2.4Voorts heeft [verzoekster] de volgende verklaringen van werknemers overgelegd:
“Mijn naam is
[getuige 1]. (…)
Ik werk sinds Januari 2016 bij [verzoekster] als machinebankwerker in hal 4.
Op 18 oktober 2018 was ik (…) aan het werk. [verweerder] gebruikte een kraan om kappen en stangen naar de tafel van [collega 4] te verplaatsen. Ik was bezig met een andere kraan bij de pers. Omdat [verweerder] met het heen en weer gaan van de kraan in de weg zou zitten, vroeg ik hem om niet 24 x heen en weer te gaan naar de tafel van [collega 4] , omdat dit in mijn ogen onnodig was, en dat we dan steeds op elkaar zouden moeten wachten. Meteen reageerde [verweerder] boos en begon te schelden en tegen mij te schreeuwen. Hij gebruikte woorden als, dat maak jij niet uit, dat bepaal ik zelf wel. Bemoei je niet met mijn werk. Ik ging daar niet op in om geen ruzie te maken en ging naar mijn leidinggevende [leidinggevende] om te vragen of hij erbij wilde komen om het op te lossen. Toen kwam ook [collega 3] erbij. Ik zei tegen [leidinggevende] dat als je [verweerder] iets doodnormaals vraagt, hij meteen boos wordt en begint te schelden. Als je iets tegen hem zegt wat hem niet aanstaat, krijg je direct de volle laag om niets.(…) Hij begint dan meteen te schreeuwen. Zo kan je niet werken. Hij schreeuwt dan dat ik hem discrimineer. Dat slaat nergens op. (…)”
“Mijn naam is
[getuige 2]. (…)
Sinds April 2004 werk ik bij [verzoekster] als Technisch Directeur en ben leidinggevende voor alle mensen die in de werkplaats hun werk doen, hal 1 t/m hal 5.
Op 18 oktober 2018 (…) komt [collega 5] bij me. Hij wil me dringend spreken. Hij is nogal ontdaan over de ruzie met [verweerder] . Ik heb direct [collega 3] gebeld, de voorman van hal 4 om te vragen wat hij weet en hij komt bij het gesprek. (…) Het was een goed gesprek verder met [collega 5] , en [collega 5] en [collega 3] zijn weer aan het werk gegaan. Ik vroeg [collega 3] om [verweerder] te vragen voor een gesprek na de middagpauze. Ik (…) hoorde al vanaf een afstand ‘getetter’ uit de schoonmaakruimte komen. Ik liep naar de schoonmaakruimte en hoorde hoe [collega 3] probeerde door het geschreeuw van [verweerder] heen, hem te vragen mee te komen voor een gesprek. [verweerder] was niet voor rede vatbaar. [verweerder] bleef schreeuwen en schelden en zei;
ik ga niet mee, ik heb niets gedaan.Ik zei tegen [verweerder] ;
of je gaat nu mee voor een gesprek naar de spreekkamer, of je gaat naar huis om te kalmeren en af te koelen en je komt morgenochtend terug en dan hebben we meteen een gesprek met je.(…)
Toen hij wegliep brulde hij weer tegen me, dat ik hem had ontslagen. Ik zei opnieuw dat dat niet zo was. [verweerder] heeft zich misdragen. Als hem wordt gevraagd om in een gesprek zijn verhaal te doen, kan je niet als een dolle man te keer gaan. Dat slaat nergens op. Zo ga je niet met collega’s om en zo hoor je je niet te gedragen.
Ik herinner me een gesprek wat plaatsvond in Juni 2018, toen [verweerder] terug was gekomen van zijn vakantie. Ik kwam in hal 4 en hoorde dat [verweerder] zijn ongenoegen uitte tegen [collega 3] omdat er drijfstangen waren blijven staan volgens hem tijdens zijn vakantie, en zijn opmerking was,
waarom hebben andere collega’s dit niet schoongemaakt en waarom moet ik dat doen!Ik zei
; omdat dat het werk is waarvoor jij bent aangenomen en anderen niet, en dat er tijdens de vakantie minder andere collega’s zijn.(…)
[verweerder] wilde niets horen en was niet voor rede vatbaar. Hij gaf aan dat het oneerlijk was en dat hij ook achter een frees/draaibank wilde staan. Ik heb hem uitgelegd dat het jaren leren kost om achter een bank te staan. [verweerder] zei,
dat lieg je, ik kan dat in een paar weken wel leren.Ik heb het als vervelend ervaren dat er geen gesprek mogelijk was. Steeds kreeg ik het gevoel dat het alleen ging om [verweerder] zijn mening, en dat het er niet toe deed wat een ander ervan vindt. (…)”
“Mijn naam is
[getuige 3]. (…)
Ik werk sinds Augustus 2005 bij [verzoekster] als machinebankwerker/
krukasslijper.
