ECLI:NL:RBROT:2019:3192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
7425841 VZ VERZ 18-25606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrog en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Securitas O.V. Services B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen door de werkgever, die meende dat de werknemer had gelogen over zijn arbeidsongeschiktheid. De werkgever had een onderzoeksbureau ingeschakeld dat constateerde dat de werknemer zich normaal gedroeg en in staat was om dagelijkse activiteiten te verrichten. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet alle mogelijke minder verstrekkende arbeidsrechtelijke middelen had benut voordat zij tot ontslag overging. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst onverkort voortduurde, waardoor de werkgever verplicht was het salaris van de werknemer door te betalen. Daarnaast werd de transitievergoeding van € 6.105,24 bruto aan de werknemer toegewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter wees het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De kosten van de procedure werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7425841 VZ VERZ 18-25606
uitspraak: 19 april 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in de hoofdzaak en in het incident ex artikel 223 Rv,
tevens verweerder ingevolge het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. I. Kuiper-Bisscheroux, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Securitas O.V. Services B.V.,
gevestigd te Badhoevedorp,
verweerster in de hoofdzaak en in het incident ex artikel 223 Rv,
tevens verzoekster ingevolge het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B. Noort-Koeten, bedrijfsjurist.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Securitas”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:681 BW, tevens houdende incidentele vordering
  • het verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijk) tegenverzoek, met producties, ontvangen op 26 februari 2019;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoeker] overgelegde (fax)brief van 14 maart 2019, met een productie;
  • de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoeker] overgelegde pleitnotitie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 april 2019. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Securitas waren daarbij aanwezig mevrouw [naam 1] , HR consultant, de heer [naam 2] , Team Leader Operations Public Transport, en de heer [naam 3] , Branche manager, eveneens bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Partijen hebben hun standpunten (nader) doen toelichten door hun respectieve gemachtigden, [verzoeker] aan de hand van een pleitnotitie, die is overgelegd. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter op verzoek van partijen de uitspraak in de zaak aangehouden om partijen in staat te stellen overleg te plegen over een eventuele minnelijke regeling. Daarbij is met de gemachtigden van partijen afgesproken dat zij zich uiterlijk op 4 april 2019 daarover zouden uitlaten. Bij (fax)brief van 3 april 2019 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan de kantonrechter meegedeeld dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 januari 2010 bij Securitas in dienst getreden in de functie van tramconducteur. Het salaris van [verzoeker] bedroeg laatstelijk
€ 1.595,44 bruto per vier weken, exclusief emolumenten. [verzoeker] is steeds werkzaam geweest bij de RET.
2.2
Tijdens een op 8 maart 2018 tussen partijen gehouden gesprek heeft Securitas een laatste officiële waarschuwing aan [verzoeker] gegeven wegens zijn houding en gedrag tijdens zijn werkzaamheden op de tram en omdat hij zich wederom niet had gehouden aan de in dat verband gemaakte afspraken. Securitas heeft dat bij brief van 12 maart 2018 aan [verzoeker] bevestigd en daarin ook meegedeeld dat bij een volgende overtreding ontslag volgt.
2.3
Op 28 april 2018 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.4
Tijdens diverse gesprekken met Securitas en de bedrijfsarts heeft [verzoeker] (vrijwel) niet gecommuniceerd en deelde zijn echtgenote namens hem mee dat hij (vrijwel) nergens toe in staat is en dat [verzoeker] ook geen auto kon rijden.
2.5
Nadat Securitas van een collega van [verzoeker] de melding ontving dat hij [verzoeker] op 2 juni 2018 pratend, lachend en normaal lopend had waargenomen op een markt, heeft
Securitas onderzoeksbureau Pinkerton ingeschakeld. Pinkerton heeft op 24 juli 2018,
2 oktober 2018 en op 26 oktober 2018 zogeheten dynamische observaties uitgevoerd met betrekking tot het handelen van [verzoeker] . Pinkerton heeft daarvan rapportages opgesteld. De rapportage van de bevindingen van de op 26 oktober 2018 gehouden observatie, heeft Securitas op 29 oktober 2018 van Pinkerton ontvangen.
