ECLI:NL:RBROT:2019:4003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
C/10/567019/ FT RK 19.57
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillissementsverklaring ongegrond verklaard wegens niet voldoen aan faillissementskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillissementsverklaring. De verzoeker, die thans zonder bekende woon- of verblijfplaats is, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 19 maart 2019, waarbij hij op verzoek van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in staat van faillissement was verklaard. De advocaat van de verzoeker, mr. P.J.F.M. de Kerf, stelde dat de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, niet waren voldaan, ondanks dat er een aanhouding was geweest om de verzoeker in de gelegenheid te stellen deze kosten te betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 1 april 2019 was ingediend en dat er op 5 april 2019 een bericht van de verweerster was ontvangen waarin werd meegedeeld dat partijen een minnelijke regeling hadden getroffen. Tijdens de zitting op 17 april 2019 werd de behandeling van het verzet aangehouden tot 9 mei 2019, zodat de verzoeker de kans kreeg om de faillissementskosten te voldoen. Echter, bij berichten van de curator op 8, 9 en 13 mei 2019 werd meegedeeld dat er nog geen gelden waren ontvangen ter betaling van deze kosten.

De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet had voldaan aan de voorwaarden voor de vernietiging van het faillissement, aangezien de vordering van de verweerster niet volledig was betaald en de faillissementskosten niet waren voldaan. Daarom verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bevestigde de faillissementsverklaring.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verzet ongegrond
insolventienummer [nummer]
uitspraakdatum: 13 mei 2019
Vonnis op het verzoekschrift van:
[naam],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
laatstelijk wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
aldaar voorheen handelend onder de naam [handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3] , [handelsnaam 4] en [handelsnaam 5] ,
verzoeker,
advocaat: mr. P.J.F.M. de Kerf,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 19 maart 2019, waarbij hij op verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap],
gevestigd te Amstelveen,
verweerster,
advocaat: mr. I.A. van Rooij
in staat van faillissement is verklaard met benoeming van [naam rechter-commissaris] tot rechter-commissaris en met aanstelling van [curator] als curator.

1.De procedure

Het verzoekschrift is op 1 april 2019 ter griffie ontvangen.
Door verweerster is op 5 april 2019 een nader bericht aan de rechtbank verzonden.
Bij bericht van 12 april 2019 heeft de curator zijn bevindingen aan de rechtbank doen toekomen.
Het verzoekschrift is ter zitting van 17 april 2019 behandeld. Daarbij zijn verzoeker en zijn advocaat, mr. P.J.F.M. de Kerf, en de curator verschenen. Ter terechtzitting is de behandeling van het verzet aangehouden tot 9 mei 2019.
Bij berichten van 8,9 en 13 mei 2019 heeft de curator nadere berichten aan de rechtbank toegezonden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Bij faxbericht van 5 april 2019 heeft de advocaat van verweerster meegedeeld dat partijen een minnelijke regeling met elkaar hebben getroffen en verweerster derhalve kan instemmen met de vernietiging van het faillissement.
Ter terechtzitting hebben verzoeker en zijn advocaat bevestigd dat de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, niet zijn voldaan en hebben verzocht de behandeling van het verzetschrift aan te houden tot begin mei om verzoeker in de gelegenheid te stellen de faillissementskosten alsnog te betalen.
De rechtbank heeft daarop de behandeling aangehouden tot 9 mei 2019 ten einde verzoeker in de gelegenheid te stellen de faillissementskosten alsnog te voldoen.
Bij berichten van 8, 9 en 13 mei 2019 heeft de curator de rechtbank schriftelijk meegedeeld dat hij nog geen gelden had ontvangen ter betaling van de faillissementskosten.

3.De beoordeling

Nu het verzet tijdig is ingesteld, is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.
De rechtbank stelt vast dat het vorderingsrecht van verweerster op verzoeker ten tijde van het uitspreken van het faillissement bestond en verzoeker op dat moment verkeerde in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Verzoeker is derhalve op 19 maart 2019 terecht in staat van faillissement verklaard.
Voorts stelt de rechtbank vast dat na datum faillissement de vordering van verweerster geheel dan wel gedeeltelijk is betaald of dat verweerster en verzoeker een betalingsregeling zijn overeengekomen. Gebleken is echter dat er, ondanks afspraken en aanhouding, geen gelden tijdig beschikbaar zijn (gekomen) om de overige (faillissements-)kosten te voldoen.
De rechtbank stelt dan ook vast dan verzoeker niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor de vernietiging van het faillissement, zijnde de voldoening van de vordering van verweerster en de betaling van de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator.
De rechtbank zal daarom het verzet ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.