4.2.Identificatie en pinggebruik (algemeen)
Ten aanzien van alle verdachten geldt dat de politie een uitgebreid proces-verbaal heeft opgemaakt met bijlagen, op basis waarvan de politie telkens tot de slotsom komt dat bepaalde pingnamen zijn te koppelen aan één van de verdachten. De rechtbank heeft naast deze processen-verbaal nog een aantal andere bewijsmiddelen aangetroffen in het dossier die de al gemaakte koppeling tussen verdachte en pingnamen verder versterkt. De bewijsmiddelen die zien op de identificatie van de pinggebruikers zijn in een afzonderlijk gedeelte van de bewijsbijlage opgenomen. Bij de bewijsmiddelen die zien op de afzonderlijke zaaksdossiers zijn daarnaast aanvullende identificerende bewijsmiddelen opgenomen. Op grond van die bewijsmiddelen tezamen komt de rechtbank tot de navolgende vaststellingen.
[naam medeverdachte 1]
De Pin-nummers [pin-nummer 1] , [pin-nummer 2] , [pin-nummer 3] , [pin-nummer 4] , [pin-nummer 5] , [pin-nummer 6] en [pin-nummer 7] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 1] . De bij deze Pin-nummers behorende pingnamen zijn [pingnaam 1] , [pingnaam 2] , [pingnaam 3] , [pingnaam 4] , [pingnaam 5] en [pingnaam 6] . Voorts maakte hij gebruik van de telefoonnummers [gsm-nummer 1] en [gsm-nummer 2] .
[naam medeverdachte 2]
De Pin-nummers [pin-nummer 8] , [pin-nummer 9] , [pin-nummer 10] en [pin-nummer 11] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 2] . De bij deze Pin-nummers behorende pingnamen zijn [pingnaam 7] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 2] ’ wordt genoemd), [bijnaam 2 medeverdachte 2] , [bijnaam 3 medeverdachte 2] , [bijnaam 4 medeverdachte 2] , [bijnaam 5 medeverdachte 2] , [bijnaam 6 medeverdachte 2] , [bijnaam 7 medeverdachte 2] , [bijnaam 8 medeverdachte 2] en [bijnaam 9 medeverdachte 2] . Hij maakte verder gebruikt van de telefoonnummers [gsm-nummer 3] en [gsm-nummer 4] . De bijnaam die diverse medeverdachten gebruikten wanneer ze over hem spraken is [bijnaam 1 medeverdachte 2] en/of [bijnaam 4 medeverdachte 2] .
[naam medeverdachte 3]
De Pin-nummers [pin-nummer 12] en [pin-nummer 13] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 3] . De bij deze Pin-nummers behorende pingnamen zijn [pingnaam 8] , [pingnaam 9] , en [pingnaam 10] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam medeverdachte 3] ’ wordt genoemd). Het door hem gebruikte mobiele telefoonnummer is [gsm-nummer 5] .
[naam medeverdachte 4]
De bijnamen waarmee diverse medeverdachten over hem spraken zijn [bijnaam 1 medeverdachte 4] , [bijnaam 2 medeverdachte 4] en [bijnaam 3 medeverdachte 4] .
[naam medeverdachte 5]
De Pin-nummers [pin-nummer 14] , [pin-nummer 15] en [pin-nummer 16] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 5] . De bij deze Pin-nummers behorende pingnamen zijn [pingnaam 11] , [pingnaam 12] , [pingnaam 13] en [pingnaam 14] . De bijnamen die diverse medeverdachten gebruikten wanneer ze over hem spraken zijn [bijnaam 1 medeverdachte 5] , [bijnaam 2 medeverdachte 5] en/of [bijnaam 3 medeverdachte 5] . Hij maakte gebruik van het telefoonnummer [gsm-nummer 6] .
[naam verdachte]
Het Pin-nummer [pin-nummer 17] was in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam verdachte] . De bij dit Pin-nummer behorende pingnamen zijn [pingnaam 15] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam 1 verdachte] ’ wordt genoemd), [bijnaam 2 verdachte] , [bijnaam 3 verdachte] , [bijnaam 4 verdachte] !!! en [bijnaam 5 verdachte] .
[naam medeverdachte 6]
Het Pin-nummer [pin-nummer 18] was in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 6] . De bij dit Pin-nummer behorende pingnamen zijn [pingnaam 16] , [pingnaam 17] , [pingnaam 18] en [pingnaam 19] .
