ECLI:NL:RBROT:2019:4673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
C/10/571604 / KG ZA 19-308
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding betreffende islamitische echtscheiding en afgifte van persoonlijke goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 mei 2019 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vrouw en haar man. De vrouw vorderde dat de man zou meewerken aan de beëindiging van hun huwelijk naar islamitisch recht, alsook tot de afgifte van persoonlijke goederen en de bruidsgave. De vrouw was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.C. van Seventer, terwijl de man niet verschenen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de omstandigheden waaronder het huwelijk tot stand is gekomen en de problemen die zich hebben voorgedaan, waaronder mishandeling door de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man onwillig is om mee te werken aan de echtscheiding en heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen. De man is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 10.000,- indien hij niet binnen een maand na betekening van het vonnis zijn medewerking verleent aan de beëindiging van het huwelijk. Daarnaast is de man veroordeeld tot het afgeven van de persoonlijke goederen van de vrouw en de bruidsgave, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 1.500,-. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de man, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/571604 / KG ZA 19-308
Vonnis in kort geding van 29 mei 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. A.C. van Seventer te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van de vrouw van 24 april 2019
  • de brief van de vrouw, met bijlagen, d.d. 15 mei 2019.
1.2.
De zaak is behandeld op 16 mei 2019. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar advocaat verschenen en gehoord.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Partijen zijn met elkaar op 5 mei 2017 een huwelijk aangegaan naar islamitisch recht.

3.De beoordeling

Verstekverlening

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
Spoedeisend belang
3.2.
De vorderingen van de vrouw strekken ertoe dat de man wordt veroordeeld mee te werken aan de beëindiging van het huwelijk van partijen naar islamitisch recht alsmede tot afgifte van persoonlijke goederen en de bruidsgave aan de vrouw, en dat aan deze veroordelingen dwangmiddelen, te weten dwangsommen en lijfsdwang, worden verbonden. Met de aard van de vorderingen is het spoedeisend belang van de vrouw gegeven.
Beëindiging huwelijk en afgifte goederen (vorderingen onder I, II en III)
3.3.
Het gevorderde onder I, II en III (medewerking beëindiging huwelijk, afgifte persoonlijke bezittingen en afgifte bruidsgave) komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen.
Dwangmiddelen medewerking echtscheiding (vorderingen onder IV en VI)
3.4.
Bij de beoordeling van de gevorderde dwangmiddelen (dwangsom en lijfsdwang) moet worden onderzocht of bij de man sprake is van onwilligheid om mee te werken aan het gevorderde sub I tot en met III. In dit verband is de door de vrouw geschetste gang van zaken rond de religieuze echtscheiding van belang.
3.5.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk tussen de man en de vrouw werd gekenmerkt door dwang en agressie. In juni 2018 deed de politie een zorgmelding bij Veilig Thuis, nadat de vrouw op straat door de man was mishandeld. Veilig Thuis adviseerde relatietherapie en de vrouw besloot de man nog een kans te geven. De huwelijksproblemen duurden echter voort.
Op 14 november 2018 hebben partijen onder leiding van de imam afgesproken dat de vrouw het recht van
talâqkrijgt, waardoor zij zelf naar islamitisch recht kan scheiden. Partijen hebben de afspraken op papier gezet en ten overstaan van de imam ondertekend. Tien dagen later is de vrouw opnieuw door de man mishandeld. De vrouw heeft daarop haar recht van
talâquitgeoefend en een imam heeft de formule voor de voltrekking van een islamitische echtscheiding gereciteerd. De man erkent de religieuze echtscheiding niet en beroept zich op een verklaring van een andere geestelijke dat de echtscheiding nietig is.
Om aan de hierdoor ontstane onduidelijkheid een einde te maken heeft de vrouw, bijgestaan door de vrouwenrechtenorganisatie Femmes for Freedom en later ook door haar advocaat, de man bij herhaling verzocht en ten slotte gesommeerd medewerking te verlenen aan een islamitische echtscheiding. De man heeft hier niet op gereageerd, aldus de vrouw.
De vrouw blijft zo gevangen binnen het religieuze huwelijk. Hierdoor kan zij geen contact leggen met een andere man of een tweede huwelijk naar islamitisch recht aangaan, omdat zij in de meeste islamitische landen dan zou blootstaan aan strafrechtelijke vervolging. Ook loopt zij bij een eventuele nieuwe relatie een verhoogd risico op eergerelateerd geweld, omdat dit wordt gezien als overspel, zo heeft de vrouw gesteld. De vrouw wordt dus beperkt in haar bewegingsvrijheid en kan niet alleen afreizen naar een islamitisch land, zoals Afghanistan, waarvan haar familie afkomstig is.
3.6.
Gelet op deze stellingen van de vrouw, die onweersproken zijn gebleven, acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat bij de man sprake is van onwilligheid om mee te werken aan de islamitische echtscheiding en heeft de vrouw gerechtvaardigd belang bij de toepassing van dwangmiddelen.
3.7.
De vordering van de vrouw komt erop neer dat de man een dwangsom van € 10.000,- zal verbeuren voor elke keer dat hij, kort gezegd, geen gevolg geeft aan een oproep van een imam om te verschijnen en mee te werken aan een islamitische echtscheiding alsmede dat zij voor drie dagen lijfsdwang mag toepassen voor elke keer dat de man op grond van het voorgaande voor € 30.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd.
Weliswaar heeft de vrouw groot belang bij de naleving van de veroordeling door de man, wat een aanzienlijke dwangsom rechtvaardigt, maar daartegenover staat het belang van de man dat de dwangsom en lijfsdwang duidelijk worden gemaximeerd.
De voorzieningenrechter zal, mede ter voorkoming van executiegeschillen, de man veroordelen om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 10.000,- indien de man niet na een oproep van een imam of na een op initiatief van de man gemaakte afspraak met de imam binnen een maand na betekening van dit vonnis zal hebben meegewerkt aan de beëindiging van het islamitische huwelijk van partijen. Als de man na verbeurte van deze dwangsom blijft nalaten zijn medewerking te verlenen, acht de voorzieningenrechter lijfsdwang voor de duur van maximaal één week aangewezen als ultimum remedium om de man alsnog te bewegen om aan de veroordeling te voldoen.
Dwangmiddelen afgifte goederen (vorderingen onder V en VII)
3.8.
De vrouw vordert dat de man een dwangsom zal verbeuren van € 500,- per dag dat de man nalaat over te gaan tot afgifte aan de vrouw van de door haar gevorderde persoonlijke goederen en bruidsgave, tot een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet aanleiding de dwangsom te matigen tot € 100,- per dag met een maximum van € 1.500,-.
3.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw onvoldoende gesteld heeft om toepassing van lijfsdwang ten aanzien van de veroordeling tot afgifte van goederen te rechtvaardigen.
Kostenveroordeling
3.10.
De voorzieningenrechter zal de man, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten.
3.11.
De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op:
- dagvaarding € 101,06
- betaald griffierecht € 81,-
- salaris advocaat € 633,-
Totaal € 815,06
3.12.
De vordering van de vrouw tot veroordeling van de man tot betaling van de (deurwaarders)kosten die de vrouw dient te maken als de man in gebreke blijft aan de veroordelingen te voldoen, waaronder de kosten van lijfsdwang, zal worden afgewezen. Voor zover het gaat om zogenaamde nakosten vormt dit vonnis reeds een titel tot verhaal, zodat de vrouw geen belang heeft bij een afzonderlijke veroordeling. Voor zover het gaat om andere executiekosten volgt uit het systeem van de wet dat deze kosten voor rekening van de geëxecuteerde komen. Dergelijke kosten zijn echter slechts verhaalbaar op de geëxecuteerde voor zover de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en dit kan niet op voorhand worden beoordeeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de man;
4.2.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan het bewerkstellingen van de echtscheiding van partijen naar islamitische recht, door, na een oproep daartoe door een bevoegde islamitische autoriteit of na het maken van een afspraak op eigen initiatief, te verschijnen op de door die autoriteit aangewezen of in onderling overleg vastgestelde plek en tijd, en in het bijzijn van de vrouw en twee door haar aan te wijzen getuigen, ten overstaande van die autoriteit zijn wens uit te spreken om van de vrouw te scheiden dan wel zijn instemming te geven aan de totstandkoming van de ontbinding van het religieuze huwelijk, en al hetgeen te doen en na te laten zodat de ontbinding van het religieuze huwelijk tot stand kan komen;
4.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 10.000,- indien de man niet binnen één maand na betekening van dit vonnis zijn medewerking zal hebben verleend aan de beëindiging van het islamitische huwelijk van partijen, conform de veroordeling onder 4.2;
4.4.
verleent aan de vrouw verlof om de veroordeling onder 4.2. bij lijfsdwang ten uitvoer te leggen voor de duur van één week, in het geval dat de man na verbeurte van € 10.000,- aan dwangsom (op grond van de veroordeling onder 4.3) met de veroordeling onder 4.2 in strijd handelt;
4.5.
veroordeelt de man om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte aan de vrouw van haar persoonlijke bezittingen, bestaande uit haar kleding, schoenen, tassen, sieraden (waaronder een gouden armband en een gouden ketting met haar naam) en een koffer met avondjurken;
4.6.
veroordeelt de man om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte aan de vrouw van de bruidsgave, zoals omschreven in de huwelijksakte;
4.7.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,- per dag, voor iedere dag dat hij in gebreke blijft te voldoen aan de veroordelingen onder 4.5. of 4.6., met een maximum van € 1.500,-;
4.8.
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op afgerond € 815,-;
4.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Wieman-Bart en in het openbaar uitgesproken op
29 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.type: