ECLI:NL:RBROT:2019:3754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
C/10/538711 / HA ZA 17-1063
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en zorgplicht bij asbestverwijdering in vastgoedproject

In deze zaak, uitgesproken op 10 april 2019 door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Kloet Vlaardingen B.V. en Steenbruggen Milieutechniek B.V. over de uitvoering van asbestverwijderingswerkzaamheden in een appartementsgebouw. Kloet, als opdrachtgever, had Steenbruggen ingeschakeld voor de verwijdering van asbesthoudende materialen. Tijdens de werkzaamheden werd asbestbesmetting geconstateerd, wat leidde tot stillegging van de werkzaamheden door de Inspectie SZW en een boete voor Kloet. Kloet stelde Steenbruggen aansprakelijk voor de geleden schade, die onder andere bestond uit de boete en kosten voor stillegging. Steenbruggen verweerde zich door te stellen dat Kloet niet volgens de gegeven instructies had gewerkt en dat de algemene voorwaarden van toepassing waren, waarin een vervaltermijn was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat Kloet niet tijdig had geklaagd en dat de schade niet het gevolg was van een tekortkoming van Steenbruggen. De vorderingen van Kloet werden afgewezen, en Kloet werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd Kloet veroordeeld tot schadevergoeding aan Steenbruggen voor de onrechtmatige beslaglegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/538711 / HA ZA 17-1063
Vonnis van 10 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLOET VLAARDINGEN B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.G. Horsting te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENBRUGGEN MILIEUTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. van Veen te Rhoon.
Partijen zullen hierna Kloet en Steenbruggen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 21 oktober 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
  • de brief van deze rechtbank d.d. 10 januari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging producties, zijdens Kloet;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 16 mei 2018, inclusief de pleitaantekeningen van Kloet en de pleitnotities van Steenbruggen, en de reacties op het proces-verbaal en de reacties daarop van partijen bij brieven d.d. 20 juni 2018 (2x) en 27 juni 2018;
  • de beslagstukken van het door Kloet ten laste van Steenbruggen gelegde beslag d.d. 13 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kloet is een vastgoedonderhoud- en projectinrichtingsbedrijf.
2.2.
Steenbruggen is een bedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in asbestsanering.
2.3.
Kloet heeft in opdracht van woningcorporatie stichting Woonbron - ingevolge een overeenkomst van 14 juli 2015 - werkzaamheden verricht aan een appartementsgebouw aan [straatnaam] [huisnummers] te Hoogvliet, Rotterdam genaamd " [naam appartementsgebouw] ".
2.4.
Deze werkzaamheden bestonden uit het vervangen van ramen en deuren, aanbrengen van nieuwe panelen, schilderen van de puien van het gebouw en het uitvoeren van uitgebreide isolatiewerkzaamheden. Onderdeel van de werkzaamheden was het saneren van asbest in gevelpanelen.
2.5.
Het was Woonbron bekend dat zich in [naam appartementsgebouw] asbest bevond. Woonbron heeft Kloet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in contact gebracht met Steenbruggen.
2.6.
Steenbruggen heeft Kloet bij brief d.d. 3 april 2015 een offerte gedaan voor de verwijdering van asbest. Kloet heeft deze offerte gebruikt voor haar offerte aan Woonbron.
2.7.
Kloet heeft Steenbruggen een aantal rapporten gestuurd, waaronder, op 10 juni 2015, een rapport d.d. 3 juni 2015, waarin de resultaten van een onderzoek door bureau AM&P naar het asbest in [naam appartementsgebouw] zijn neergelegd. In de begeleidende e-mail geeft aan dat in het rapport melding wordt gemaakt van asbesthoudende beglazingskit.
2.8.
Per e-mail d.d. 10 juli 2015 heeft Kloet aan Steenbruggen de opdracht bevestigd om een complete inventarisatie voor het verwijderen van asbest in gang te zetten.
2.9.
Met assistentie van het bureau AM&P heeft Steenbruggen een asbestinventarisatie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in de rapportage van AM&P d.d. 24 juli 2015. In deze rapportage zijn vier asbestbronnen opgenomen (B01 t/m B04).
2.10.
Op 28 augustus 2015 heeft Steenbruggen aan Kloet een offerte gestuurd. Deze offerte luidt onder meer:
"Offerte: 2015.03.04.26 (meerwerk asbesthoudende kit achter de asbesthoudende beplanting)
(...)
Het verwijderen en afvoeren van ca. 808 m² asbesthoudende beplating van de balkons en 4600 meter asbesthoudende kit achter de asbesthoudende borstwering beplating. Van de woningen gelegen aan [
rechtbank: [naam appartementsgebouw] ], conform asbestinventarisatierapport van AM&P (...).