[naam medeverdachte 7]
De Pin-nummers [pin-nummer 19] en [pin-nummer 20] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 7] . De bij dit Pin-nummer behorende pingnamen zijn [pingnaam 20] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 7] ’ wordt genoemd) en [bijnaam 2 medeverdachte 7] . De bijnaam die diverse medeverdachten gebruikten wanneer ze over hem spraken is [bijnaam 1 medeverdachte 7] .
[naam medeverdachte 8]
De Pin-nummers [pin-nummer 21] en [pin-nummer 22] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 8] . De door de gebruiker aan dit Pin-nummer gegeven pingnamen zijn [pingnaam 21] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 8] ’ wordt genoemd) en [bijnaam 2 medeverdachte 8] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [bijnaam 3 medeverdachte 8] ’ wordt genoemd). [naam medeverdachte 8] maakte gebruik van de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] .
[naam medeverdachte 9]
De Pin-nummers [pin-nummer 23] , [pin-nummer 24] en [pin-nummer 25] waren in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 9] . De bij deze Pin-nummers behorende pingnamen zijn respectievelijk [pingnaam 22] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ‘ [pingnaam 23] ’ wordt genoemd), [pingnaam 24] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] ook ‘ [pingnaam 23] ’ wordt genoemd) en [pingnaam 25] (die door ontvanger [naam medeverdachte 1] eveneens ‘ [pingnaam 23] ’ wordt genoemd).
[naam medeverdachte 10]
Het Pin-nummer [pin-nummer 26] was in de bewezenverklaarde periode in gebruik bij verdachte [naam medeverdachte 10] . De bij dit Pin-nummer behorende pingnaam is [pingnaam 26] .
[naam medeverdachte 11]
De mobiele nummers [gsm-nummer 7] , [gsm-nummer 8] en [gsm-nummer 9] waren in de ten laste gelegde periode in gebruik bij de verdachte [naam medeverdachte 11] . Hij werd door de overige verdachten aangemerkt als [bijnaam medeverdachte 11] .
De identificatie van [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] wordt nog verder versterkt doordat [naam medeverdachte 12] [naam medeverdachte 1] op de dag van de schorsing van deze beide verdachten respectievelijk [pingnaam 14] en [bijnaam medeverdachte 1] noemt in een telefoongesprek met een derde waarin hij verslag doet van de gang van zaken op de pro forma-zitting in deze strafzaak van 20 april 2012.
Bij het doen van de bovenstaande vaststellingen betrekt de rechtbank ook de aard en functie die de pingcommunicatie concreet had binnen dit onderzoek: het was de bedoeling van de deelnemers, om op een zeer goed afgeschermde wijze vertrouwelijk met elkaar te spreken. Daartoe is van belang dat, om een pingbericht te kunnen sturen, de verzender over de bij het pingaccount van de ontvanger behorende Pin-nummer moest beschikken.
Verder leidt de rechtbank uit de inhoud van de in het dossier weergegeven pinggesprekken af dat niet is gebleken dat deze communicatie is gevoerd door andere personen dan de personen die bij de betreffende pingaccounts horen, tenzij dit vooraf duidelijk was gemaakt. Meer in het bijzonder is op geen enkel moment gebleken van enige twijfel bij de diverse deelnemers aan de veelheid aan pingcommunicatie dat zij twijfelden aan de identiteit van de personen met wie zij deelnamen aan de pingcommunicatie. Ook blijkt steeds dat logisch verder werd gecommuniceerd over hetgeen eerder aan de orde was. Ook dit is een sterke aanwijzing voor het voortdurende gebruik van elk pingaccount door een en dezelfde persoon.
Hierna zal de rechtbank waar nodig ingaan op de verweren per verdachte.
In het dossier bevinden zich twee foto’s waarop een aantal verdachten is afgebeeld, samen met o.a. [naam medeverdachte 1] en zijn gezin. Een aantal medeverdachten staat echter niet op die foto’s. De verdediging heeft in een aantal zaken aangevoerd dat betekenis moet worden toegekend aan de omstandigheid dat hun cliënt niet op die foto’s is te zien. De rechtbank verwerpt dat verweer, aangezien deze foto’s zijn genomen in 2006 of 2007, dus op een tijdstip dat enkele jaren ligt voor de nu ten laste gelegde tijdstippen.