In de rapportages is vermeld dat tijdens de op 24 juli 2018 en op 26 oktober 2018 gehouden observaties is geconstateerd dat [verzoeker] zelf auto rijdt. Tijdens alle observaties is geconstateerd dat [verzoeker] zich op een normale wijze gedraagt, met diverse mensen communiceert en zelfstandig diverse dagelijkse handelingen buiten de deur verricht.
2.6
Op 30 oktober 2018 is [verzoeker] door Securitas op staande voet ontslagen. Dat ontslag is bij brief van diezelfde datum aan [verzoeker] bevestigd. In deze brief is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…) Uit dit onderzoek [door onderzoeksbureau Pinkerton, toevoeging kantonrechter] blijkt namelijk dat jij, [voornaam verzoeker] , in staat bent te praten, auto te rijden en normale activiteiten kunt ontplooien, zelfstandig en zonder hulp van je vrouw. Er bestaat geen grotere discrepantie tussen aan de ene kant het gedrag dat jij laat zien bij de bedrijfsarts en bij Securitas en waarover jij (middels jouw vrouw) vertelt en aan de andere kant het gedrag dat blijkt uit het onderzoek. Hieruit blijkt namelijk dat jij ons niet de waarheid hebt aangegeven over je werkelijke mogelijkheden en je beperkingen hebt voorgedaan die je niet hebt. Kortom je hebt ons bedrogen en wij zijn het vertrouwen in jou hierdoor volledig verloren. Jouw oneerlijk handelen vormt voor ons een reden om het dienstverband niet in stand te kunnen houden. Het vertrouwen in jou is onomkeerbaar beschadigd. Derhalve kunnen we je niet anders aangeven dat je hierbij per direct ontslag op staande voet krijgt, wegens het liegen over je inzetbaarheid tegenover je werkgever en in verband daarmee het niet meewerken aan je re-integratie. (…)”
2.7
De gemachtigde van [verzoeker] heeft bij brief van 13 november 2018 geprotesteerd tegen het gegeven ontslag op staande voet.

3.De verzoeken van [verzoeker] en de grondslagen daarvan

3.1
[verzoeker] heeft, op de voet van artikel 223 Rv verzocht bij beschikking, voor de duur van het geding, Securitas te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen het salaris van € 1.595,00 bruto per vier weken plus de gemiddelde toeslag van € 171,00 per vier weken vanaf
30 oktober 2018, althans daarop een voorschot te betalen, en een deugdelijke specificatie te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Securitas daarmee in gebreke blijft, en Securitas te veroordelen om [verzoeker] , zodra hij weer arbeidsgeschikt is, te werk te stellen in de functie van conducteur dan wel de re-integratie op te starten, onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat Securitas daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van Securitas in de proceskosten.
3.2
In de hoofdzaak heeft [verzoeker] verzocht bij beschikking:
primair: het door Securitas op 30 oktober 2018 gegeven ontslag te vernietigen en Securitas te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen het loon, vakantiegeld en alle overige emolumenten vanaf 30 oktober 2018 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, en een deugdelijke specificatie te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Securitas daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van Securitas in de proceskosten;
subsidiair(voor het geval de primaire vordering tot onder andere vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen):
Securitas te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een transitievergoeding van € 6.105,24 bruto, een billijke vergoeding van € 31.067,00 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst van € 3.813,25 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, en de buitengerechtelijke kosten van € 875,00, en een deugdelijke specificatie te verstrekken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Securitas daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van Securitas in de proceskosten.
3.3
Aan deze verzoeken heeft [verzoeker] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven en ook inhoudelijk gezien is Securitas ten onrechte tot dat ontslag overgegaan. Het ontslag op staande voet kan dan ook geen stand houden en dient daarom te worden vernietigd. [verzoeker] heeft niet gelogen over de aard en ernst van zijn ziekte. Hij is volledig arbeidsongeschikt. [verzoeker] heeft traumaklachten als gevolg van een tweetal incidenten die zich tijdens zijn werkzaamheden hebben voorgedaan. Het had op de weg van Securitas gelegen om een deskundigenoordeel aan te vragen met betrekking tot de (mate van) arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] . Nu de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd op 30 oktober 2018, maakt [verzoeker] primair aanspraak op vernietiging van het ontslag en op (door)betaling van (achterstallig) loon. Ingeval het ontslag op staande voet in stand blijft, maakt [verzoeker] aanspraak op onder meer de transitievergoeding, een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. [verzoeker] heeft een spoedeisend belang bij de door hem gevorderde voorzieningen ex artikel 223 Rv.