Prijs: € 47.925,00 exclusief btw.
(...)
Meerwerk asbesthoudende kit 4600 meter achter de asbesthoudende beplating € 8.930,00
(...)
Onze algemene voorwaarden die gedeponeerd zijn bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam zijn van onze website te downloaden.
Gaarne bij het verstrekken van de opdracht, zien wij graag de bevestiging per post en/of mail getekend terug, dat u akkoord gaat met de opdracht en onze algemene voorwaarden.
(...)
Deze offerte blijft 3 maanden geldig, en er is pas sprake van een overeenkomst na het getekend terug retourneren van een kopie."
2.11.
Deze offerte is op 31 augustus door de heer [naam 1] namens Kloet voor akkoord getekend.
2.12.
In de op de offerte/overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden is onder meer opgenomen:
"
Artikel 11 Garantie en klachten
(...)
11.4
Reclames en/of klachten over de wijze van dienstverlening, schade of vermissing van zaken of van welke aard dan ook, dienen binnen acht kalenderdagen na oplevering schriftelijk aan Steenbruggen te worden voorgelegd.
(...)
Artikel 14 Aansprakelijkheid
(...)"
14.4
In alle gevallen waarin Steenbruggen gehouden is tot betaling van schadevergoeding, zal deze nooit hoger zijn dan de factuurwaarde (exclusief BTW) van de totale opdracht in verband waarmee schade is veroorzaakt, met een maximum van € 50.000,00. Eventuele schadevergoeding is beperkt tot het bedrag dat feitelijk door de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van Steenbruggen wordt uitgekeerd.
14.5
Iedere vordering op (...) Steenbruggen, tenzij deze door Steenbruggen is erkend, vervalt door het enkele verloop van 12 maanden na het ontstaan van de vordering."
2.13.
Begin september 2015 is Steenbruggen met haar werkzaamheden begonnen.
2.14.
Nadat Steenbruggen tijdens deze werkzaamheden kitrestanten in de goot van de balkons had aangetroffen en ermee bekend was geworden dat Kloet het vast glas van [naam appartementsgebouw] zou vervangen, is opdracht gegeven voor een aanvullende rapportage door AM&P. De bevindingen van AM&P zijn neergelegd in een aanvullend rapport d.d. 24 september 2015. In het rapport zijn twee nieuwe asbestbronnen genoemd (B05 en B06).
2.15.
Voor de verwijdering van de asbestbronnen B05 (chrysotielbeglazingskit aan de buitenkant van het vaste glas) en B06 (losliggende kitranden in de goot) heeft Steenbruggen aan Kloet een aanvullende offerte d.d. 15 september 2015 gestuurd met een meerwerkpost van € 11.110.
2.16.
Beide asbestbronnen (B05 en B06) zijn door AM&P in principe ingedeeld in risicoklasse 2, wat betekent dat verwijdering alleen door gecertificeerde asbestsaneerbedrijven mag worden uitgevoerd.
2.17.
Op wens van Kloet (die deze wens van Woonbron had doorgekregen) heeft Steenbruggen asbestinventarisatiebedrijf REC ingeschakeld om te onderzoeken of terugschaling van asbestbron B05 naar risicoklasse 1 (asbestverwijderingswerkzaamheden hoeven niet door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd) mogelijk was.
2.18.
Bij rapport van 13 oktober 2015 heeft REC geconcludeerd dat terugschaling van asbestbron B05 geoorloofd is en door Kloet zelf kan worden verwijderd onder voorwaarde dat zij de verwijdering uitvoert conform de in dat rapport beschreven werkwijze.
2.19. 2.20.
Het rapport van REC van 13 oktober 2015 houdt onder meer in:
"
7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
(...)
Samenvatting
De beoogde saneringssituatie betreft de sanering van asbesthoudende beglazingskit rondom de kozijnen van hout (zie tabel 3.1). Het is de bedoeling dat er in de toekomst op diverse locaties (gelijktijdig) kit gesaneerd wordt rondom de kozijnen zodat hier later renovatiewerkzaamheden doorgevoerd kunnen worden.
De validatiemetingen dienen uit te wijzen of tijdens het saneren van deze bron asbestvezels vrijkomen en of een terugschaling naar risicoklasse 1 geoorloofd is.
(…)
Conclusie en advies
Een terugschaling van de bron van risicoklasse 2 naar 1 is wel geoorloofd. (…) De werkzaamheden dienen te geschieden conform de SMA-rt uitdraai van bijlage 4.