[naam medeverdachte 9]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [naam medeverdachte 9] zijn (onder meer) twee doosjes in beslag genomen van Blackberry-toestellen. De verdediging heeft aangevoerd dat deze doosjes niets met [naam medeverdachte 9] te maken hebben, maar dat deze door een derde zouden zijn achtergelaten in de woning van [naam medeverdachte 9] .
De rechtbank verwerpt dit verweer, gelet op het navolgende. Allereerst is het in algemene zin bijzonder ongebruikelijk dat het verpakkingsmateriaal van twee Blackberry-toestellen door een derde zou worden achtergelaten in de woning bij [naam medeverdachte 9] en dat [naam medeverdachte 9] die doosjes dan zou hebben bewaard. Dit zou anders kunnen zijn indien [naam medeverdachte 9] op dit punt een begrijpelijke, nadere, toelichting/verklaring zou hebben gegeven waarom dit zou zijn gedaan. Maar die ontbreekt. Verder stelt de rechtbank vast dat de door de verdediging genoemde derde persoon slechts eenmaal, begin maart 2011, door de politie is waargenomen in relatie tot de overige verdachten in dit dossier. Later in 2011, en dus ten tijde van de ten laste gelegde feiten, is deze derde in het geheel niet meer waargenomen en/of in pingberichten naar voren gekomen. [naam medeverdachte 9] is met een zekere regelmaat juist wel waargenomen, en ook in directe samenhang met pingverkeer waarbij toestellen en pingnamen zijn gebruikt die behoren bij de Blackberry-toestellen waarvan het verpakkingsmateriaal bij [naam medeverdachte 9] is aangetroffen.
[naam medeverdachte 3]
De verdediging heeft aangevoerd dat geenszins vast staat dat [naam medeverdachte 3] in alle gevallen de gebruiker is geweest van het aan hem toegeschreven pingaccount.
De rechtbank verwerpt dit verweer. [naam medeverdachte 3] is ook te identificeren aan de hand van de pingcommunicatie die voorafgaat aan de ontmoeting tussen [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 13] , zoals hierna opgenomen in de bewijsbijlage. Ook hier ligt er een ondubbelzinnige link tussen de inhoud van het pingverkeer en het verschijnen van [naam medeverdachte 3] op de afspraak met [naam medeverdachte 13] . Verder heeft de rechtbank eerder al overwogen dat uit de inhoud van de in het dossier weergegeven pinggesprekken niet is gebleken dat deze communicatie is gevoerd door andere personen dan de personen die bij de betreffende pingaccounts horen, tenzij dit vooraf werd aangekondigd.
[naam medeverdachte 11]
De verdediging heeft aangevoerd dat de zogenaamde sms telefoon, eindigend op 5747, niet met zekerheid aan [naam medeverdachte 11] kan worden toegekend. Daarnaast kan hij niet worden geïdentificeerd als de persoon die als “ [bijnaam medeverdachte 11] ” wordt aangeduid in het dossier.
Deze sms telefoon is niet bij [naam medeverdachte 11] aangetroffen. Verder betekent de omstandigheid dat de sms telefoon een paar masten heeft aangestraald, die de telefoon *1414 van [naam medeverdachte 11] toen ook heeft aangestraald, niet dat deze telefoons ook door dezelfde persoon werden vastgehouden. Er kunnen geen conclusies aan verbonden worden omdat we niets weten van het dekkingsgebied zoals dat in 2011 was. Voorts bevestigen de observaties in samenhang met de afspraken ook niet dat [naam medeverdachte 11] de gebruiker was omdat [naam medeverdachte 1] vaak verschillende mensen achter elkaar ontmoette.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Op 12 mei 2011 om 21:35 wordt vanuit het nummer *5747 het bericht ‘ 20 min getto?’ gestuurd naar [naam medeverdachte 1] . Vervolgens wordt om 22.00 uur tijdens een observatie gezien dat [naam medeverdachte 1] een ontmoeting heeft met [naam medeverdachte 11] in de [adres 1] in Amsterdam-West, in de wijk Slotermeer. [naam medeverdachte 11] zelf heeft verklaard dat [naam medeverdachte 1] en hij Slotermeer bedoelen wanneer het over ‘getto’ gaat. Bij deze ontmoeting zijn geen andere personen waargenomen door het observatieteam. Op 14 mei 2011 gaat er om 8:56 uur een sms vanuit het nummer *5747 naar [naam medeverdachte 1] ‘13.00 ff update?’, waarop [naam medeverdachte 1] antwoordt ‘12.30 voetbal?’. Om 12:41 antwoordt het nummer *5747 ‘is goed 15 min’. Vervolgens wordt om 13.02 bij het voetbalveld aan het Olympiaplein te Amsterdam een ontmoeting gezien tussen [naam medeverdachte 11] en [naam medeverdachte 1] . Op 16 mei 2011 wordt vanuit het nummer *5747 weer ge-sms’t naar [naam medeverdachte 1] ‘ok goed vriend, 5 uur voetbal?’, waarop [naam medeverdachte 1] antwoordt ‘ok ik zie je daar’. Vervolgens stuurt [naam medeverdachte 1] om 13.30 een bericht naar [naam medeverdachte 3] die het niet meer houdt en zegt ‘so far so good zegt [bijnaam medeverdachte 11] , ik zie hem om 5 uur’. Vervolgens wordt er tussen [naam medeverdachte 1] en het nummer *5747 gecommuniceerd dat het wat later wordt en om 18:11 zegt [naam medeverdachte 1] ‘kom ik er nu aan’. Hierna wordt om 18.26 uur een ontmoeting tussen [naam medeverdachte 11] en [naam medeverdachte 1] gezien.