4. Het verweer en het (voorwaardelijke) tegenverzoek van Securitas en de reactie daarop van [verzoeker]
4.1
Het verweer van Securitas strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] . Securitas heeft verzocht voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Hiertoe heeft Securitas - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.1.1
Het ontslag op staande voet is wel degelijk onverwijld en op goede gronden gegeven.
[verzoeker] heeft gelogen over de aard en ernst van zijn beperkingen. [verzoeker] heeft bij Securitas en de bedrijfsarts telkenmale aangegeven dat hij niet in staat is om te praten, normaal te functioneren, auto te rijden en dat hij slecht loopt en nauwelijks de deur uit komt. Uit de rapportages van Pinkerton blijkt daar niets van te kloppen en dat hij wel degelijk prima in staat is om voornoemde handelingen zelfstandig te verrichten. Doordat [verzoeker] leugenachtige verklaringen heeft afgelegd, is hij het vertrouwen van Securitas onwaardig geworden.
Gelet hierop is het ontslag op staande voet terecht gegeven, als gevolg waarvan de arbeids-overeenkomst op 30 oktober 2018 met onmiddellijke ingang is geëindigd. Er is dan ook geen sprake van een onregelmatige opzegging en evenmin is Securitas de transitievergoeding en een billijke vergoeding verschuldigd.
4.2
Bij wijze van tegenverzoek, voor zover in rechte komt vast te staan dat het ontslag op staande voet geen stand houdt, heeft Securitas verzocht om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding, een en ander als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e respectievelijk sub g BW. Daarbij heeft Securitas verzocht om, ingeval van ontbinding op de e-grond, geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn en indien de arbeidsovereenkomst op de subsidiaire grondslag wordt ontbonden, rekening te houden met de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de beschikking. Voorts heeft Securitas verzocht om te bepalen dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en daardoor geen recht heeft op een transitievergoeding, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
4.2.1
Hiertoe heeft Securitas - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.2
Securitas stelt zich op het standpunt dat het verwijtbaar handelen van [verzoeker] voldoende grond opleverde om hiervoor een rechtsgeldig ontslag op staande voet te geven, maar voor zover zou komen vast te staan dat dit niet het geval is, rechtvaardigt het handelen van [verzoeker] ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Doordat [verzoeker] sinds zijn ziekmelding op 28 april 2018 heeft gelogen tegen Securitas en de bedrijfsarts over de aard en ernst van zijn arbeidsongeschiktheid, is het verdwenen vertrouwen aan hem te verwijten.
4.2.3
Indien moet worden aangenomen dat van ernstig verwijtbaar handelen geen sprake is, dan betoogt Securitas dat als gevolg van het feit dat [verzoeker] heeft gelogen tegenover Securitas en de bedrijfsarts, de arbeidsverhoudingen in ernstige mate en op een duurzame wijze is verstoord en Securitas het vertrouwen in [verzoeker] volledig heeft verloren. Gelet hierop kan van Securitas redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De arbeidsovereenkomst dient daarom op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW te worden ontbonden, voor zover daarvan nog sprake zou zijn.
4.2.3
Voor toekenning van enige vergoeding aan [verzoeker] bestaat volgens Securitas geen aanleiding.
4.3
Het verweer van [verzoeker] strekt tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. [verzoeker] heeft niet gelogen tegenover Securitas en de bedrijfsarts. Nu [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt is, dient het ontbindingsverzoek reeds daarom te worden afgewezen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker]
5.1
heeft het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet tijdig ingediend, omdat dit is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Securitas is beëindigd (artikel 7:686a lid 4 sub a onder 2 BW). [verzoeker] is dan ook ontvankelijk in zijn hiertoe strekkende verzoek.