Op 18 oktober 2018 was ik in hal 5 bezig met een karwei.(…)
Direct na de middagpauze ging ik naar [verweerder] en vroeg hem om mee te komen om te praten over wat er die morgen was gebeurd. Maar [verweerder] wilde niet mee naar de spreekkamer maar werd direct boos en zei;
of ik ga aan het werk, of ik ga naar huis. Ik wil niet praten, want ik heb niets gedaan.Maar ik zei dat er met [collega 5] een gesprek was geweest en we nu ook met hem erover wilde praten. [verweerder] begon te schreeuwen. Ik zei;
je zet jezelf voor gek met je geschreeuw. Loop nou maar even mee, dan kan je wat kalmeren.Maar dat wilde hij niet. Na een minuut of 10 -15 kwam [leidinggevende] erbij en die probeerde hem te kalmeren en hem zover te krijgen dat hij even mee zou gaan. (…) [verweerder] bleef maar roepen en schreeuwen en zeggen dat hij was ontslagen. [leidinggevende] zei dat dat niet zo was, maar [verweerder] was niet te kalmeren of voor rede vatbaar.
Vervolgens heeft [verweerder] zich omgekleed en zijn spullen gepakt en is hij naar huis gegaan.
(…)
Ik mag als voorman aan [verweerder] vragen om zijn verhaal te doen. Het slaat nergens op dat hij dan zo begint te schelden, en dingen roept die niet tegen hem gezegd worden, maar de woorden van [leidinggevende] en mij omdraait. Ik heb steeds, ook bij eerdere kleinere incidenten waarbij [verweerder] betrokken was, mijn best gedaan om hem uit te leggen dat zijn houding niet acceptabel is voor collega’s en zeker niet voor leidinggevende. Regelmatig zijn er tussen april 2016 en eind 2017 kleinere incidenten geweest waarbij collega’s het niet met elkaar eens zijn (…). Ik weet niet meer precies de datum, maar wel dat als we een groepsgesprek daarover hielden met elkaar. [verweerder] was degene die toen wegliep van de tafel. Toen ik hem vroeg waarom hij niet erbij bleef, was zijn antwoord dat hij niets had gedaan, dus ook niet erover hoefde te praten.”
“Mijn naam is
[getuige 4]. (…)
Ik werk sinds Januari 2014 bij [verzoekster] als Personeelsfunctionaris.
Op vrijdagochtend 19 oktober 2018 komt [verweerder] om 08.00 uur naar kantoor. [directeur] en ik gaan met hem naar de spreekkamer. [verweerder] gaat onderuit zitten met zijn benen wijd uit elkaar. [directeur] zegt dat hij heeft gehoord wat er is gebeurd. Dit kan zo niet verder. Het is te vaak voorgekomen al dat [verweerder] als een dolle tekeer gaat en trammelant stampt. [verweerder] moet dat niet doen. [verweerder] zegt dat hij het ook zat is bij [verzoekster] te werken. [verweerder] zegt dat dat aan [directeur] zijn broertje [leidinggevende] ligt en aan al die collega’s die alles liegen en verdraaien. Hij- [verweerder] - krijgt nooit gelijk.
[verweerder] zegt,
nu moeten jullie naar mij luisteren en jullie mond houden.
[verweerder] gaat steeds harder schreeuwen. Hij zegt dat niets eerlijk is bij [verzoekster] en dat mensen liegen en hem nooit gelijk geven.
Stop maarzegt [directeur] ,
nu is het genoeg. Ik wil niet meer met je verder.