Uit deze combinatie van sms-berichten en observaties leidt de rechtbank af dat [naam medeverdachte 11] de gebruiker was van de telefoon met nummer *5747. Dit wordt verder ondersteund doordat deze telefoon dezelfde bewegingen maakt als de telefoon waarvan [naam medeverdachte 11] zelf heeft verklaard dat die bij hem in gebruik was, hetgeen een duidelijke extra aanwijzing oplevert dat hij de gebruiker was van beide telefoons. Tevens maakt de rechtbank uit deze berichten en andere bewijsmiddelen op dat hij de persoon is die als [bijnaam medeverdachte 11] wordt aangeduid. De voornaam van verdachte is [naam 1] . [bijnaam medeverdachte 11] is een afkorting is van de Spaanse naam [naam 2] , wat in het Nederlands [naam 1] betekent. Voorts is in het kantoor van [naam medeverdachte 11] een emailbericht aangetroffen dat was gericht aan [bijnaam medeverdachte 11] .
[naam medeverdachte 8]
De verdediging heeft betwist dat de telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] in gebruik waren bij [naam medeverdachte 8] en dat hij pingberichten heeft verzonden vanuit de gebruikersnamen ‘ [pingnaam 21] ’ en/of ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 8] ’ en/of ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’ en/of met Pin-nummer [pin-nummer 21] .
De rechtbank verwerpt dit verweer. [naam medeverdachte 1] heeft veel contact met Pin-nummer [pin-nummer 21] met pinggebruikersnaam ‘ [pingnaam 21] ’ (door ontvanger [naam medeverdachte 1] genaamd ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 8] ’). Op 25 februari 2011 in de ochtend pingt ‘ [pingnaam 21] ’ naar [naam medeverdachte 1] dat hij gisteravond zijn telefoon heeft laten vallen. [naam medeverdachte 1] pingt terug dat hij de telefoon heeft en deze mee zal nemen naar het vliegveld. ‘ [pingnaam 21] ’ pingt vervolgens terug dat hij [naam medeverdachte 1] daar zal zien. Op 25 februari 2011 rond 15:00 uur wordt tijdens een observatie door een verbalisant op Schiphol gezien dat [naam medeverdachte 1] een ontmoeting heeft met een onbekende man en samen met hem op een vlucht naar Spanje stapt. Middels verstrekte boekingsgegevens bleek dat [naam medeverdachte 1] samen zou reizen met [naam medeverdachte 8] . De onbekende man wordt tevens op basis van een foto van de observatie herkend als [naam medeverdachte 8] . Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat ‘ [pingnaam 21] ’ (door ontvanger [naam medeverdachte 1] genaamd ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 8] ’), dezelfde persoon is als [naam medeverdachte 8] .
Uit het dossier blijkt voorts dat op 5 oktober 2011 om 19:13:32 door Pin-nummer [pin-nummer 22] met pinggebruikersnaam ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’ (door ontvanger [naam medeverdachte 1] genaamd ‘ [bijnaam 3 medeverdachte 8] ’) een bericht wordt gestuurd naar ‘ [pingnaam 3] ’ met de tekst ‘Bel me alstublieft, mijn kind’. Dit bericht is verstuurd naar een BlackBerry met Pin-nummer [pin-nummer 4] . Dit toestel werd gebruikt door [naam medeverdachte 1] . Om 19:23:24 uur wordt dan gezien dat [naam medeverdachte 1] met de telefoon met Imei nummer [imei-nummer] uitbelt, uit de tapgegegevens blijkt met het Colombiaanse telefoonnummer [nummer 2] .