5.2
Tussen partijen is primair in geschil of het op 30 oktober 2018 door Securitas aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van die vraag toe te komen, wordt allereerst overwogen dat [verzoeker] ter zitting heeft erkend dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, zodat die kwestie geen verdere beoordeling en beslissing meer behoeft.
5.3
Voorop gesteld moet worden dat tussen partijen niet in geschil is dat [verzoeker] tijdens de gesprekken die na zijn ziekmelding met Securitas en de bedrijfsarts hebben plaatsgevonden niet of nauwelijks heeft gecommuniceerd, dat hij telkens heeft laten blijken nergens toe in staat te zijn, dat hij slecht loopt en geen auto kan rijden. Dat blijkt ook uit de door Securitas in het geding gebrachte verslagen van zowel Securitas zelf als de bedrijfsarts. Uit de bevindingen van Pinkerton blijkt echter dat [verzoeker] wel degelijk in staat is om zich op een normale wijze in het maatschappelijk verkeer te bewegen. Door Pinkerton is onder andere vastgesteld dat [verzoeker] goed loopt, met verschillende personen communiceert, zelf auto rijdt, winkels bezoekt en een dienst in de Moskee heeft bijgewoond. Pinkerton heeft [verzoeker] gedurende in totaal drie dagen gevolgd en iedere keer is vastgesteld dat [verzoeker] tot (veel) meer in staat is dan hij tegenover Securitas en de bedrijfsarts heeft geschetst. Nu [verzoeker] die bevindingen van Pinkerton ter zitting niet heeft betwist, gaat de kantonrechter van de juistheid daarvan uit. Dit betekent dat [verzoeker] niet de waarheid heeft gesproken tegenover Securitas en de bedrijfsarts over de ernst en omvang van zijn medische beperkingen. De kantonrechter kan goed begrijpen dat Securitas zich daardoor bedrogen voelt. In dat verband is van belang dat [verzoeker] geen - laat staan een plausibele - verklaring heeft gegeven voor het verschil in gedrag dat hij heeft laten zien tijdens de gesprekken met Securitas en de bedrijfsarts aan de ene kant en het gedrag aan de andere kant dat Pinkerton heeft waargenomen. De enkele stelling dat [verzoeker] goede en slechte dagen heeft, overtuigt de kantonrechter niet, zeker nu het verschil in gedrag uitzonderlijk groot is. Daarbij is tevens van belang dat [verzoeker] op de zitting een volstrekt apathische indruk heeft gemaakt en zich daar gepresenteerd heeft als iemand die nauwelijks kan praten en alles teveel is. Hij heeft alleen non-verbaal door met zijn hoofd ja te knikken of nee te schudden antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Ook voor de beperkingen die [verzoeker] tijdens de zitting tentoon heeft gespreid is geen adequate verklaring gegeven, in relatie tot zijn gedrag dat is waargenomen door Pinkerton. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor het standpunt van Securitas dat zij zich door [verzoeker] bedrogen voelt, geldt anderzijds dat het op de weg van Securitas had gelegen om naar aanleiding van de bevindingen van Pinkerton een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV met betrekking tot de vraag of en zo ja in hoeverre [verzoeker] arbeidsongeschikt is en of hij voldoende meewerkt aan zijn re-integratie.
Indien het deskundigenoordeel daarvoor aanleiding had gegeven, had Securitas eventueel kunnen overgaan tot een loonstop als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 BW en indien dat geen effect zou hebben, een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter kunnen indienen. Nu Securitas dat echter niet heeft gedaan en zij niet alle mogelijke minder verstrekkende arbeidsrechtelijke middelen heeft benut, heeft zij te snel gegrepen naar het middel van ontslag op staande voet, dat geldt als een ultimum remedium.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het door Securitas aan [verzoeker] gegeven ontslag op onjuiste gronden is gegeven en daarmee niet rechtsgeldig is. De door Securitas gevorderde verklaring voor recht dat dat wel het geval is, wordt daarom afgewezen.
