In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2019, staat de vraag centraal of de werknemer de vaststellingsovereenkomst, waarbij de arbeidsovereenkomst werd beëindigd, binnen 14 dagen na ondertekening kan ontbinden. De eiser, die sinds 11 januari 2016 in dienst was van de gedaagde, had in november 2018 gesprekken gevoerd over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Op 20 december 2018 ontving hij een concept van de vaststellingsovereenkomst, waarin stond dat hij deze binnen 14 dagen kon ontbinden. De gedaagde heeft de overeenkomst op 27 december 2018 ontvangen, en de eiser heeft deze op 7 januari 2019 ontbonden.
De kantonrechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen op 20 december 2018, toen de eiser via WhatsApp akkoord gaf. De rechter stelt vast dat de tekst van de overeenkomst afwijkt van de wettelijke regeling, maar dat de werknemer erop mocht vertrouwen dat hij de overeenkomst binnen de termijn kon ontbinden. De rechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd, omdat de eiser tijdig heeft ontbonden. De gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de eiser, die onder andere betaling van loon en nakoming van de arbeidsovereenkomst vorderde.
De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, met uitzondering van de wettelijke verhoging, die waarschijnlijk tot nihil zal worden gematigd. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 443,13 bruto, met wettelijke rente, en tot nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Tevens wordt de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R. Kruisdijk.