ECLI:NL:RBROT:2019:4926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
ROT 18/4517
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van hygiënevoorschriften in de levensmiddelenwetgeving

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Minister voor Medische Zorg. De eiseres, een restaurant, had bezwaar aangetekend tegen een bestuurlijke boete van € 525,- die was opgelegd wegens overtreding van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. De boete was opgelegd naar aanleiding van een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 16 maart 2018, waarbij was geconstateerd dat de microbiologische richtwaarde van een genomen pastamonster was overschreden. De rechtbank oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat de besluiten van de Minister bevoegd waren genomen. De eiseres had aangevoerd dat er sprake was van een misslag van een medewerker en dat zij niet gehoord was in bezwaar, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet konden slagen. De rechtbank concludeerde dat de overtreding vaststond en dat de Minister in redelijkheid de boete had kunnen opleggen. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/4517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2019 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
en

de Minister voor Medische Zorg, verweerder,

gemachtigden: mr. S.W.A.M.M. de Lauw en mr. I.C.M. Nijland.

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 29 juni 2018 (het primaire besluit), waarbij aan eiseres een boete is opgelegd van € 525,- wegens overtreding van hygiënevoorschriften, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 27 maart 2018 hebben twee toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een rapport van bevindingen opgemaakt naar aanleiding van een inspectie op 16 maart 2018 in het restaurant [naam eiseres] aan de [vestigingsadres eiseres] te [vestigingsplaats eiseres] . In dat rapport is geconstateerd dat de microbiologische richtwaarde van een in het restaurant genomen (pasta)monster is overschreden.
2. Verweerder heeft op grond van deze bevindingen een bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, in samenhang met artikel 5, eerste lid, van de Verordening (EG) 852/2004, omdat de microbiologische richtwaarde van het genomen monster, opgenomen in de voor dit bedrijf geldende hygiënecode, is overschreden. In bezwaar is de boete gehandhaafd.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van een misslag van een medewerker en dat de - in het restaurant elke avond uitgevoerde - controle op de dag van de inspectie niet had plaatsgevonden in verband met een verbouwing. In de 25 jaar dat het restaurant bestaat is dit de eerste maal dat iets mis is gegaan. Gelet daarop had verweerder moeten volstaan met een waarschuwing. Verder is volgens eiseres het bestreden besluit onbevoegd genomen. Ook is eiseres van mening dat zij ten onrechte niet gehoord is in bezwaar. Ten slotte is volgens eiseres ten onrechte in het dictum van de beslissing op bezwaar niet vermeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
4. Eiseres heeft de inhoud van het rapport van bevindingen niet betwist. De stelling van eiseres dat de overtreding waarschijnlijk is veroorzaakt door een misslag van een medewerker en dat de dagelijkse controle in het restaurant op de dag van de inspectie niet was gedaan vanwege een verbouwing, neemt daarnaast niet weg dat eiseres verantwoordelijk is voor het voldoen aan de wet- en regelgeving, waaronder de Warenwet en het Warenwetbesluit.
5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het primaire besluit en het bestreden besluit bevoegd genomen. Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2001, AB 2001, 352, en 12 september 2002, JB 2002/325, volgt dat, als uit een departementale indeling een andere bevoegde bewindspersoon blijkt dan uit de wet zelf, dat niet afdoet aan de bevoegdheid van die andere bewindspersoon. Verder blijkt uit de door het Kabinet Rutte III gemaakte portefeuilleverdeling dat voor toezicht op de voedselkwaliteit en NVWA de Minister voor Medische Zorg de bevoegde minister is. De beroepsgrond van eiseres dat het primaire en het bestreden besluit onbevoegd genomen zijn, kan dan ook niet slagen.
6. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord, overweegt de rechtbank dat uitgangspunt is dat van horen mag worden afgezien indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend oordeel (CBb 21 maart 2017, ECLI:NL:CBB:2017:101). Aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. Net als in beroep bevat het bezwaarschrift geen gemotiveerde betwisting van de overtreding. De bezwaren van eiseres lieten verweerder ook niet twijfelen aan de toerekenbaarheid van de overtreding. Gelet daarop was het bezwaar kennelijk ongegrond en kon verweerder van het horen afzien.
7. Ten aanzien van de grond van eiseres dat verweerder ten onrechte in het dictum van het bestreden besluit niet heeft vermeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond wordt verklaard, overweegt de rechtbank dat in de Algemene wet bestuursrecht niet is bepaald dat, wanneer het bezwaar kennelijk gegrond is, dat ook in het dictum van de beslissing op bezwaar vermeld moet worden. Gelet daarop kan ook deze beroepsgrond van eiseres niet slagen.
8. De overtreding is dus komen vast te staan en verweerder was bevoegd eiseres voor de overtreding een bestuurlijke boete op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken. Verweerder heeft de boete met toepassing van het systeem van gefixeerde boetebedragen terecht bepaald op € 525,-. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die tot matiging van de boete aanleiding geven. De omstandigheid dat hier sprake is van een misslag van een medewerker en dat dit in een periode van 25 jaar exploitatie de eerste overtreding is, is niet een bijzondere omstandigheid die tot matiging van de boete aanleiding geeft. Gelet op de aard van de overtreding heeft verweerder kunnen besluiten niet met een waarschuwing te volstaan.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 juni 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij College van Beroep voor het bedrijfsleven.