Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
zie HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:772).
Kamerstukken II, 2005-2006, 30475, nr. 3, p. 28-29). In dit geval staat vast dat [gedaagde] de door haar als onderaannemer aangenomen graafwerkzaamheden aan (zzp’er) [naam] heeft uitbesteed, waarna hij, als feitelijke graver, de graafwerkzaamheden die tot de onderhavige schade hebben geleid, in haar opdracht heeft verricht. In die situatie is (ook) [gedaagde] , net als in genoemd voorbeeld, aan te merken als grondroerder en rusten (ook) op haar de hiervoor bedoelde zorgplichten om schade als hier aan de orde te voorkomen. Eén en ander laat uiteraard onverlet dat partijen in de ‘graafketen’ onderling afspraken kunnen maken over wie feitelijk ervoor zorgt dat die zorgplichten worden nagekomen, maar dat staat er, als gezegd, niet aan in de weg dat Evides [gedaagde] hier als grondroerder kan aanspreken voor de door [naam] veroorzaakte schade aan de waterleiding. Indien [gedaagde] meent dat zij op een andere partij ter zake regres kan nemen, staat haar dat vanzelfsprekend vrij, maar dat regardeert Evides, die buiten die (onderlinge) verhoudingen in de graafketen staat, niet.