Vervolgens is te zien dat de inhoud van de telefoongesprekken van [naam medeverdachte 1] met telefoonnummer [nummer 2] en het pingcontact tussen ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’ en [naam medeverdachte 1] op elkaar aansluiten.
Hieruit concludeert de rechtbank dat de persoon die pingberichten stuurt onder de naam ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’, dezelfde persoon is als de gebruiker van het Colombiaanse telefoonnummer [nummer 2] .
Bij het pingcontact tussen ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’ en [naam medeverdachte 1] is te zien dat [naam medeverdachte 1] de pingnaam ‘ [bijnaam 3 medeverdachte 8] ’ toekent aan ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’. Zoals bekend kan iedereen een persoon/contact een zelfgekozen pingnaam toekennen.
In zaaksdossier C05, de invoer van 40 kilo cocaïne, laat [naam medeverdachte 1] aan zijn vrouw weten dat dat van [bijnaam 3 medeverdachte 8] is gelukt. In die zaak wordt de verdachte [naam medeverdachte 8] door getuige [naam getuige] herkend en heeft zij verklaard dat deze persoon [pingnaam 21] wordt genoemd en dat hij klein is. De rechtbank heeft op de zitting gezien dat de verdachte klein van stuk is.
[bijnaam 3 medeverdachte 8] betekent in de Spaanse taal: klein, kleintje. Andere (ping)namen die voor de verdachte worden gebruikt zijn [pingnaam 21] en [bijnaam 1 medeverdachte 8] . Ook deze namen zijn een vertaling of aanduiding voor ‘klein’.
Tot slot is opvallend dat [naam medeverdachte 1] en de persoon die hij aanduidt als [bijnaam 1 medeverdachte 8] respectievelijk [bijnaam 3 medeverdachte 8] hun berichtenverkeer over en weer beginnen met “ [naam 3] ”, hetgeen in pingesprekken met andere Pin-nummers niet is voorgekomen.
De rechtbank concludeert dat de pingnamen [bijnaam 1 medeverdachte 8] en [bijnaam 3 medeverdachte 8] (en daarmee de daaraan door de verzender gekoppelde pingnamen ‘ [pingnaam 21] ’ en ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’) beide betrekking hebben op één en dezelfde persoon, en wel dat dat de verdachte [naam medeverdachte 8] is. Omdat blijkt dat de verdachte [naam medeverdachte 8] de gebruiker is van de pingnaam ‘ [bijnaam 2 medeverdachte 8] ’, kan ook worden geconcludeerd dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer [nummer 2] .
[naam verdachte]
De verdediging van [naam verdachte] heeft gesteld dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] de persoon is die gebruik maakt van de pingnaam [pingnaam 15] (Pin-nummer [pin-nummer 17] , door ontvanger [naam medeverdachte 1] genaamd ‘ [bijnaam 1 verdachte] ’). Daarbij is tevens aangevoerd dat de herkenning van [naam verdachte] niet betrouwbaar is en dat aannemelijk is dat meerdere personen gebruik maken van het pingaccount dat de politie toeschrijft aan [naam verdachte] .
De rechtbank heeft hierboven al aangegeven dat -en waarom- zij ervan uitgaat dat pingcommunicatie uitsluitend werd uitgevoerd tussen personen die elkaar kennen, of dat dit tijdelijk gebruik door een derde voor de ontvanger kenbaar was en ook gebeurde met medeweten van de “normale” gebruiker. Uit de samenhang tussen de inhoud van de pingcontacten en de observaties blijkt dat het [naam verdachte] is die op de afgesproken momenten aanwezig is en contact heeft met personen van wie de pingidentiteiten eveneens overeenkomen met de pingidentiteiten die aan hen zijn toegekend op basis van het politieonderzoek.
Dit laatstgenoemde gegeven versterkt ook in algemene zin de waarde van alle identificaties/herkenningen: daaruit blijkt immers dat het relevante (ping)netwerk op afdoende wijze in kaart is gebracht door het onderzoek van de politie.