Als aanvulling op de SMA-rt van bijlage 4 dient rekening gehouden te worden met de volgende (aanvullende) eisen die gesteld worden aan de sanering:
o (…)
Om te voorkomen dat kitrestanten in de woning terechtkomen, dient een luchtdichte afscherming gerealiseerd te worden aan de binnenzijde van de woning. Er wordt sterk geadviseerd om aan de binnenzijde een harde afdekking te gebruiken. Dit om te voorkomen dat tijdens het afsteken van de kit per ongeluk door de foliewand heen wordt gestoken. Dit kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld gebruik te maken van kunststofplaten i.p.v. een afscherming van folie."
2.21.
Het werkplan houdt onder meer in (bijlage 1 bij het rapport van R.E.C. van 13 oktober 2015):
"Omschrijving van de werkzaamheden
Verwijdering onder openlucht
Beglazingskit Het werkgebied zal worden afgezet met behulp van geel lint en waarschuwingsborden. Tevens wordt de beglazingskit vanaf de buitenzijde van de woning verwijderdt. Vooraf de sanering dient er folie te worden gespannen aan de binnenzijde van de woning om emissie van asbest naar binnen de woning te voorkomen tijdens het verwijderen van de beglazingskit. de Beglazing zal doormiddel van klein handgereedschap met puntafzuiging worden verwijderd door middel van de glaslatten te verwijderen en de lijm/kit weg te snijden. Zodat de beglazing los komt in de sponning, zodra de beglazing is verwijderd word de sponning schoon geschrapt met behulp van steekmessen en schrappers m.b.v. directe bronafzuiging, tijdens de werkzaamheden worden alle vrijkomende afval direct dubbel verpakt en na de werkzaamheden afgevoerd.. Nadat dat alles is schoongemaakt dient er door een erkent laboratorium een visuele inspectie gedaan te worden conform NEN 2990. Bewoners worden geïnformeerd."
2.22.
Een door Kloet opgesteld werkplan ten behoeve van haar werknemers houdt onder meer in:
"
Werkmethode
1) Binnenzijde kozijn afplakken met Perspex en tape
2) Balkonvloer afdekken met folie
3) verwijderen glaslatten met behulp van hamer en nijptang
4) Proberen het glas dmv zuignappen los te halen zodat deze in het geheel verwijderd wordt
6) Asbesthoudende kit verwijderen door middel van een driehoekkrabber en stanleymes en TIJDENS het schrappen CONSTANTE AFZUIGING met een stofzuiger voorzien van Hepa filter
7) Verpakken vrijgekomen materialen
8) Geheel stofzuigen met een stofzuiger voorzien van een HEPA filter
9) plastic balkonvloer verwijderen
10) Foto maken PER kozijn en deze gegevens invoeren in het registratieformulier
11) sponning geheel gronden
12) plaatsen nieuw isolatieglas
12) plaatsen nieuwe glaslatten
13) geheel afkitten
14) plastic binnenzijde en afzetmaterialen verwijderden"
2.23.
Kloet heeft asbestbron B05 vervolgens zelf gesaneerd.
2.24.
Op 1 december 2015 is [naam appartementsgebouw] bezocht door twee arbeidsinspecteurs van de inspectie SZW. De inspecteurs hebben een asbestbesmetting geconstateerd en bevolen tot stillegging van de werkzaamheden.
2.25.
Sanitas Milieukundig Adviesbureau B.V. heeft op 2 december 2015 een spoedonderzoek gedaan naar de asbestbesmetting. Haar bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 3 december 2015. Uit de samenvatting van de onderzoeksresultaten blijkt dat - in de onderzochte kitrestanten en de genomen kleefmonsters - een grote hoeveelheid anthofylliet en een kleine hoeveelheid chrysotiel is aangetroffen.
2.26.
Om nadere duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van de anthofyllietbesmetting heeft Kloet RPS advies- en ingenieursbedrijf B.V. (hierna: RPS) opdracht gegeven een leegstaande woning in [naam appartementsgebouw] van binnen en buiten te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek zijn vervat in een rapport van 8 februari 2016.
2.27.
Vanwege de asbestbesmetting heeft de inspectie SZW aan Kloet een boete van in totaal € 27.600 opgelegd.
2.28.
In het boeterapport van 17 maart 2016 schrijven de inspecteurs van de Inspectie SZW onder andere:
"
Waarnemingen arbeidsinspecteurs
(...)
