ECLI:NL:RBROT:2019:3292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
570769 / HA RK 19-343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met getuigenverzoeken

Op 26 maart 2019 heeft de rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker], vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Ö. Saki. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters J. Snitker, W.H.S. Duinkerke en A.A. Kalk, die betrokken waren bij een strafzaak met parketnummer 10/810577-17. De verzoeker had eerder getuigenverzoeken ingediend, waarvan er op 18 juni 2018 achttien waren afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de eerdere afwijzingen van getuigenverzoeken en de beslissing om getuige [naam getuige 1] niet te horen, niet relevant waren voor de beoordeling van het wrakingsverzoek, omdat deze feiten niet tijdig waren voorgedragen.

Tijdens de zitting op 26 maart 2019 werd het aanhoudingsverzoek om getuige [naam getuige 2] op een later tijdstip te horen afgewezen. De wrakingskamer stelde vast dat deze afwijzing een tussenbeslissing was en op zichzelf geen grond voor wraking kon opleveren. De rechters gaven aan dat zij geen vooringenomenheid hadden getoond en dat hun beslissingen niet gebaseerd waren op reeds gevormde oordelen over de schuld of onschuld van de verzoeker. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor vooringenomenheid van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was.

De rechtbank benadrukte dat wraking niet kan dienen als een rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen en dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek ongegrond was en wees het af. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 570769 / HA RK 19-343
Beslissing van 26 maart 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. Ö. Saki,
strekkende tot wraking van:
mrs. J. Snitker, W.H.S. Duinkerke en A.A. Kalk,rechters in de rechtbank Rotterdam, team straf 2 (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 26 maart 2019 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak.
Die procedure draagt als parketnummer 10/810577-17.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsvrouw van verzoeker de wraking van de rechters verzocht.
Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is direct een wrakingkamer samengesteld die het verzoek diezelfde dag heeft behandeld. Op deze zitting zijn verschenen de verzoeker, zijn raadsvrouw en de rechters. De raadsvrouw van de verzoeker heeft haar standpunt nader toegelicht.
Aan de wrakingskamer, en aan partijen, is ter beschikking gesteld het proces-verbaal van de zitting van 26 maart 2019 van de hiervoor omschreven strafzaak.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Het wrakingsverzoek moet worden gezien in het licht van eerdere beslissingen van de rechters. Op 18 juni 2018 hebben de rechters verzoeken van de verdediging tot het horen van achttien getuigen afgewezen. De verzoeken om het horen van de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] zijn wel toegewezen. Het verhoor van [naam getuige 1] heeft echter niet kunnen plaatsvinden omdat hij onbereikbaar en/of onvindbaar was.
Op de zitting van vorige week donderdag is de getuige [naam getuige 2] verschenen. De rechters hebben toen echter besloten om het horen van deze getuige uit te stellen tot de zitting van vandaag, omdat zijn raadsvrouw toen niet aanwezig was. Daarnaast is afgelopen donderdag het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 1] herhaald, omdat inmiddels (meer) contactgegevens van hem bekend waren geworden. De rechters hebben dit verzoek toen afgewezen en hiertoe overwogen dat het niet aannemelijk was dat [naam getuige 1] binnen afzienbare tijd kon worden gehoord.
Op de zitting van vandaag is de getuige [naam getuige 2] opnieuw zonder raadsvrouw verschenen. Zijn raadsvrouw had in de e-mail de avond voorafgaand aan de zitting aangegeven dat [naam getuige 2] niet zou verklaren, omdat zij niet aanwezig kon zijn. De getuige is vervolgens toch gehoord. Hij beriep zich echter al snel op zijn verschoningsrecht. Hij verklaarde dat hij wel bereid was om in aanwezigheid van zijn raadsvrouw vragen te beantwoorden. Daarop is om aanhouding van de zaak gevraagd, om de getuige [naam getuige 2] op een later moment in het bijzijn van zijn raadsvrouw te kunnen horen. De rechters hebben dit verzoek afgewezen.
Mede gelet op de eerder door de rechters genomen beslissingen en de motivering daarvan heeft de verzoeker het gevoel gekregen dat de rechters geen oog hebben voor het verdedigingsbelang en dat zij de efficiëntie boven het belang van waarheidsvinding plaatsen. De beslissingen zijn dusdanig onbegrijpelijk dat naar objectieve maatstaven gemeten sprake is van een schijn van vooringenomenheid.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechters kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Bij de eerdere afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige 1] heeft een rol gespeeld dat hij zich onvindbaar wil houden voor justitie. Bij de motivering voor het afwijzen van het aanhoudingsverzoek van vandaag, om getuige [naam getuige 2] op een later moment te horen, hebben wij tot uitdrukking gebracht dat de houding van deze getuige op zitting niet afwijkt van zijn houding bij de politie, en dat hij niet eerder een (voor verzoeker belastende) verklaring heeft afgelegd.
Zoals de Hoge Raad onlangs heeft overwogen, kunnen procesbeslissingen als de onderhavige geen grond voor wraking opleveren, tenzij uit die beslissing en/of de motivering daarvan van vooringenomenheid blijkt. Wij hebben op geen enkele manier blijk gegeven van een oordeel over de schuld of onschuld van de verzoeker.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechters door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
De wrakingskamer stelt voorop dat een voor een partij onwelgevallige (tussen)beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
Ook kan dat anders zijn indien de motivering van de aangevochten beslissing erop duidt dat de rechter zijn beslissing (mede) heeft gebaseerd op (betwiste doch) door hem reeds vastgestelde feiten of op een reeds gevormd oordeel omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen. Dan immers is een (al dan niet begrijpelijke) beslissing kennelijk ingegeven door vooringenomenheid, althans kan de vrees daarvoor dan objectief gerechtvaardigd zijn.
Voorgaand toetsingskader volgt uit vaste rechtspraak en is door de Hoge Raad nog eens bevestigd in zijn arrest van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.3
Voorts moet een wrakingsverzoek gedaan worden zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond, aan de verzoeker bekend zijn geworden. Wrakingsgronden moeten dus – kort gezegd - direct worden voorgedragen. Zij moeten ook alle tegelijk worden voorgedragen.
Dit brengt met zich dat de wrakingskamer de eerdere afwijzing van achttien getuigenverzoeken, en ook de beslissing om getuige [naam getuige 1] niet te horen, niet bij zijn oordeel zal betrekken. Die eerdere beslissingen vormen niet de omstandigheden van dit geval, namelijk het geval dat het aanhoudingsverzoek in verband met het horen van de getuige [naam getuige 2] vandaag is afgewezen.
De wrakingskamer beoordeelt dus slechts, en wel binnen het hiervoor geschetste toetsingskader, of de afwijzing vandaag van het aanhoudingsverzoek in verband met het horen van de getuige [naam getuige 2] , mede in het licht van de gang van zaken omtrent het horen van deze getuige op de zitting van vorige week donderdag, grond oplevert voor wraking van de rechters.
De wrakingskamer is van oordeel dat die afwijzing van vandaag geen grond voor wraking oplevert en overweegt daartoe als volgt.
De afwijzing van het aanhoudingsverzoek is bij uitstek een tussenbeslissing die op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. Voorts blijkt noch uit (de begrijpelijkheid van) de beslissing op zichzelf noch uit de motivering daarvan, dat de rechtbank zich reeds een oordeel heeft gevormd omtrent vragen die eerst bij eindbeslissing aan de orde dienen te komen.
3.5
Het verzoek is gelet op het vorenstaande ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mrs. J. Snitker, W.H.S. Duinkerke en A.A. Kalk.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. van den Bos, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019 in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-