ECLI:NL:RBROT:2019:3649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
ROT 18/5300
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen mededeling verlenging PLB-vergunning niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. M. Morssink en R.H. Wierenga. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de verweerder, dat betrekking heeft op de mededeling dat de vergunning van eiser voor het gebruik van een Personal Locator Beacon (PLB-vergunning) van rechtswege is verlengd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededeling, maar de rechtbank oordeelt dat deze mededeling niet gericht is op rechtsgevolg en derhalve geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de rechtbank het bezwaar van eiser in dit opzicht terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast is in de brief van 18 april 2018 vermeld dat eiser een vergoeding van € 16,37 dient te betalen, wat wel als een besluit wordt aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de PLB-vergunning op grond van artikel 3.17, tweede lid, van de Telecommunicatiewet van rechtswege is verlengd. De rechtbank heeft ook verwezen naar een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin de verplichting tot betaling van de vergoeding is bevestigd. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/5300

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, Agentschap Telecom,verweerder,
gemachtigden: mr. M. Morssink en R.H. Wierenga.

Procesverloop

Bij besluit van 3 september (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiser tegen verweerders brief van 18 april 2018.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2019. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Verlenging van rechtswege
1. Eiser is allereerst opgekomen tegen de mededeling in verweerders brief van 18 april 2018, inhoudende dat eisers vergunning voor het gebruik van een Personal Locator Beacon (PLB-vergunning) van rechtswege is verlengd.
2. Zoals verweerder op juiste gronden in het bestreden besluit en het verweerschrift heeft uiteengezet, is de mededeling, dat de PLB-vergunning van rechtswege is verlengd, niet gericht op rechtsgevolg, zodat de brief van 18 april 2018 in zoverre geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inhoudt.
3. Dit betekent dat verweerder het bezwaar in zoverre terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en het beroep in zoverre niet slaagt.
Vergoeding voor de vergunning
4. In de brief van 18 april 2018 is ook bepaald dat eiser een vergoeding van € 16,37 dient te betalen. In zoverre is er wel sprake van een besluit in de zin van de Awb.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift op toereikende wijze uiteengezet dat in dit geval eisers PLB-vergunning op grond artikel 3.17, tweede lid, van de Telecommunicatiewet van rechtswege is verlengd.
6. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd tegen de verplichting om de vergoeding te betalen, is weerlegd in de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 april 2019, ECLI:NL:CBB:2019:187.
7. Ook in zoverre slaagt het beroep niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar gedaan op 9 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.