Wij hoorden dat de verwijdering van de asbesthoudende beglazingskit gevalideerd was en dat deze door de werknemers van beslissing aangehouden verwijderd werd. Wij hoorden dat de werknemers hierover geïnstrueerd waren. Wij vroegen vervolgens aan de 10.2.e om ons te laten zien met welke werkzaamheden zij daar op dat moment bezig waren. (…)
Wij zagen dat er op de vloer van de balkons stucloper gelegd was. Wij zagen dat de stucloper zoals aanwezig op de vloer vol lag met restanten kit. (…)
Wij hoorden dat de werknemers van beslissing aangehouden zojuist een nieuw raam geplaatst hadden in de woning met huisnummer [huisnummer] . Wij zagen op de vensterbank van deze woning restanten kit en ander stof liggen. Wij namen een kleefmonster op deze vensterbank. (…)
Wij vroegen de 10.2.e om ons te vertellen op welke wijze zij de werkzaamheden bestaande uit het verwijderen van de asbesthoudende beglazingskit hadden uitgevoerd. Wij hoorden dat zij voorafgaand aan de verwijdering van de oude beglazing eerst een perspex plaat aan de binnenzijde van de kozijnen plaatsten, dit om e.e.a. af te schermen. Wij hoorden dat zij daarna de oude beglazing los maakte en dan de nog aanwezige kitrestanten verwijderden. (…) Op onze vraag hoe het nu kwam dat er overal kitrestanten lagen hoorden wij de werknemers antwoorden dat zij bij het schrappen van de kit niet zorgden voor een constante afzuiging, maar dat ze pas als de kit bij het kozijn geheel verwijderd was het meeste kit opruimden. Daarna als de werkzaamheden op een verdieping geheel gereed waren, verwijderden zij dan alle stucloper en maakten dan pas alles schoon.
(…)
Bevindingen
(...)
Geconstateerd werd dat de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden bestaande uit het verwijderen van asbesthoudende beglazingskit niet werd uitgevoerd conform de tijdens de validatiemeting toegepaste werkmethode en niet conform de door de werkgever opgestelde
werkinstructie, nl:
o Gezien het aanwezige stof en restanten op de vensterbank van woning [huisnummer] was het kozijn tijdens de werkzaamheden onvoldoende afgeplakt geweest met Perspex en tape.
o Tijdens het schrappen van de kit was geen sprake geweest van constante afzuiging met een stofzuiger voorzien van Hepa filter. Dit blijkt uit hetgeen wij hoorden van de betrokken werknemers en de aangetroffen kitrestanten.
o De vrijgekomen materialen waren niet direct verpakt, dit blijkt uit de aangetroffen kitrestanten en de buiten de asbestcontainer onverpakt aangetroffen deuren, ramen en beglazing.
o Het geheel was niet gezogen met een stofzuiger voorzien van HEPA filter, dit blijkt uit de aangetroffen restanten op de diverse verdiepingen."
2.29.
Kloet heeft Steenbruggen bij brief d.d. 21 juni 2016 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van de tekortkoming van Steenbruggen.
2.30.
In een e-mail aan Kloet van 19 augustus 2016 schrijft één van de inspecteurs die de inspectie op 1 december 2015 heeft uitgevoerd onder andere:
"Indien de in de rapportage van R.E.C. omschreven werkwijze opgevolgd werd, dan was het risico op blootstelling aan asbest voldoende beheerst.
Tijdens de inspectie werd door ons, de arbeidsinspecteurs, geconstateerd dat de werkzaamheden door de werknemers van Kloet niet uitgevoerd werden conform de werkwijze zoals omschreven in het rapport van R.E.C.. Dit met als gevolg een verontreiniging met asbesthoudende kit restanten.
De ontstane asbestbesmetting is dus niet het gevolg van het uitbrengen van het validatierapport van R.E.C.. De oorzaak van de asbestbesmetting is gelegen in het feit dat niet gewerkt werd conform de in het rapport van R.E.C. omschreven werkwijze.
Als door ons tijdens de inspectie geconstateerd was dat er door de werknemers van Kloet conform de voorgeschreven werkwijze gewerkt was, dan waren door ons de werkzaamheden helemaal niet stilgelegd.
In dat geval was volstaan met de waarschuwing omdat dan de risico's onvoldoende waren geïnventariseerd.
Kloet had dan verder kunnen saneren indien uit een nieuw validatieonderzoek, waarbij ook uit monsteranalyse was gebleken dat er daadwerkelijk asbesthoudende kit gesaneerd werd, gebleken was dat de werkzaamheden onder risicoklasse 1 uitgevoerd hadden kunnen worden."
2.31.
Op 31 augustus 2016 is Steenbruggen door Steenbruggen in het bezit gesteld van de hiervoor onder 2.30 genoemde e-mail.
2.32.
Op 12 oktober 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam aan Kloet verlof verleend voor het leggen van repeterend bankbeslag. Op grond van dit verlof heeft Kloet op 13 oktober 2017 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder bankrekeningen van Steenbruggen. Nadien heeft Kloet op 23 oktober 2017 en 10 november 2017 nogmaals conservatoir derdenbeslag doen leggen onder bankrekeningen van Steenbruggen.
