Op 8 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Dit besluit betrof de toekenning van jeugdhulp en de vraag of het gezinsinkomen toereikend was. In een eerdere tussenuitspraak op 20 maart 2018 had de rechtbank vastgesteld dat het besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat onvoldoende was onderzocht of de moeder van eiser de hulp aan hem kon blijven verlenen zonder een persoonsgebonden budget (pgb).
De rechtbank oordeelde dat de moeder van eiser, die graag wilde werken, niet gedwongen zou moeten kiezen tussen het verlenen van hulp aan haar kind of het verwerven van een inkomen. De rechtbank concludeerde dat het gezinsinkomen, ook zonder pgb, toereikend was voor de betaling van de vaste lasten. Dit oordeel was gebaseerd op een financieel advies dat door verweerder was ingediend, waarin werd aangetoond dat het gezin minder geld uitgeeft dan het maandelijks te besteden heeft.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat het financieel advies niet zorgvuldig was, verworpen. De rechtbank vond dat het advies voldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de berekeningen inhoudelijk concludent waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de procedure tot veel ergernis bij de ouders van eiser had geleid, maar dat dit niet ten nadele van eiser was gebruikt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, maar verweerder werd wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.