ECLI:NL:RBROT:2019:4083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
ROT 18/3801
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van opleidingskosten assistentiehond en bevoegdheid ROGplus

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om vergoeding van de opleidingskosten van een assistentiehond door het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord. Eiseres, die psychische klachten en klachten van het houding- en bewegingsapparaat heeft, verzocht om deze vergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank oordeelde dat de hond voor een groot deel als medisch therapeutisch middel moet worden beschouwd en dat de bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gedaan, omdat de hond in de huidige situatie voor minder dan 50% bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/3801

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats eiseres] , eiseres,
gemachtigde: mr. drs. R. Imkamp,
en

het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om vergoeding van de opleidingskosten van een assistentiehond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 5 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op
15 januari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar moeder,
[naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Tevens was ter zitting aanwezig [naam 2] van Bultersmekke Assistance Dogs. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft op 15 februari 2019 het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 11 april 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar moeder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft psychische klachten en klachten van het houding- en bewegingsapparaat. De psychische klachten beletten eiseres in het nemen van initiatieven buitenshuis. In verband met de beperkingen die eiseres als gevolg van deze problematiek ondervindt, heeft zij een indicatie op grond van de Wmo 2015 voor ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren en beschermd wonen. Op 18 oktober 2017 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld met het verzoek om vergoeding van de opleidingskosten van haar hond tot assistentiehond.
2. Naar aanleiding van het tegen het primaire besluit door eiseres gemaakte bezwaar heeft Salude Deskundige Dienst (Salude) op verzoek van verweerder op 5 maart 2018 een medisch advies (het medisch advies) uitgebracht. Salude heeft, onder andere, geconcludeerd dat de hond voor een groot deel als hulphond en signaleringshond moet worden beschouwd en daarmee dient als therapeutisch middel dan wel ter bevordering van het welzijn van eiseres. Voor een klein deel kan de hond als assistentiehond bijdragen aan het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van eiseres als aanvulling op de bestaande mantelzorg en begeleiding. Dit geldt volgens Salude in de woonsituatie bij de ouders, in de situatie van beschermd wonen en in de situatie van zelfstandig wonen.
3. Op basis van het medisch advies heeft verweerder in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder heeft de hond voor een groot deel een therapeutisch doel en kan deze slechts voor een klein deel bijdragen aan het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. Bovendien is onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd dat de assistentiehond de zelfredzaamheid en participatie bevordert.
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat aan het bestreden besluit een bevoegdheidsgebrek kleeft, omdat het bestreden besluit is ondertekend door de voorzitter van verweerder en niet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. In de Wmo 2015 is geen bepaling over delegatie opgenomen en de bevoegdheid om op een bezwaar te beslissen kan niet worden gemandateerd. Eiseres verwijst daarbij naar de niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 november 2017 (zaaknummer SGR 17/1292).
4.2.
Eiseres stelt verder dat de gevraagde voorziening, nu deze bijdraagt aan het vergroten van haar zelfredzaamheid en participatie, tot het domein van de Wmo 2015 behoort en dat zij door de afwijzing van haar aanvraag onvoldoende wordt gecompenseerd in de zin van artikel 2.3.5 van de Wmo 2015. Eiseres benadrukt dat de werking van een assistentiehond inmiddels wetenschappelijk is onderbouwd. Eiseres verwijst hiervoor naar het rapport “Evaluatie pilotonderzoek Buddyhond voor (oud) geüniformeerden met PTSS” (het rapport).
5. Op 28 juni 2018 is eiseres beschermd gaan wonen en haar hond is meeverhuisd.
6. Verweerder heeft in een aanvullend verweerschrift ten aanzien van zijn bevoegdheid om te beslissen op het bezwaarschrift gewezen op artikel 30 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Verder heeft verweerder aangegeven waarom het rapport onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing vormt voor de effectiviteit van een PTSS-hulphond. Verweerder heeft tevens een nadere rapportage van Salude van 15 maart 2019 (de nadere rapportage) overgelegd, waarin volgens verweerder is verduidelijkt waarom de assistentiehond slechts een klein deel kan bijdragen aan het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van eiseres.
7. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Ten aanzien van de bevoegdheid
