ECLI:NL:RBROT:2019:3996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
10/996532-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in de vleessector met valsheid in geschrift door rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige fraude in de vleessector. De verdachte rechtspersoon heeft gedurende meerdere jaren vlees zwart ingekocht en verkocht, waarbij onvolledige en valse facturen zijn opgemaakt en verwerkt in de bedrijfsadministratie. De rechtbank oordeelde dat het faillissement van de rechtspersoon geen belemmering vormt voor de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De officier van justitie had primair gevorderd tot niet-ontvankelijkheid, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte rechtspersoon zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift door opzettelijk valse facturen op te maken en deze in de administratie op te nemen. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon schuldig verklaard, maar geen straf of maatregel opgelegd, gezien het faillissement en de reeds opgelegde straf aan de bestuurder van de rechtspersoon. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996532-16
Datum uitspraak: 24 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon] ,
Gevestigd te [vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door
[naam medeverdachte]
die blijkens uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel gemachtigd is om de vennootschap in dezen te vertegenwoordigen
raadslieden mr. B. Molleman en mr. T. Fuchs, beiden advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • primair: de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging;
  • subsidiair, voor het geval het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is, bewezenverklaring van het tenlastegelegde met veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 83.000,--.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt officier van justitie
Het Openbaar Ministerie is niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte rechtspersoon, omdat deze inmiddels failliet is verklaard.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie niet. De omstandigheid dat van een verdachte vennootschap het faillissement is uitgesproken, brengt als zodanig niet mee dat aan het openbaar ministerie het recht tot strafvervolging komt te ontvallen. (vgl. HR 20 maart 1990, NJ 1991/8).
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
Op gronden als nader uiteengezet in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde (medeplegen van) valsheid in geschrift, aangezien niet kan worden bewezen dat er sprake is van een valselijk opgemaakte dan wel vervalste bedrijfsadministratie.
5.1.2.
Beoordeling
De medeverdachte VOF [naam medeverdachte rechtspersoon 1] heeft in de jaren 2013 tot en met 2016 geiten, schapen en lammeren voor de slacht geleverd aan de verdachte rechtspersoon. Eén van de afnemers van het vlees van de verdachte rechtspersoon was een andere medeverdachte, [naam medeverdachte rechtspersoon 2] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ).
Medeverdachte [naam medeverdachte] was de enige aandeelhouder en bestuurder van de verdachte rechtspersoon. Hij was ook degene die verantwoordelijk was voor de in- en verkoop van de dieren en het opstallen van de facturen voor zowel [naam medeverdachte rechtspersoon 2] als VOF [naam medeverdachte rechtspersoon 1] .
De medeverdachte [naam medeverdachte rechtspersoon 1] had naar eigen zeggen met de verdachte rechtspersoon de afspraak dat zij de facturen zou opstellen van de dieren die hij aan haar verkocht (het zogenoemde
selfbilling). Geconfronteerd met facturen die door [naam medeverdachte] over de jaren 2013-2016 zouden zijn opgemaakt, heeft hij tijdens een zijn verhoor bij de FIOD begin juli 2016 verklaard dat de aan hem getoonde facturen uit 2014 (over 2013 zijn hem geen facturen voorgehouden) niet klopten.
[naam medeverdachte] heeft in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verdachte rechtspersoon (hierna ook [naam verdachte rechtspersoon] ) ter terechtzitting verklaard dat de door hem namens [naam verdachte rechtspersoon] vervaardigde inkoopfacturen (leverancier [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) en verkoopfacturen (afnemer [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ) niet volledig waren omdat zowel met [naam medeverdachte rechtspersoon 1] als [naam medeverdachte rechtspersoon 2] nog overeenstemming moest worden bereikt over een gedeelte van respectievelijk de inkoop- en de verkoopprijs. Dit laatste hield verband met de omstandigheid dat ten tijde van de inkoop (bij [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) en/of de verkoop (aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ) niet altijd al duidelijkheid bestond over de kwaliteit – en dus de prijs – van sommige partijen vlees. Voor die partijen vlees werden door [naam verdachte rechtspersoon] wel al contante voorschotten betaald (aan [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) en ontvangen (van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ).
Van deze voorschotten werden geen facturen opgemaakt, maar deze zouden, zo heeft
[naam medeverdachte] ter terechtzitting verklaard, later alsnog moeten worden gemaakt, op het moment dat er overeenstemming was bereikt over het uiteindelijke bedrag. Deze verklaring van [naam medeverdachte] vindt geen steun in het dossier. Een dergelijke verrekening is niet teruggevonden in de administratie [naam verdachte rechtspersoon] , ondanks dat het een lange periode betreft, namelijk van medio april 2013 tot en met 2015. [naam medeverdachte] heeft ook zelf ter terechtzitting verklaard dat een dergelijke verrekening nooit heeft plaatsgevonden.