5.4
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het primaire verzoek van [verzoeker] in de hoofdzaak tot vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.5
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst onverkort blijven voortduren. Securitas is daarom gehouden tot betaling van het overeengekomen salaris. Securitas heeft niet weersproken dat [verzoeker] tijdens ziekte recht heeft op doorbetaling van 100% van zijn salaris. Partijen zijn het er tevens over eens dat Securitas het loon van [verzoeker] vanaf 30 oktober 2018 onbetaald heeft gelaten, zodat de hierop gerichte vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald.
De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW te matigen tot nihil, nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen [verzoeker] geen plausibele verklaring heeft gegeven voor het grote verschil in zijn gedrag in de gesprekken met de werkgever en de bedrijfsarts aan de ene kant en aan de andere kant het gedrag dat is waargenomen door Pinkerton. De gevorderde wettelijke rente zal als op de wet gegrond wel worden toegewezen. De kantonrechter maakt gebruik van de bevoegdheid tot matiging en maximering van de in het kader van de afgifte van de loonspecificatie gevorderde dwangsom tot een bedrag van € 50,00 per dag met een maximum van € 1.000,00 in totaal.
5.6
Alvorens te beslissen op het verzoek tot wedertewerkstelling vanaf het moment dat [verzoeker] weer arbeidsgeschikt is, voor zover hij heeft bedoeld die vordering ook in de hoofdzaak in te stellen, zal eerst het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek worden behandeld en beoordeeld.
5.7
Nu de primaire vordering (grotendeels) wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van de subsidiaire vorderingen.
Ten aanzien van het tegenverzoek van Securitas
5.8
Securitas heeft bij wijze van tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW voor het geval die arbeidsovereenkomst (nog steeds) bestaat. Nu die situatie zich hier voordoet, wordt toegekomen aan de beoordeling van dit (ontbindings)verzoek. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
5.9
Ingevolge artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a, BW gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden, indien daar een redelijke grond voor bestaat en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De kantonrechter stelt vast dat in casu weliswaar sprake is van een opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 2 BW, omdat ervan uitgegaan dient te worden dat [verzoeker] nog steeds arbeidsongeschikt is, maar dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW niet aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. Het verzoek houdt immers geen enkel verband met de ziekte van [verzoeker] , maar is gebaseerd op de door hem tegenover Securitas en de bedrijfsarts afgelegde verklaringen omtrent de aard en ernst van zijn medische beperkingen zoals hiervoor bedoeld.
5.1
De wetgever heeft onder meer verwijtbaar handelen van de werknemer en een verstoorde arbeidsverhouding als redelijke gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aangemerkt. Dat is bepaald in artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder e en g, BW. Het verzoek van Securitas strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op die gronden. Van de door Securitas aangevoerde gronden moet tenminste één volledig voldragen zijn.
5.11
Hiervoor is al overwogen dat het in ieder geval op de weg van Securitas had gelegen om naar aanleiding van de bevindingen van Pinkerton een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV ter beantwoording van de vraag of en in hoeverre [verzoeker] arbeidsongeschikt is en of hij voldoende meewerkt aan de op hem rustende re-integratieverplichtingen. Nu Securitas dat niet heeft gedaan staat onvoldoende vast dat aan de zijde van [verzoeker] sprake is van zodanig verwijtbaar handelen dat van Securitas niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het ontbindingsverzoek dat gebaseerd is op de e-grond dient dan ook afgewezen te worden.
5.12
Subsidiair heeft Securitas aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Gelet op de omstandigheid dat [verzoeker] tegenover zowel Securitas als de bedrijfsarts het beeld heeft geschetst dat hij volledig in de (mentale) kreukels ligt en nergens toe in staat is, terwijl uit de bevindingen van Pinkerton is gebleken dat dat (absoluut) niet het geval is en dat [verzoeker] wel degelijk in staat is om op zelfstandige wijze diverse dagelijkse handelingen te verrichten, waaronder zelfs het besturen van een auto, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat Securitas het vertrouwen in [verzoeker] heeft verloren en dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen in de toekomst niet meer tot de mogelijkheden behoort. Daarbij komt nog eens dat [verzoeker] kort voor zijn ziekmelding een laatste officiële waarschuwing heeft gekregen, zodat ervan uitgegaan moet worden dat het vertrouwen van Securitas in [verzoeker] al flink beschadigd was.