2.33.
Bij vonnis van 17 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het (herhaalde) beslag opgeheven. In het vonnis is onder meer overwogen:
"4.7 De voorzieningenrechter acht op grond van de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat de schade die door het verwijderen van kit is veroorzaakt (geheel dan wel deels) aan Steenbruggen is te wijten, wat er ook zij van haar stelling dat de asbestbesmetting niet is veroorzaakt door het saneren van de restanten asbesthoudende kit die zich bevonden in de sponning, maar door het verwijderen van (andere) kit die aan de binnenkant van de woningen tegen het raam was aangebracht.
4.8
Voor zover Steenbruggen de stelling betrekt dat de kit die aan de binnenkant van de woningen tegen de ramen was aangebracht is verwijderd alvorens de ramen werden verwijderd, wordt dit, gelet op het feit dat de Inspectie SZW – blijkens het boeterapport naar de inhoud waarvan Kloet verwijst – (ook) restanten asbesthoudende kit op een balkon heeft aangetroffen, niet aannemelijk geacht. Bovendien valt niet in te zien waarom kit die was aangebracht aan de binnenkant van de woningen tegen de ramen zou moeten worden verwijderd alvorens de ramen en de beglazingskit die zich bevond in de sponning van de kozijnen zouden worden verwijderd. Dat is immers ook niet gebeurd tijdens het onderzoek naar de mogelijkheid tot terugschaling van de asbestsanering van risicoklasse 2 naar risicoklasse 1, waarbij bij wijze van proef beglazing en beglazingskit door Kloet werden verwijderd.
4.9
Voor zover Steenbruggen de stelling betrekt dat de ‘binnenkit’ is verwijderd nadat de ramen waren verwijderd overweegt de voorzieningenrechter dat, volgens stellingen van Kloet die door Steenbruggen niet zijn betwist en die ook blijken uit de overgelegde stukken, de beglazing en beglazingskit vanaf de buitenzijde van de woning dienden te worden verwijderd en dat daaraan voorafgaand aan de binnenzijde van de woning een luchtdichte afscherming gerealiseerd diende te worden om te voorkomen dat kitrestanten in de woning terecht zouden komen. Als Steenbruggen conform deze instructie heeft gewerkt (zoals zij stelt te hebben gedaan) kan zij niet van binnenuit hebben gewerkt en verklaart dat ook niet het aantreffen van asbesthoudende kitresten op de balkons.
4.1
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat aannemelijk wordt geacht dat de vordering van Steenbruggen ondeugdelijk is. De overige verweren van Kloet behoeven daarom geen bespreking.
(...)
4.13
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op.
Kloet heeft aan haar vordering voorts ten grondslag gelegd dat Steenbruggen heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv. Zij stelt in dit kader dat Steenbruggen op de hoogte is van het op de schriftelijke verklaring van de Inspectie SWZ van 19 augustus 2016 gebaseerde verweer dat Kloet in de bodemprocedure zal voeren en dat Steenbruggen, die in het bezit is van die verklaring, de inhoud van die verklaring in het beslagrekest niet buiten beschouwing had mogen laten. Evenmin had Steenbruggen mogen nalaten deze verklaring en het boeterapport van de Inspectie SZW van 17 maart 2016 aan de voorzieningenrechter over te leggen. Aldus heeft Steenbruggen volgens Kloet de voorzieningenrechter onvolledig geïnformeerd en voor de beoordeling van het verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag essentiële informatie achtergehouden.
4.14
Steenbruggen betwist te hebben gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv. Steenbruggen voert in dit verband aan dat zij in het beslagrekest onder randnummer 32 melding heeft gemaakt van het verweer van Kloet en dat de voorzieningenrechter dat verweer heeft meegenomen in zijn beoordeling van het verzoek.
4.15
In haar verzoekschrift strekkende tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van beslag ten laste van Kloet heeft Steenbruggen onder randnummer 17 en 18 melding gemaakt van het feit dat [naam appartementsgebouw] is bezocht door arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW, dat deze inspecteurs een onderzoek hebben uitgevoerd naar de asbestverwijdering, dat zij een asbestbesmetting hebben geconstateerd, dat de Inspectie SZW stillegging van de werkzaamheden heeft bevolen en dat de Inspectie SZW aan haar een boete heeft opgelegd vanwege de asbestbesmetting. Onder randnummer 32 heeft Steenbruggen het verweer van Kloet weergegeven. Steenbruggen heeft niet meer vermeld dan dat Kloet zich op het standpunt stelt dat Steenbruggen niet volgens de voorschriften van Steenbruggen en REC werkte, en dat dit om redenen zoals uiteengezet in het beslagrekest pertinent onjuist is.