Uit onderzoek van facturen uit de administratie van de medeverdachte [naam medeverdachte rechtspersoon 2] enerzijds, en afleverbonnen, notitiebladen, weekoverzichten, pakbonnen en weeglijsten van [naam verdachte rechtspersoon] die kennelijk betrekking hebben op dezelfde leveringen anderzijds volgt dat de hoeveelheid vlees vermeld op die facturen telkens lager is dan de hoeveelheid die is vermeld op één of meer overige op dezelfde levering betrekking hebbende geschriften van [naam verdachte rechtspersoon] . Deze bevindingen (neergelegd in AMB-106) vinden steun in de verklaringen van de getuige [naam getuige] , die heeft bevestigd dat door [naam medeverdachte rechtspersoon 2] vlees zwart werd ingekocht, onder meer bij [naam verdachte rechtspersoon] .
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat over de jaren 2013 tot en met 2015 in de administratie van [naam verdachte rechtspersoon] in- en verkoopfacturen zijn opgenomen die onjuist c.q. vals waren, omdat op die facturen minder ingekochte dieren en/of verhandelde vleesproducten vermeld stonden dan daadwerkelijk door [naam verdachte rechtspersoon] waren ingekocht en/of (vervolgens) verkocht/geleverd en waardoor (dus) ook te lage bedragen waren . gefactureerd.
Het valselijk opmaken van de facturen, dat feitelijk door [naam medeverdachte] werd gedaan, vond plaats binnen de sfeer van de verdachte rechtspersoon en kan om die reden aan haar worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging dat het enkele feit dat niet voor alle geleverde dieren en vleesproducten een factuur of creditnota is opgesteld, de opgestelde en in de bedrijfsadministratie opgenomen facturen en creditnota’s niet vals maakt, is onjuist, aldus HR 5 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ2772, rov. 3.2.
De bedrijfsadministratie van [naam verdachte rechtspersoon] voldeed als gevolg daarvan ook niet aan de eisen gesteld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarin is - kort gezegd - bepaald dat administratieplichtigen, zoals [naam verdachte rechtspersoon] , een zodanige administratie dienen te voeren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen en de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens daaruit duidelijk blijken. Door voornoemde valse facturen te verwerken in de bedrijfsadministratie van [naam verdachte rechtspersoon] is ook deze gedurende (in ieder geval) de periode van 16 april 2013 tot en met 31 december 2015 valselijk opgemaakt, nu als gevolg daarvan in deze bedrijfsadministratie een deel van de omzetten en daarmee gerealiseerde winst van [naam verdachte rechtspersoon] (waarover belasting had moeten worden betaald) niet was terug te vinden. .
5.1.3.
Conclusie
Dit betekent dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. De verweren worden verworpen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 15 april 2013 tot en met tot en met 31 december 2015 te Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, anderen, :
haar (bedrijfs)administratie,
- zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt ,
hebbende dat valselijk opmaken van die (bedrijfs)administratie (telkens) hierin bestaan dat [naam verdachte rechtspersoon] in die (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse factu(u)r(en), te weten:
- ( inkoop)factu(u)r(en) van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 1] VOF en
- ( verkoop)factu(u)r(en) van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2]
-
heeftverwerkt
bestaande de valsheid hierin dat telkens valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

De rechtbank heeft gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte rechtspersoon heeft zich gedurende een periode van bijna drie jaar schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van haar bedrijfsadministratie. Dit deed zij door slachtdieren zwart in te kopen bij VOF [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en het geslachte vlees zwart te verkopen aan onder meer [naam medeverdachte rechtspersoon 2] en de valse facturen die voor deze transacties werden opgemaakt op te nemen in haar bedrijfsadministratie. De verdachte rechtspersoon heeft op deze manier grootschalige frauduleuze handel in de vleessector gepleegd, of in ieder geval in stand gehouden. De rechtbank rekent dit de verdachte rechtspersoon zwaar aan.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse geldboete. De verdachte rechtspersoon is echter failliet. Bovendien wordt de enige bestuurder tevens enige aandeelhouder van de verdachte rechtspersoon in diens met de onderhavige zaak samenhangende strafzaak ook al veroordeeld voor deze strafbare feiten. Gelet daarop vindt de rechtbank het niet passend om daarnaast ook aan de verdachte rechtspersoon persoon een straf op te leggen voor hetzelfde feitencomplex. De rechtbank zal dan ook, in afwijking van de vordering van de officier van justitie, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en afzien van het aan de verdachte rechtspersoon opleggen van een straf of maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is voorts op de artikelen: 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. L. Daum en E.A. van der Giessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2019.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Utrecht en/of Breukelen en/of Everdingen, gemeente Vianen, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
haar (bedrijfs)administratie,
- zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie (telkens) hierin bestaan dat [naam verdachte rechtspersoon] en/of haar mededader(s) in die (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] VOF aan [naam verdachte rechtspersoon] en/of
- ( een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota's van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 1] VOF en/of
- ( een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] en/of
- ( een) ander(e) document(en) op naam van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] V.O.F. en/of [naam verdachte rechtspersoon] en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 2] en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en), althans een of meer geschrift(en),
heeftverwerkt
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen dieren is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen dieren niet is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
- een aantal geleverde en/of ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
- een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
- een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;