De kantonrechter gaan voorbij aan de stelling van [verzoeker] dat hij traumatische ervaringen heeft overgehouden aan een tweetal incidenten die zich in de loop van 2011 en op 5 mei 2017 tijdens zijn werkzaamheden op de tram hebben voorgedaan. Niet aannemelijk is dat het incident uit 2011 “ineens” in april 2018 tot ernstige psychische gevolgen heeft geleid, terwijl gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] daar ooit iets over heeft meegedeeld aan Securitas. Naar aanleiding van het incident uit 2017 hebben partijen op 26 mei 2017 met elkaar gesproken. In het naar aanleiding daarvan door Securitas opgemaakte verslag blijkt dat [verzoeker] weer volledig was bijgekomen van dat incident. [verzoeker] heeft dat ook niet betwist. Niet is gebleken dat hij daar nadien toch nog ernstige psychische problemen van heeft ondervonden. Het door [verzoeker] bij brief van 14 maart 2019 overgelegde verslag van de psycholoog van 20 februari 2019 heeft slechts betrekking op een intakegesprek dat [verzoeker] met die psycholoog heeft gehad. [verzoeker] heeft niet onderbouwd waaruit blijkt dat hij onder (permanente) medische behandeling staat bij een psycholoog of psychiater en dat hij lijdt aan een (ernstige) mentale ziekte.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding, dat van Securitas redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verzoeker] moet verantwoordelijk worden gehouden voor de ontstane situatie. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ligt herplaatsing van [verzoeker] bij Securitas niet in de rede.
5.13
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Securitas tot ontbinding op de subsidiaire grondslag zal toewijzen. De einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op de hierna te melden datum, rekening houdend met de opzegtermijn van twee maanden en de behandelduur van de onderhavige procedure vanaf 21 december 2018. Gelet hierop wordt de door [verzoeker] verzochte wedertewerkstelling afgewezen.
5.14
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien - kort gezegd - de arbeidsovereenkomst ten minste vierentwintig maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Ingevolge het bepaalde onder lid 7 sub c van dit artikel is geen transitievergoeding verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is daarvan geen sprake. [verzoeker] treft weliswaar een verwijt van de thans ontstane situatie, doch rekening houdend met het door het Hof Den Haag ontwikkelde criterium in de beschikking van 14 augustus 2018, (ECLI:NL:GHDHA:2018:1908, JAR 2018, 273) is van ernstige verwijtbaarheid in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen sprake
Dit houdt in dat [verzoeker] recht heeft op een transitievergoeding. Securitas heeft niet betwist dat de transitievergoeding voor [verzoeker] correspondeert met een bedrag van € 6.105,24 bruto, zodat die vergoeding zal worden toegewezen. Het voorgaande leidt er tevens toe dat de door Securitas gevorderde verklaring dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dat hij daardoor geen recht heeft op een transitievergoeding afgewezen dient te worden.
Ten aanzien van het incident ex artikel 223 Rv
5.15
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen.
Ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker] en Securitas voorts
5.16
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, wordt het redelijk geacht dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
wijst het door [verzoeker] verzochte af;
in de verzoeken in de hoofdzaak van [verzoeker] :
vernietigt het op 30 oktober 2018 gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Securitas tot betaling aan [verzoeker] van het geldende loon, vakantiegeld en alle overige emolumenten vanaf 30 oktober 2018 tot 1 juni 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid van iedere salaristermijn tot aan de dag der algehele voldoening, onder verstrekking aan [verzoeker] van een deugdelijke specificatie van iedere salaristermijn binnen één maand na de betekening van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag, zulks tot een maximum van € 1.000,-in totaal;
in het tegenverzoek van Securitas:
wijst af de gevorderde verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven;
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2019;
veroordeelt Securitas tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 6.105,24 bruto aan transitievergoeding;
in alle verzoeken voorts:
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764