4.16
Steenbruggen heeft nagelaten in het beslagrekest de inhoud van het boeterapport en de e-mail van de inspecteur, waarop Kloet haar verweer baseert, te vermelden, en ook om een kopie van (tenminste) het door de Inspectie SZW opgestelde boeterapport van 17 maart 2016 bij het verzoekschrift te voegen. Daardoor heeft Steenbruggen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldaan aan de op grond van artikel 21 Rv op haar rustende verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Ook om die reden ligt opheffing van het beslag in de rede. Dat Steenbruggen het niet eens is met de inhoud van het boeterapport, maakt niet dat de inhoud niet relevant is voor de beslissing op het verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag."

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vordering van Kloet luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Steenbruggen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis jegens Kloet;
II. Steenbruggen te veroordelen om aan Kloet tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 152.863,73 te betalen, althans een door de rechtbank redelijk geacht bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 21 juni 2016, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn;
III. Steenbruggen te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na het te dezen te wijzen vonnis indien en voor zover Steenbruggen deze kosten niet voordien heeft voldaan;
IV. Steenbruggen te veroordelen in de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Het verweer van Steenbruggen strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Kloet bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding en in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vordering van Steenbruggen luidt om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) te verklaren voor recht dat Kloet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Steenbruggen door op 13 oktober 2017 conservatoir derdenbeslag te leggen onder de Rabobank ten laste van Steenbruggen;
b) Kloet te veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge door Steenbruggen geleden schade van in totaal € 23.190,61, althans Kloet te veroordelen tot vergoeding van een door de rechtbank te bepalen bedrag;
c) vermeerderd met de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf de datum van het indienen van de eis in reconventie tot de dag van algehele voldoening;
d) met veroordeling van Kloet in de kosten van het onderhavige geding en in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
Het verweer van Kloet strekt tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Kloet grondt haar vordering op een tekortkoming van Steenbruggen in haar verbintenis uit overeenkomst om het asbest in [naam appartementsgebouw] volledig te inventariseren, delen daarvan te verwijderen en de algehele behandeling van het asbest bij de uitvoering van de opdracht van Woonbron te coördineren. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden heeft Steenbruggen niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen.
Ter onderbouwing van deze stelling heeft Kloet het volgende aangevoerd. Blijkens het rapport van RPS is aan de binnenkant van de woningen tegen het raam een anthofyllietkitrand aangebracht. Dat deze anthofyllietkitrand asbesthoudend was, is niet door eerder geraadpleegde deskundigen aan Kloet bekend gemaakt en blijkt ook niet uit hun rapporten. Bij de opstelling van het werkplan voor de verwijdering van het vaste glas door REC en Steenbruggen is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van deze asbestkit. Doordat Steenbruggen de anthofyllietkitrand aan de binnenzijde van de woningen buiten beschouwing heeft gelaten in haar rapporten en in haar instructies, heeft Kloet de kitrand aan de binnenzijde van de woningen als een gewone kitrand behandeld. Hierdoor is de anthofyllietbesmetting ontstaan. Steenbruggen was zelf wel bekend met de anthofyllietkitrand, omdat deze staat genoemd in het rapport van AM&P d.d. 3 juni 2015.
Als gevolg van de tekortkoming van Steenbruggen heeft Kloet schade geleden voor een bedrag van in totaal € 152.863,73, bestaande uit de kosten van de onderzoeken van AM&P en REC, de boete van de inspectie SZW, de schikking met Woonbron, de kosten van een door de stillegging ongebruikt gebleven lift en rijplaten, de kosten van juridische ondersteuning in de procedure tegen voornoemde boete en de interne kosten ten gevolge van de stillegging.
4.2.
Steenbruggen heeft als meest verstrekkende verweer een beroep gedaan op de in artikel 14.5 van de algemene voorwaarden opgenomen vervaltermijn. Dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn staat vast. Dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld maar, terwijl het géén langs elektronische weg gesloten overeenkomst betreft, slechts is vermeld dat deze van de website zijn te downloaden staat ook vast. Dat volstaat niet in het licht van artikel 6:233 BW, zodat deze voorwaarden in beginsel vernietigbaar zijn (Hoge Raad 11 februari 20011, ECLI:NL:HR:2011:BO7108).
In dat kader heeft Steenbruggen zich beroepen op artikel 6:235 BW. Kloet heeft ter terechtzitting betwist dat zij destijds meer dan 50 werknemers had en daartoe bewijs aangeboden, door overlegging van jaarstukken.
In beginsel zou dus bewijslevering moeten volgen. Als Kloet in dat bewijs slaagt, mag zij zich beroepen op schending van artikel 6:233 BW en worden de algemene voorwaarden vernietigd.