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor een college van burgemeester en wethouders om bevoegdheden als bedoeld in de Wmo 2015 over te dragen aan een gemeenschappelijk orgaan is gelegen in artikel 30 van de Wgr. De grond van eiseres dat in de Wmo 2015 geen specifieke wettelijke bevoegdheid is opgenomen om bevoegdheden te delegeren, brengt hierin geen verandering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam kon dan ook haar taken en bevoegdheden op grond van de Wmo 2015 (en de daarop gebaseerde Verordening maatschappelijke ondersteuning), waaronder het behandelen van en het beslissen op bezwaarschriften, overdragen aan verweerder, wat in artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling ROGplus Nieuwe Waterweg Noord (gemeenschappelijke regeling) is gebeurd. Het bestreden besluit is genomen en, overeenkomstig artikel 6, vierde lid, van de gemeenschappelijke regeling, ondertekend door de voorzitter van verweerder. In tegenstelling tot wat eiseres betoogt, kleeft aan de besluitvorming dan ook geen bevoegdheidsgebrek.
Ten aanzien van de afwijzing van de gevraagde voorziening
8.2.
De rechtbank stelt vast dat de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2018 uitspraak heeft gedaan in een vergelijkbare kwestie (ECLI:NL:CRVB:2018:2785). Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond - voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie - onvoldoende is gebleken, dit voor het college een toereikende grondslag kan vormen voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening.
8.3.
Uit het medisch advies en de nadere rapportage volgt dat een groot deel van de taken van de hond beschouwd moet worden als medisch therapeutisch middel of ter bevordering van het welzijn van eiseres en dat de hond, indien zij de niet onderbouwde claims kan waarmaken, in de huidige situatie voor minder dan 50% bijdraagt aan het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie. Wat eiseres heeft aangevoerd geeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid hiervan. Het betoog van eiseres dat verweerder de gevraagde voorziening op grond van de Wmo 2015 had moeten toekennen omdat deze bijdraagt aan het vergroten van haar zelfredzaamheid en participatie, slaagt niet, nu deze bijdrage onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de conclusies in het rapport hiervoor onvoldoende, omdat het pilotonderzoek zich heeft gericht op een kleine groep, vergelijking met een groep met een gewone hond ontbreekt en er geen rekening is gehouden met het effect van verhoging van medicatie of intensivering of wijziging van behandeling.
8.4.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres om vergoeding van de opleidingskosten van haar hond tot assistentiehond op goede gronden heeft afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van J. Bijleveld, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 17 mei 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1° ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2° ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3° ten behoeve van beschermd wonen en opvang.
Artikel 2.3.1
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5
1. Het college beslist op een aanvraag:
a. van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie.
3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale
netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 1
1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van twee of meer gemeenten kunnen afzonderlijk of tezamen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten.
Artikel 30
1. Aan het bestuur van het openbaar lichaam of van de bedrijfsvoeringsorganisatie of aan het gemeenschappelijk orgaan kunnen bij de regeling ten aanzien van de belangen ter behartiging waarvan zij wordt getroffen, en voor het gebied waarvoor zij geldt, zodanige bevoegdheden van regeling en bestuur worden overgedragen als aan de besturen van de aan
de regeling deelnemende gemeenten toekomen, met dien verstande dat:
a. aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid kan worden overgedragen andere belastingen te heffen dan de belasting, bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a van de Gemeentewet, de rechten bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, de rechten waarvan de heffing krachtens andere wetten dan de Gemeentewet geschiedt en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
b. aan het gemeenschappelijk orgaan of de bedrijfsvoeringsorganisatie niet de bevoegdheid kan worden overgedragen belastingen te heffen of anderszins algemeen verbindende voorschriften te geven.
2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid wordt daarbij tevens de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten geregeld.
Gemeenschappelijke regeling ROGplus Nieuwe Waterweg Noord
Artikel 1
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
l. Verordening; de Verordening maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in de artikelen 2.1.3 tot en met 2.1.7 Wmo 2015
Artikel 4
1. De colleges dragen aan het gemeenschappelijk orgaan al hun op grond van de Verordening zoals vermeld in artikel 1, onder l, van deze regeling toekomende taken en bevoegdheden over.
2. Tot de bevoegdheden zoals vermeld in het voorgaande lid worden ook gerekend het behandelen van en beslissen op bezwaarschriften en het voorbereiden en vaststellen van beleid aangaande de uitvoering van de overgedragen taken en bevoegdheden.
Artikel 6
4. De besluiten en overige documenten van het orgaan worden door de volgens artikel 6 (lees: 5), vijfde lid, aangewezen voorzitter ondertekend.