ECLI:NL:RBROT:2019:4003
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissementsverklaring ongegrond verklaard wegens niet voldoen aan faillissementskosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een faillissementsverklaring. De verzoeker, die thans zonder bekende woon- of verblijfplaats is, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 19 maart 2019, waarbij hij op verzoek van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in staat van faillissement was verklaard. De advocaat van de verzoeker, mr. P.J.F.M. de Kerf, stelde dat de faillissementskosten, waaronder het salaris van de curator, niet waren voldaan, ondanks dat er een aanhouding was geweest om de verzoeker in de gelegenheid te stellen deze kosten te betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 1 april 2019 was ingediend en dat er op 5 april 2019 een bericht van de verweerster was ontvangen waarin werd meegedeeld dat partijen een minnelijke regeling hadden getroffen. Tijdens de zitting op 17 april 2019 werd de behandeling van het verzet aangehouden tot 9 mei 2019, zodat de verzoeker de kans kreeg om de faillissementskosten te voldoen. Echter, bij berichten van de curator op 8, 9 en 13 mei 2019 werd meegedeeld dat er nog geen gelden waren ontvangen ter betaling van deze kosten.
De rechtbank oordeelde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet had voldaan aan de voorwaarden voor de vernietiging van het faillissement, aangezien de vordering van de verweerster niet volledig was betaald en de faillissementskosten niet waren voldaan. Daarom verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bevestigde de faillissementsverklaring.