4.3.
Kloet heeft, voor zover de rechtbank van oordeel is dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en niet vernietigd worden, aangevoerd dat onaanvaardbaar is dat Steenbruggen zich in de onderhavige omstandigheden op de in de algemene voorwaarden opgenomen vervaltermijn beroept. De schade van Kloet is het gevolg van een tekortkoming van Steenbruggen die als bewuste - althans toerekenbare - roekeloosheid is te kwalificeren. Het is daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Steenbruggen zich op de vervaltermijn beroept, mede gelet op het verschil in deskundigheid op asbestgebied tussen beide partijen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake van bewuste, althans toerekenbare, roekeloosheid aan de zijde van Steenbruggen. Kloet heeft aangevoerd dat Steenbruggen heeft verzuimd aan Kloet mede te delen dat aan de binnenkant van de woningen tegen het vaste glas een anthofyllietkitrand zat. Dat is op zichzelf juist. Een specifieke vermelding van anthofyllietkit komt in de stukken niet voor. Dat kan Kloet echter niet baten. Blijkens het rapport van AM&P d.d. 24 september 2015 en het rapport van REC d.d. 15 oktober 2015 was alle beglazing, zowel de binnenkant als de buitenkant, asbestverdacht en diende Kloet te werken conform de door Steenbruggen opgestelde werkwijze. Of het daarbij om anthofylliet of chrysotiel ging en of dezelfde kit zowel binnen als buiten aanwezig was dan wel, doordat inmiddels de kit vervangen was, daarvan geen sprake was is irrelevant. Het komt erop aan dat Kloet gewaarschuwd was dat alle kit, zowel binnen als buiten, asbestverdacht was. Kloet stelt zelf dat zij niet over deskundigheid op het gebied van asbest beschikte. Zij had dan ook strikt de aanwijzingen moeten opvolgen, ook als zij zelf dacht dat dat niet nodig was en ook zonder dat Steenbruggen (of AM&P of REC) nog apart voor een anthofyllietkitrand had gewaarschuwd. Dit heeft Kloet echter, zo volgt uit de stellingen van Kloet zelf en uit het boeterrapport d.d. 17 maart 2016, nagelaten. Gelet daarop is het beroep van Steenbruggen op de vervaltermijn in haar algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
4.5.
Als de algemene voorwaarden, in het bijzonder artikel 14, wel vernietigd zijn en Kloet dus tijdig heeft geklaagd geldt, dat de (betwiste) tekortkoming van Steenbruggen, die erin bestond dat zij Kloet niet had gewaarschuwd voor het anthofylliet in de kitrand van de binnenruit, niet in causaal verband staat tot de schade.
Ook als Kloet volstrekt gelijk heeft en Steenbruggen haar niet heeft gewaarschuwd terwijl dat wel moest heeft die tekortkoming de schade niet veroorzaakt. De schade was immers, als Kloet de werkinstructie strikt had opgevolgd en de beglazing met klein handgereedschap en puntafzuiging had verwijderd terwijl aan de binnenzijde op afdoende wijze folie/perspex was aangebracht, niet opgetreden. SZW had dan het werk niet stilgelegd en geen boete opgelegd en de gevolgschade was evenmin ingetreden.
In de dagvaarding onder 59 wordt gesteld, dat de instructies van Steenbruggen tot het verwijderen van de chrysofielkitrand aan de buitenzijde ertoe leidden dat het onvermijdelijk was dat Kloet de anthofyllietkitrand aan de binnenzijde met een mes zou uitsnijden. De juistheid van deze stelling - de onvermijdelijkheid - blijkt niet uit de stukken en is niet verder onderbouwd. Ter terechtzitting is verklaard dat Kloet alléén ten aanzien van de buitenkit een bijzondere werkwijze heeft voorgeschreven en dat Kloet daarom ten aanzien van de binnenkant geen bijzondere zorg heeft betracht. Dat is niet hetzelfde als het geven van instructies die schade onvermijdelijk maken. Dat is een eigen interpretatie van de instructies, die wat de schriftelijke weergave daarvan geen ruimte of aanleiding boden voor die interpretatie. Dat betekent, dat causaal verband tussen de gestelde schending van de mededelings-/waarschuwingsplicht van Steenbruggen en de schade ontbreekt. De rechtbank merkt daarbij op dat de asbestverontreiniging in [adres] geen deel uitmaakt van de schade.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Kloet ongeacht de algemene voorwaarden en de vernietigbaarheid daarvan moeten worden afgewezen. Bewijsvoering als onder 4.2 bedoeld is dus niet nodig.
4.7.
