ECLI:NL:RBROT:2019:4987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
10/114688-18 en 10/114749-18 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en verlaten plaats ongeval op Koningsdag 2018

Op 7 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op Koningsdag 2018 betrokken was bij een poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers, een voetgangster en een fietster, in Dordrecht. De verdachte reed met een hoge snelheid in een personenauto door een drukke straat, negeerde verkeersborden en veroorzaakte een aanrijding met de fietster, waarna hij de plaats van het ongeval verliet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor negen maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn gevaarlijke rijgedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht en dat de slachtoffers en getuigen erg geschrokken waren van het incident. De rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/114688-18 en 10/114749-18 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 7 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Roemenië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De rechtbank heeft de feiten die in de gevoegde dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Die nummering zal worden aangehouden in dit vonnis.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair impliciet primair (poging doodslag) en het onder 2 primair impliciet primair (poging doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling), 2 primair impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingenomen is geweest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 primair impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat mevrouw [naam slachtoffer 1] en mevrouw [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De snelheid van de auto van de verdachte is hiervoor cruciaal en de verdachte heeft niet harder gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid van 30 kilometer per uur. Het dossier biedt verder onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling voor de feiten 1 en 2 te komen. Daarnaast heeft de verdachte niet gemerkt dat hij de fiets van mevrouw [naam slachtoffer 1] heeft aangereden. Om die reden is de verdachte niet gestopt. Feit 3 kan dus evenmin bewezen worden verklaard.
4.2.2.
Beoordeling feiten 1 en 2
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte reed op Koningsdag, 27 april 2018, omstreeks 22:15 uur in het centrum van Dordrecht in een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type SUV. De verdachte sloeg vanaf de ’s Heer Boeijenstraat rechtsaf de Wijnstraat in. De verdachte negeerde hierbij een verkeersbord dat hem gebood linksaf te slaan. Tien meter verderop in de Wijnstraat negeerde de verdachte een verbodsbord voor automobilisten om zonder ontheffing de straat verder in te rijden. Het was rond dat tijdstip erg druk in de Wijnstraat. Cafébezoekers stonden buiten op straat en mensen liepen of fietsten in de richting van de kades bij het Groothoofd voor een vuurwerkshow. Ook lag er door de festiviteiten rommel op straat. De verdachte moest als gevolg hiervan zo veel mogelijk aan de linkerkant van de weg rijden en van links naar rechts sturen om voetgangers en fietsers te ontwijken. Hierbij maakte hij een ronkend geluid met de motor van zijn auto.
Uit het dossier volgt verder dat het donker was. Mevrouw [naam slachtoffer 2] liep ter hoogte van nummer 170, aan de linkerkant (vanuit het perspectief van de verdachte) van de Wijnstraat. De verdachte reed in haar richting, waarbij hij een signaal afgaf met zijn lichten. Mevrouw [naam slachtoffer 2] kon nog maar net op tijd de stoep op springen om een aanrijding te voorkomen. Haar ellenboog werd wel geschampt.
Ter hoogte van nummer 180 fietste mevrouw [naam slachtoffer 1] , aan de (vanuit het perspectief van de verdachte) linkerkant van de weg. De verdachte reed in haar richting. Mevrouw [naam slachtoffer 1] probeerde de auto van de verdachte te ontwijken door de stoep op te fietsen, maar haar fiets werd door de linkerkant van de auto geraakt. Door de klap is mevrouw [naam slachtoffer 1] van haar fiets gevallen en is haar fiets zwaar beschadigd geraakt. Ook is de beschermingskap bij het linker voorwiel van de auto toen losgeraakt. De verdachte is vervolgens doorgereden.
Met betrekking tot de snelheid van de verdachte stelt de rechtbank vast dat hij met zijn auto (type SUV) in een - op dat moment door fietsers en voetgangers uitzonderlijk drukke – autoluwe en betrekkelijk smalle straat harder heeft gereden dan stapvoets. Daarbij was het op dat moment donker en was het de verdachte niet toegestaan om in de Wijnstraat te rijden, waardoor het overige verkeer, met name fietsers en voetgangers, er niet op bedacht hoefde te zijn dat de verdachte daar zou rijden. In deze omstandigheden was sprake van een hoge snelheid. Doordat de verdachte zijn snelheid niet aan deze situatie heeft aangepast, heeft hij aldus tenminste het voorwaardelijk opzet gehad om mevrouw [naam slachtoffer 2] en mevrouw [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Dit betekent dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard.
4.2.3.
