In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, gevestigd in Groot-Brittannië, en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres kreeg een boete van € 4.500,- opgelegd voor het maken van reclame voor tabaksproducten, wat in strijd is met artikel 5, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet. De boete volgde op een besluit van 2 maart 2018, waarin de eiseres werd beschuldigd van overtredingen die door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waren vastgesteld tijdens een inspectie van haar webshop op 20 september 2017.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres reclame heeft gemaakt voor tabaksproducten, ondanks haar verweer dat zij niet op de hoogte was van de regels en dat zij in 2016 of 2017 alle reclame had verwijderd. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de eiseres was om op de hoogte te blijven van de Nederlandse wetgeving, aangezien zij als buitenlandse onderneming producten in Nederland verkoopt. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres verworpen en geoordeeld dat de opgelegde boete rechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van griffier mr. I. Geerink-van Loon, en is openbaar gemaakt op 4 juli 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.