ECLI:NL:RBROT:2019:4503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
C/10/560008 / HA ZA 18-957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst paardentransportwagen en restitutie vordering

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, een paardentransportwagen verkocht aan gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. Gedaagde heeft de koopprijs niet betaald en doet een beroep op verrekening. Eiseres ontbindt de koopovereenkomst en vordert de teruglevering van de paardentransportwagen. De rechtbank oordeelt dat gedaagde geen recht heeft op verrekening, omdat de schuld aan eiseres niet kan worden verrekend met een vordering die gedaagde op een derde heeft. De ontbinding van de koopovereenkomst wordt als terecht beschouwd, en gedaagde wordt veroordeeld tot restitutie van de paardentransportwagen op basis van artikel 6:271 BW. Daarnaast is gedaagde verplicht om de schade te vergoeden die eiseres heeft geleden door de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De omvang van de schade zal in een schadestaatprocedure worden vastgesteld. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres toe, inclusief de proceskosten en beslagkosten, en legt een dwangsom op voor het geval gedaagde niet aan de restitutieverplichting voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/560008 / HA ZA 18-957
Vonnis van 5 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Jacobs te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaten mr. R.P. Gasseling en mr. B.S. Nijmeijer te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2018, met producties 1 t/m 14 en 2 losse producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 5;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen c.q. mondelinge behandeling op
11 februari 2019, welke plaatsvond in de onderhavige zaak en gelijktijdig, doch niet gevoegd met:
  • het verzoekschrift met zaaknummer C/10/550855 / HA RK 18-521 van [naam] (hierna: [naam] ) als verzoeker tevens verweerder in het zelfstandig tegenverzoek en [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) als verweerster tevens verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek;
  • de bodemzaak met zaaknummer C/10/552017 / HA ZA 18-562 van [bedrijf] als eiseres en [naam] als gedaagde;
  • de schriftelijke reactie van [bedrijf] van 13 maart 2019 op het proces-verbaal;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] (en [naam] ) van 20 maart 2019 op het proces-verbaal;
  • de brief van [bedrijf] van 27 maart 2019.
1.2.
De uitspraak in de drie procedures is nader bepaald op 5 juni 2019.

2.De feiten

2.1.
Op 21 maart 2014 heeft [eiseres] een paardentransportwagen van het type STX Renault Master Horsebox met kenteken [kentekennummer] (hierna: de Renault Master) gekocht voor een bedrag van € 46.500,00. De Renault Master werd ingevoerd vanuit Duitsland, opdat er geen althans minder Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) en/of btw verschuldigd was.
2.2.
Op 12 januari 2018 heeft [eiseres] de Renault Master verkocht aan [gedaagde] voor een bedrag van € 11.237,50 exclusief btw. [eiseres] heeft dit bedrag aan [gedaagde] in rekening gebracht bij een factuur met datum 12 januari 2018.
2.3.
Ten tijde van voormelde transacties was [naam] statutair bestuurder van [gedaagde] en indirect (via [bedrijf] ) statutair bestuurder van [eiseres] .
2.4.
Op 20 maart 2018 heeft de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) van [bedrijf] het besluit genomen tot ontslag aan [naam] als statutair bestuurder van [bedrijf] met onmiddellijke ingang, onder gelijktijdige opzegging met onmiddellijke ingang van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens dringende redenen.
2.5.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 30 augustus 2018 [gedaagde] gesommeerd:
  • uiterlijk 5 september 2018 de factuur van 12 januari 2018 te voldoen;
  • uiterlijk 7 september 2018 de Renault Master ter beschikking te stellen voor taxatie door een erkende taxateur;
  • en nadien het verschil tussen de getaxeerde waarde en de koopprijs te betalen aan [eiseres] .
2.6.
Bij brief van 13 september 2018 heeft [eiseres] de koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden en [gedaagde] gesommeerd om de Renault Master uiterlijk 17 september 2018 aan [eiseres] over te dragen.
2.7.
Na daartoe verlof te hebben gekregen bij beschikking van 18 september 2018 van de voorzieningenrechter te Rotterdam, heeft [eiseres] op 19 september 2018 ten laste van [gedaagde] conservatoir (derden)beslag gelegd tot afgifte van de Renault Master alsook derdenbeslag onder een betaalrekening van [gedaagde] bij de ABN AMRO Bank N.V. De Renault Master bevond zich op het perceel van een derde. Omdat de derde weigerde de beslaglegging te dulden, is de deurwaarder overgegaan tot het leggen van een derdenbeslag ex artikel 461d Rv op de Renault Master. Overbetekening aan de derde-beslagene en [gedaagde] vond plaats op 21 september 2018.