Kloet zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Steenbruggen worden begroot op:
- griffierecht € 3.894,00
- salaris advocaat €
3.414,00(2,0 punten* × tarief € 1.707,00,00)
Totaal € 7.308,00
* conclusie van antwoord in conventie (1), comparitie van partijen (1)
in reconventie
4.8.
Steenbruggen vordert in reconventie een verklaring voor recht dat Kloet onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het op 13 oktober 2017 ten laste van Steenbruggen onder de Rabobank gelegde conservatoire derdenbeslag en Kloet te veroordelen tot vergoeding van de door Steenbruggen dientengevolge geleden schade ten bedrage van € 23.190,61. Daartoe stelt zij primair dat de vordering van Kloet geheel ongegrond is en subsidiair - voor zover de rechtbank oordeelt dat de vordering niet geheel ongegrond zou zijn - dat het beslag voor een te hoog bedrag dan wel lichtvaardig is gelegd.
4.9.
Als uitgangspunt bij de beoordeling geldt dat degene die een beslag legt op eigen risico handelt en, bijzondere omstandigheden daargelaten, de door het beslag geleden schade dient te vergoeden, indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, zulks ook in het geval dat hij, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld.
4.10.
Zoals hiervoor in conventie is overwogen, is de vordering tot zekerheid waarvan Kloet beslag heeft gelegd, ongegrond. Bijzondere omstandigheden om aan te nemen dat het beslag desondanks niet onrechtmatig is zijn niet gesteld en zijn de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat Kloet gehouden is de door het beslag geleden schade aan Steenbruggen te vergoeden.
4.11.
Steenbruggen vordert vergoeding van de volgende schade:
a. a) bankkosten Rabobank: in verband met de beslagleggingen onder de Rabobank (in totaal 3 keer) door Kloet heeft Rabobank kosten bij Steenbruggen in rekening gebracht van in totaal € 210,00.
b) accountantskosten: Steenbruggen heeft accountantskosten gemaakt ten behoeve van advisering in het kader van de kort gedingprocedure. Terzake heeft de accountant een bedrag van € 1.026,63 aan Steenbruggen in rekening gebracht.
c) de kosten voor gemaakte juridische bijstand in de kort gedingprocedure ten bedrage van € 15.456,75.
d) de uren die de heer [naam directeur] (directeur) en de heer [naam projectleider] (projectleider) hebben moeten besteden om tot opheffing van het beslag te komen, welke uren zij niet aan hun normale werkzaamheden hebben kunnen besteden. Het betreft in totaal een bedrag van € 6.497,16.
4.12.
Kloet heeft, voor zover de rechtbank oordeelt dat de vordering waarvoor het beslag is gelegd ongegrond is, de bankkosten (a) niet betwist. Deze schadepost komt derhalve voor vergoeding in aanmerking. Dat geldt ook voor de kosten onder b. Op Steenbruggen rust ook geen verplichting om die in kort geding te vorderen. Nu deze kosten aannemelijk voorkomen en niet gemotiveerd zijn betwist terwijl het maken daarvan redelijk was en de omvang ook, komen deze voor toewijzing in aanmerking.
4.13.
Met betrekking tot de posten c en d heeft Kloet aangevoerd dat dit kosten betreffen die in de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 17 november 2017 uitgesproken proceskostenveroordeling zijn ingesloten. Naast deze proceskostenveroordeling die ziet op de verschotten en het advocatensalaris komen alleen buitengerechtelijke incassokosten voor vergoeding in aanmerking of kan in zeer uitzonderlijke gevallen een veroordeling in de volledige proceskosten worden uitgesproken. Die uitzonderingen doen zich hier niet voor, aldus Kloet.
4.14.
De rechtbank is met Steenbruggen van oordeel dat de posten c en d kosten betreffen die in de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 17 november 2017 uitgesproken proceskostenveroordeling zijn ingesloten. Voor een volledige proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Weliswaar heeft de voorzieningenrechter in het vonnis van 17 november 2017 overwogen dat Kloet niet heeft voldaan aan de op grond van artikel 21 Rv op haar rustende verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, maar blijkens r.o. 4.13 van dat vonnis betreft dit een overweging ten overvloede. Niet aannemelijk is dat deze schending van die verplichting van invloed is geweest op de kosten van Steenbruggen. Dit betekent dat dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.15.
In de omstandigheid dat de vordering voor het overgrote deel wordt afgewezen ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren in die zin dat dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Kloet in de proceskosten, aan de zijde van Steenbruggen tot op heden begroot op € 7.308,00,
5.3.
veroordeelt Kloet in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Kloet niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
veroordeelt Kloet om aan Steenbruggen te betalen een bedrag van € 1.236,63, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de datum van het indienen van de eis in reconventie tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019.
2111/106