201103418/1/H1.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Harkstede, gemeente Slochteren,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 8 februari 2011 in zaak nr. 10/704 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Slochteren.
Bij besluit van 6 januari 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woning op het perceel [locatie] te Harkstede.
Bij besluit van 28 mei 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 februari 2011, verzonden op 9 februari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 maart 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 18 april 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2011, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. B. de Boer en M.H. Kooistra, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is daar [vergunninghouder] verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een woning met een balkon en een boothuis op het perceel.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Borgmeren". Om realisering van het bouwplan mogelijk te maken, heeft het college daarvan krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling verleend. De aan de vrijstelling ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing wordt gevormd door de "Planologische visie Harkstede" van 11 januari 2002, het voorontwerpbestemmingsplan "Harkstede Borgmeren fase 2 en 3" van 27 januari 2003 (hierna: het voorontwerpbestemmingsplan) en het besluit van 27 april 2004 tot het verlenen van vrijstelling krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO ten behoeve van de uitbreiding van de woonlocatie Borgmeren.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn standpunt, dat het bouwplan in strijd is met de voorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan en dat dit plan derhalve niet als ruimtelijke onderbouwing aan het vrijstellingsbesluit ten grondslag had mogen worden gelegd. Volgens hem dient het balkon te worden aangemerkt als onderdeel van het hoofdgebouw en overschrijdt het hoofdgebouw het bouwvlak. Indien het als ander gebouw, als bedoeld in de voorschriften van het ontwerpbestemmingsplan, dient te worden aangemerkt, stelt hij dat het grenst aan het water en dat het de maximaal toegestane hoogte overschrijdt.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 maart 2008 in zaak nr.
200705403/1), komt het college bij de vraag of het bouwplan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, beoordelingsvrijheid toe. De rechtbank heeft de vraag of het bouwplan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing dan ook terecht terughoudend getoetst.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het standpunt van [appellant], dat het bouwplan in strijd is met de voorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan, wat daar ook van zij, er niet zonder meer toe leidt dat het voorontwerpbestemmingsplan niet kan dienen als onderdeel van de aan het besluit van 28 mei 2010 ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, heeft het voorontwerpbestemmingsplan niet dezelfde juridische binding als het geldende bestemmingsplan, maar maakt het onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing, zodat het als zodanig beoordeeld dient te worden.
Nu het voorontwerpbestemmingsplan bebouwing op het perceel toestaat, het bouwplan in overeenstemming is met de uitgangspunten van het voorontwerpbestemmingsplan en niet is gebleken dat de ruimtelijke onderbouwing ook overigens niet voldoende kan worden geacht, heeft de rechtbank aan de uitleg van de voorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan voorbij kunnen gaan.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011