3.De vorderingen en de stellingen van partijen

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht de gerechtelijke ontbinding van de overeenkomst tussen partijen van 12 januari 2018 inzake de Renault Master;
voor berekening van de schadevergoeding aan te houden de prijs van de markt van de Renault Master per factuurdatum, die de in de factuur opgenomen koopprijs redelijkerwijs kan vervangen;
[gedaagde] te veroordelen tot onmiddellijke restitutie van de Renault Master aan [eiseres] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke verstreken dag dat [gedaagde] weigert de Renault Master te restitueren;
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van alle schade die [eiseres] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door [gedaagde] en de ontbinding van voornoemde overeenkomst, te rekenen vanaf de factuurdatum, althans de datum van intreding van het verzuim, tot aan de dag van de restitutie van de Renault Master, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 925,00;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de beslagkosten van € 463,71 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
Door het uitblijven van betaling, ondanks twee herinneringsbrieven in februari 2018 en een sommatie in augustus 2018, heeft [eiseres] de koopovereenkomst op grond van die tekortkoming terecht ontbonden.
De koopprijs van de Renault Master is door [naam] , als bestuurder van [gedaagde] en destijds tevens van [eiseres] , eenzijdig vastgesteld en is naar redelijk vermoeden van [eiseres] lager dan de dagwaarde van een gelijksoortig voertuig, gelet op de diverse accessoires en extra’s waarover de Renault Master beschikt. [naam] had de taxatie van de Renault Master moeten laten uitvoeren door een erkende taxateur. Dat is niet gebeurd. [eiseres] wenst alsnog een taxatie om de marktprijs van de Renault Master vast te stellen die de koopprijs redelijkerwijs kan vervangen.
[eiseres] vordert schadevergoeding ex artikel 6:74 jo. 6:277 jo. 7:36 BW, doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding heeft plaatsgevonden. De schadevergoeding heeft betrekking op de waardedaling bij daadwerkelijke verkoop aan een derde na teruglevering door [gedaagde] , vergeleken met de reële marktwaarde van de Renault Master paardentransportwagen bij verkoop door [eiseres] in januari 2018.
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt ertoe [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
[gedaagde] meent dat het factuurbedrag middels verrekening reeds is betaald, ofwel op
28 februari 2018 doordat [bedrijf] het betreffende bedrag op het salaris van [naam] heeft ingehouden, ofwel op 9 maart 2018 doordat [naam] een betaling van
€ 11.983,88 heeft verricht aan American Express, welk bedrag eigenlijk door [bedrijf] was verschuldigd.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of [eiseres] de koopovereenkomst met [gedaagde] terecht heeft ontbonden.
4.2.
Daartoe wordt vooropgesteld dat het beroep van [gedaagde] op verrekening niet kan slagen.
Naar [eiseres] terecht heeft gesteld, komt aan [gedaagde] geen bevoegdheid tot verrekening ex artikel 6:127 lid 3 BW toe, nu sprake is van gescheiden vermogens. Daar waar de schuld aan [eiseres] (die betrekking heeft op de koop van de Renault Master) valt in het vermogen van [gedaagde] , ziet de door [gedaagde] gestelde inhouding op het salaris van [naam] en de betaling door [naam] aan American Express op een rechtsverhouding tussen [naam] in privé en [bedrijf] .
4.3.
Dat betekent dat vaststaat dat [gedaagde] de overeengekomen koopprijs van
€ 11.237,50 exclusief btw niet heeft voldaan aan [eiseres] . Niet duidelijk is of [gedaagde] de herinneringsbrieven van februari 2018 van [eiseres] heeft ontvangen, maar vaststaat dat de door [eiseres] verzonden ingebrekestelling van 30 augustus 2018 – waarin [naam] een termijn tot en met 5 september 2018 werd gegeven om alsnog te betalen – [gedaagde] heeft bereikt. [gedaagde] heeft daar geen gevolg aan gegeven, zodat zij met ingang van 6 september 2018 in verzuim is komen te verkeren. Nu de tekortkoming ziet op een kernverplichting, mocht [eiseres] op grond van artikel 6:265 BW de koopovereenkomst tussen partijen ontbinden. Dat heeft zij rechtsgeldig gedaan met de brief van 13 september 2018. Het verweer van [gedaagde] dat het redelijk zou zijn om haar een nadere betalingstermijn te gunnen, omdat zij er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat betaling voor de Renault Master reeds had plaatsgevonden, wordt verworpen. De gevolgen van het onterecht vasthouden aan verrekening, komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
Vordering sub 1. ligt voor toewijzing gereed.
4.4.
Door de ontbinding is [gedaagde] ingevolge artikel 6:271 BW gehouden tot ongedaanmakingsverbintenissen. Dat houdt in dit geval in dat zij de Renault Master dient te restitueren aan [eiseres] . Vordering sub 3. wordt toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en beperkt als in het dictum vermeld.
4.5.
[gedaagde] is op de voet van artikel 6:277 BW lid 1 BW verplicht de schade te vergoeden die [eiseres] lijdt, doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, te rekenen vanaf de datum van intreding van het verzuim. Zoals hierna nader wordt overwogen, is aannemelijk dat er sprake is van schade. Voor het bepalen van de omvang van die schade zal, zoals gevorderd onder punt 4., worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
4.6.