Beoordeling feit 3
De verdachte is met de linker voorkant van zijn auto tegen de fiets van mevrouw [naam slachtoffer 1] gereden. Als gevolg van de klap is de beschermingskap bij het linker voorwiel van de auto losgeraakt en is er linksvoor op zijn auto krasschade ontstaan. De fiets is flink beschadigd. Aangeefster [naam slachtoffer 2] hoorde als gevolg van de aanrijding een harde knal. Ook de getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij de klap hoorde in zijn restaurant en naar buiten is gegaan om te kijken wat er aan de hand was. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte had moeten zien of horen dat hij met zijn auto de fiets van mevrouw [naam slachtoffer 1] heeft geraakt. Hierdoor moet hij zich er van bewust zijn geweest dat hij een ongeval had veroorzaakt waardoor schade of letsel is ontstaan.
Dit betekent dat feit 3 bewezen kan worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 27 april 2018 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een personenauto met een hoge snelheid in
de richting van voornoemde [naam slachtoffer 2] is gereden en blijven rijden zonder
voldoende zijn snelheid te minderen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op 27 april 2018 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een personenauto met een hoge snelheid in
de richting van voornoemde [naam slachtoffer 1] heeft gereden en blijven rijden
zonder dat verdachte voldoende zijn snelheid heeft geminderd
en
- met een personenauto heeft gebotst tegen de fiets van
voornoemde [naam slachtoffer 1] , die aldaar als bestuurder van de fiets reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had
verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Dordrecht op
de Wijnstraat, op 27 april 2018, de voornoemde plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander te weten [naam slachtoffer 1]
letsel en schade was toegebracht;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot zware mishandeling;
2.
poging tot zware mishandeling;
3.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte is op Koningsdag met een – voor de toenmalige omstandigheden ter plaatse – hoge snelheid met zijn auto een straat ingereden. Er waren daar op dat moment erg veel voetgangers en fietsers. Het was de verdachte niet toegestaan om daar te rijden. Hierbij heeft hij één voetganger geschampt en één fietser aangereden. Deze laatste is van haar fiets gevallen, waardoor zij kneuzingen aan haar knieën, onderbenen, nek, schouders en heup heeft opgelopen. Dat de slachtoffers geen zwaar(der) letsel hebben opgelopen is slechts een kwestie van geluk geweest. De slachtoffers en de vele aanwezige getuigen moeten erg zijn geschrokken van het asociale en gevaarlijke rijgedrag van de verdachte, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring van mevrouw [naam slachtoffer 2] .
Daarnaast heeft hij de plaats van het ongeval verlaten terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hij letsel of schade had toegebracht aan mevrouw [naam slachtoffer 1] .
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 augustus 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen achterwege te laten. Hiervoor ziet de rechtbank echter geen aanleiding. De verdachte heeft door zijn handelen de verkeersveiligheid van een groot aantal mensen tijdens een drukke Koningsdag ernstig in gevaar gebracht. In het bijzonder geldt dit voor de veiligheid van de daadwerkelijke slachtoffers. Hij heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten, zonder hulp te verlenen. Dit zijn ernstige feiten waarvoor een gevangenisstraf passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden, op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 289,99 aan materiële schade, bestaande uit schade aan haar fiets en een kledingstuk, en een vergoeding van € 1.525,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist en zich bereid verklaard de gevorderde schadevergoeding te betalen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding van € 1.814,99 betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet primair, en onder 2 primair, impliciet primair, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2 primair, impliciet subsidiair, en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 1.814,99 (zegge: achttienhonderdveertien euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit € 289,99 aan materiële schade en € 1525,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.814,99(hoofdsom,
zegge: achttienhonderdveertien euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.814,99 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
28 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en T. van den Akker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/114688-18)
1.
hij, op of omstreeks 27 april 2018 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 2] opzettelijk van het leven
te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet
- met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in
de richting van (voornoemde) [naam slachtoffer 2] is gereden en/of blijven rijden zonder
(voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 april 2018 te Dordrecht, [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte bestuurde (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van (voornoemde) [naam slachtoffer 2] gereden en/of blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen;
(parketnummer 10/114749-18)
2.
hij, op of omstreeks 27 april 2018 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven
te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet
- met een (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in
de richting van (voornoemde) [naam slachtoffer 1] heeft gereden en/of blijven rijden
zonder dat verdachte voldoende) zijn snelheid heeft geminderd/ geremd
en/of
- met een (personen)auto heeft ingereden op/gebotst tegen de fiets van
voornoemde [naam slachtoffer 1] , die aldaar als bestuurder van de fiets reed,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 april 2018 te Dordrecht, [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte bestuurde (personen)auto (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van (voornoemde) [naam slachtoffer 1] gereden en/of blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had
verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Dordrecht op/aan
de Wijnstraat, op of omstreeks 27 april 2018, de (voornoemde) plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer 1] )
letsel en/of schade was toegebracht;