[directeur] zegt verder;
Er zijn twee mogelijkheden. Wij gaan met wederzijds goedvinden uit elkaar en we maken een beëindigingsovereenkomst, waarin opgenomen 2 maanden opzegtermijn en je hebt recht op WW en de wettelijke transitievergoeding.
Voordat [directeur] dat nog heeft kunnen toelichten gaat [verweerder] over tot een regelrechte scheldpartij en zegt,
je moet niet denken dat je alles kan doen omdat je poen hebt en daarom baasje over mij kan spelen. [directeur] wordt het zat en zegt;
kan je luisteren of niet en me laten uitspreken, anders stoppen we hiermee.[directeur] vervolgt dan en zegt;
of je bent het hier niet mee eens en je gaat naar een advocaat en dan ….Dan springt [verweerder] van zijn stoel en schreeuwt; “
Dat ga ik ook doen, ik zoek een advocaat en dan zullen we eens zien of je het kan winnen.[directeur] zegt;
dat is ok, dan moet je dat doen. Dan is het gesprek hiermee beëindigd en kan je gaan.
Hierop wordt [verweerder] zeer agressief en begint [directeur] te intimideren door heel dicht bij hem te gaan staan en hem uit te dagen. [verweerder] schreeuwt tegen [directeur] “
Geef me dan een klap als je durft, dat wil je toch? Sla me dan!”[directeur] zegt;
naar buiten jij, je bent hier niet meer welkom.Voor [verweerder] naar buiten gaat, blijft hij [directeur] uitdagen en schelden. Hij roept;
je neemt het op voor je kleine broertje he, sla me dan, lafaard.Als hij uiteindelijk buiten staat blijft hij nog steeds [directeur] uitdagen en intimideren, hij roept;
je bent te laf om te slaan, lafaard.[directeur] gaat daar niet op in en zegt niets meer. Later die dag belt [verweerder] naar [directeur] om hem weer uit te schelden. (…)”
“Mijn naam is
[getuige 5]. (…)
Ik ben algemeen directeur en eigenaar van [verzoekster] .
(…) In 2013 zochten wij een medewerker, omdat iemand door ziekte was uitgevallen. We hebben toen [verweerder] gevraagd of hij bij ons wilde komen werken als algemeen medewerker, waarbij hij als taak heeft om de drijfstangen die bij ons binnen komen schoon te maken. In eerste instantie werkte hij op een contract voor bepaalde tijd en in november 2015 heeft hij een contract voor onbepaalde tijd gekregen. [verweerder] is tijdens deze eerste periode van twee jaar van goede wil, maar hij laat van tijd tot tijd wel flink zijn temperament zien. Daar wordt hij op 3 juli 2015 bij zijn beoordelingsgesprek op aangesproken. Hij moet niet zo hanig zijn. Hij belooft beterschap.
Op 18 april 2016 heb ik [verweerder] bij mij geroepen omdat mij was verteld dat er een bedreiging had plaatsgevonden waarbij [verweerder] , zijn collega [collega 2] had bedreigd.
Ik heb hem gezegd dat dat niet de manier is waarop we met elkaar omgaan bij ons bedrijf en dat hij zich moet gedragen, niet dreigen, maar gewoon praten en oplossen met elkaar.
Buiten het gesprek in april 2016 heb ik nog 4 gesprekken met hem gehad in periode tussen het voorval in 2016 en juli 2018. Steeds ging het over klachten van collega’s van [verweerder] , dat hij ze bij het minste of geringste begon uit te schelden en agressief was.
[verweerder] reageerde niet met enig begrip maar steeds met een vervelende afwijzende houding zoals, wat ze zeggen klopt niet, dat bestond niet volgens [verweerder] , dat hij zo deed.(…)
Iedereen werkt samen, en het is alleen [verweerder] die de verhoudingen op de werkvloer iedere keer opnieuw weer verstoord met zijn onaangepaste gedrag. Dat moet nu stoppen.
Verder nog dit.
Ik heb de verklaring van [getuige 4] gelezen over wat er is gebeurd op 19 Oktober 2018 in de ochtend. Die verklaring klopt en daar ben ik het mee eens.”