Daarbij is het volgende van belang. Tussen het Arcus concern (zijnde [bedrijf] en haar groepsmaatschappijen, waaronder [eiseres] ) enerzijds en [naam] anderzijds is een geschil aanhangig over de vraag of [naam] bedragen verschuldigd is aan het Arcus concern op grond van ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling, onbehoorlijk bestuur en/of onrechtmatige daad. Dit geschil is in de procedure met zaaknummer C/10/552017 / HA ZA 18-562 aan deze rechtbank ter beoordeling voorgelegd, waarbij [bedrijf] als eiseres optreedt en [naam] als gedaagde. In dat kader heeft [eiseres] bij akte van 23 mei 2018 haar vordering op [naam] gecedeerd aan [bedrijf] , waaronder de vordering tot vergoeding van schade als gevolg van de aankoop van en vergoeding van kosten in verband met de Renault Master. Bij vonnis van dezelfde datum als het onderhavige vonnis heeft de rechtbank in die procedure onder meer geoordeeld dat [naam] , wat betreft de Renault Master, zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur en dat hij op grond van artikel 2:9 lid 2 BW en de akte van cessie van 23 mei 2018 op dat punt een bedrag van € 53.175,32 (= 46.500 - 11.237,50 + 17.912,82) dient te betalen aan [bedrijf] . Dit bedrag is de som van het oorspronkelijke aankoopbedrag minus de volgens de overeenkomst met [gedaagde] overeengekomen verkoopprijs en vermeerderd met de kosten van de Renault Master (aan brandstof, onderhoud, verzekeringen en belastingen) die door toedoen van [naam] ten onrechte voor rekening zijn gekomen van [eiseres] .
4.7.
In de schadestaatprocedure dient de omvang van de schade als gevolg van de ontbinding vastgesteld te worden. In dat kader overweegt de rechtbank reeds nu dat het daarbij enkel gaat om de schade die [eiseres] lijdt als gevolg van het feit dat [gedaagde] de overeenkomst niet is nagekomen en die overeenkomst door [eiseres] is ontbonden. Die schade moet worden vastgesteld door te vergelijken wat er bij perfecte nakoming was gebeurd en wat er feitelijk is gebeurd door de ontbinding van de overeenkomst. Voor verdere of andere schade, bijvoorbeeld als gevolg van het feit dat [gedaagde] heeft geprofiteerd van het onrechtmatig handelen van [naam] , zoals vastgesteld in de procedure van [bedrijf] tegen [naam] , is in die schadestaat geen plaats nu daarvoor in de onderhavige zaak geen grondslag is gesteld of gebleken. Dat betekent ook dat vordering sub 2. wordt afgewezen.
4.8.
Vaststaat dat [eiseres] op 13 september 2018 de koopovereenkomst heeft ontbonden, onder sommatie van [gedaagde] om de Renault Master uiterlijk 17 september 2018 aan [eiseres] over te dragen. [gedaagde] heeft verzuimd daaraan te voldoen, zodat de medegevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 18 september 2018.
4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Daartoe heeft zij gesteld dat zij kosten heeft gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte door gerechtsdeurwaarder Flanderijn. Niet gebleken is echter dat Flanderijn, anders dan het leggen van conservatoir beslag (waarvoor separaat een kostenvergoeding wordt gevorderd en ook wordt toegewezen), buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, zodat de in dat kader gevorderde vergoeding wordt afgewezen.
4.10.
Nu [gedaagde] op juiste gronden door [eiseres] in rechte is betrokken, zal [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld.
4.11.
[eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten.
Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Dat betekent dat aan betekeningskosten een bedrag van € 463,71 wordt toegewezen. Het griffierecht van het beslagrekest komt op € 626,00 en het salaris van de advocaat wordt begroot op € 543,00
(1 punt).
4.12.
In de onderhavige procedure gold voor [eiseres] , gelet op haar vorderingen, een bedrag van € 1.950,00 aan griffierecht. Aangezien de gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen en hetgeen wordt toegewezen, van onbepaalde waarde is (waarbij een griffierecht hoort van € 626,00), zal het meerdere boven de € 626,00 voor rekening dienen te blijven van [eiseres] .
Ingevolge artikel 11 Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt op het griffierecht van de onderhavige procedure het griffierecht van het beslagrekest in mindering gebracht. Nu dat laatste ook € 626,00 bedraagt, wordt het griffierecht van [eiseres] dat voor rekening komt van [gedaagde] begroot op nihil.
De rechtbank begroot de (overige) proceskosten aan de zijde van [eiseres] op:
- dagvaarding € 103,81
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.189,81
4.13.
De nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen van 12 januari 2018 ter zake van de Renault Master is ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot restitutie van de Renault Master aan [eiseres] binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] daar niet aan voldoet, totdat een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding aan [eiseres] van alle schade die [eiseres] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door [gedaagde] en de ontbinding van voormelde overeenkomst, te rekenen vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van de restitutie van de Renault Master, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 18 september 2018 tot aan de dag van volledige voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.632,71 aan beslagkosten en € 1.189,81 aan (overige) proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over die bedragen met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels, mr. C.M.E. van der Hoeven en mr. F. Damsteegt-Molier, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Q. Chen, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2019.
2091 / 1404 / 39 / 2148