Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. W.J. Roos-van Toor, omdat zij deel uitmaakte van de wrakingskamer die op 18 januari 2019 uitspraak heeft gedaan in een verzoek van verzoeker tot wraking van mr. W.J.J. Wetzels, mr. M. Fiege en mr. E.A. Vroom.
Rechtbank Rotterdam
Op 28 februari 2019 vond er een mondelinge behandeling plaats in de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam, waar verzoeker twee verzoeken tot wraking indiende tegen de rechters in de wrakingskamer. De wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter mr. A.P. Hameete en de rechters mr. W.J. Roos-van Toor en mr. A. Verweij, besloot de verzoeken buiten behandeling te stellen. Dit gebeurde onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1770), waarin werd gesteld dat een wrakingsverzoek kan worden afgewezen als het in redelijkheid niet anders kan worden verstaan dan als misbruik van recht. Verzoeker had geen bijkomende omstandigheden aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigden.
Tijdens de zitting wraakte verzoeker mr. W.J. Roos-van Toor, omdat zij deel uitmaakte van de wrakingskamer die eerder een uitspraak had gedaan in een ander wrakingsverzoek van verzoeker. De wrakingskamer schorste de zitting voor beraad, maar concludeerde uiteindelijk dat het wrakingsverzoek tegen mr. Roos-van Toor ook buiten behandeling moest worden gesteld. Verzoeker diende vervolgens een verzoek tot wraking van de voorzitter in, met een beroep op artikel 6 EVRM, dat het recht op een eerlijk proces waarborgt. Ook dit verzoek werd door de wrakingskamer afgewezen.
Verzoeker verliet de zittingszaal en verklaarde de rechtbank niet-ontvankelijk te erkennen, omdat hij vond dat zijn rechten niet werden gerespecteerd. De voorzitter van de wrakingskamer maakte bekend dat binnen 14 dagen uitspraak zou worden gedaan over de wrakingsverzoeken. Het proces-verbaal van de zitting werd door de voorzitter en de griffier vastgesteld en ondertekend.