16) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. F. Wegman en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/009438-19
1.
hij op 11 januari 2019 te Zwijndrecht, in een woning gelegen aan de [adres delict] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een tv (LG) en/of geld (860 euro, althans enig geldbedrag), en/of een laptop, en/of vijf, althans een of meer sleutels, en/of een fles Bacardi en/of een of meer flessen wijn en/of levensmiddelen (oa. gehakt en kipfilet), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 1] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Dordrecht, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd, door hem meermalen, althans eenmaal het woord "kanker buitenlander" toe te voegen, althans (telkens) (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op 28 november 2018 te Zwijndrecht, vanuit een bedrijf gelegen aan de Parklaan (het Develpaviljoen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop en/of een netsnoer, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [naam slachtoffer 3] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 10/228754-18
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Hendrik-Ido-Ambacht, een pak saté gehaktballetjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Plus (gelegen op/aan [adres supermarkt] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 10/258619-18
hij op of omstreeks 28 juni 2018 te Zwijndrecht, althans in Nederland een goed te weten een telefoon (merk Samsung, type Galaxy S3 mini) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist of
redelijkerwijshad moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof