In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in Rotterdam, heeft Marcan Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een Indiaas restaurant exploiteert in gehuurde bedrijfsruimtes. Marcan vorderde ontruiming van de panden en betaling van huurachterstand, na een huurachterstand van meer dan vier maanden. De procedure volgde na een brief van Marcan aan de gedaagde waarin de huurcontracten werden opgezegd vanwege de betalingsachterstand. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2019, waarna de kantonrechter op 4 juni 2019 uitspraak deed.
De gedaagde erkende een huurachterstand te hebben, maar voerde aan dat er een betalingsregeling was afgesproken met de rechtsvoorgangster van Marcan, [bedrijf]. Marcan betwistte het bestaan van deze regeling. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de vordering van Marcan te ondersteunen. De huurtermijnen van april en mei 2019 waren inmiddels door de gedaagde voldaan, en de resterende huurachterstand was niet substantieel genoeg om een ontbinding van de huurovereenkomsten te rechtvaardigen. De kantonrechter wees de vorderingen van Marcan af en veroordeelde haar in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van bewijsvoering in kort geding procedures en de noodzaak voor een solide onderbouwing van vorderingen, vooral in gevallen van huurachterstand en ontruiming.